Nederlands proza

BOEKEN NR. 5, MEI 2023

Peter Zantingh: Tussentijd

door Jan-Bart Claus

Houdt wel van me, houdt niet van me, houdt wel van me, houdt niet van me, houdt wel van me, houdt niet van me. U herkent het spelletje misschien uit de kindertijd. Toen volstond een madeliefje om de werkelijkheid te beslechten. En als de uitkomst niet beviel, dan plukte je simpelweg een beter bloempje. Peter Zantinghs Tussentijds begint met een twaalfbladig madeliedje. Elk hoofdstuk nadien wordt er een blaadje plukt. Hier wordt iets gekozen.  

We vallen in bij een koppel waar de klad erin zit. Al heeft nieuw leven net zijn intrede gemaakt met het zoontje Mats, toch staan Tess en Robin op een breekpunt. Hij vertelt ons: ‘Hoelang had ik haar al niet meer gezien? Echt gezien? Het voelde alsof ik al minstens een jaar niet had opgekeken van mijn bord als we tegenover elkaar zaten te ontbijten.’ Net zoals in Na Mattias teert Zantinghs vierde roman op herkenbaarheid.
 
Tess, een getalenteerde illustratrice, zit op de trein richting Zuid-Duitsland om haar eerste prentenboek voor te stellen, wanneer Robin in een auteursexemplaar iets dwingends opmerkt. ‘Met een onvaste hand sloeg ik het weer dicht, een kort moment in de waan dat ik het nog kon toedekken, nog kon veinzen dat ik het niet gezien had. Maar ik wist al dat ik naar haar toe moest.’ Met Mats springt Robin op de trein, een rit die het hele verhaal overspant.
 
Onderweg maakt Robin de balans op. Bij hun afscheid in Arnhem beloofde Tess hem dat ook te doen, nadenken over hen. Wie op de trein zit, heeft immers tijd. In terugblikken zien we hoe Robin twijfelt over het vaderschap. Als klimaatactivist en wijkadviseur in een gemeente nabij Utrecht is hij doordrongen van de alarmerende klimaatcijfers. Hoe moreel is het een kind te krijgen op een verbrandende en overstromende planeet? Robin – ‘hoogstens extrapoleer ik de werkelijkheid’ – heeft het zo al lastig met keuzes, terwijl Tess al lang wist ‘welk verhaal ze wás’.
 
Er komen duimschroeven aan te pas wanneer Tess Robin vertelt over mogelijk geërfde complicaties. Hoe langer ze wachten, hoe moeilijker en gevaarlijker een bevalling belooft te worden. Een consult bij een gynaecoloog moet verlossing brengen. Verlossing, zo ziet Robin het ook: ‘Ik vroeg me af wat onvruchtbaarheid zou betekenen. Verlies – dat toch in de eerste plaats. Misschien niet direct van een toekomst, dan toch van een keuze. Maar ook betekende het, als ik dieper afdaalde: bevrijding.’
 
Dergelijke passages laten de fijnzinnigheid zien waarmee Zantingh registreert. Het is verleidelijk Robin als rigide denkende nummertjesputter te lezen, maar dat laat de schrijver niet toe. Wanneer we in het heden terugkeren naar de treinrit, zien we immers de zorgende, geduldige Robin. Er is ingehouden frustratie wanneer Mats in een station hommer heeft, maar de jonge ouder houdt stand. Ook de medereizigers, waaronder niet toevallig een zwangere vrouw, kunnen rekenen op een luisterend oor en een helpende hand.
 
Ondanks de bescheiden omvang van de roman, raakt Zantingh het existentiële door klimaat en oudertwijfel te verbinden. Welke ratio rest er wanneer het individu in het diepste van diens kern wordt aangetast? Al wettigen ze elk een afzonderlijke roman, beide thema’s wisselen elkaar versterkend af als in een feilloze estafette. Het stokje valt wel even wanneer blijkt dat Robins vader, een oud-klimaatactivist, aan dementie lijdt. Zantingh smijt er nog een thema op. Het voert tot verscheurende scénes zoals het kraambezoek van de vader – ‘Maar ik zou dit graag onthouden’ –, en het brengt Robin tot reflecties over de feilbaarheid van het oudergeheugen – ‘ik wil terug, naar hem, naar dat moment. Weg, hij is al weg. Uit de dagen geschud. Er hangt al een nieuwere versie tegen me aan’ –, maar de thematische densiteit leidt hier tot oppervlakkigheid. De ziekte van de vader wordt eigenlijk vergeten.
 
Aangekomen in Duitsland, in het voorlaatste hoofdstuk met nog een blaadje aan het madeliefje, krijgt de lezer een stomp in de maag. Een wrange twist zet alles op losse schroeven. Pas nu blijkt hoe de roman ons valselijk heeft voorbereid. Zoals je je denkt klaar gemaakt te hebben voor het ouderschap, zo blijkt pas achteraf hoe weinig je daar werkelijk in bent geslaagd. Evengoed bedriegt het madeliefje. Wie het spel speelt, legt de werkelijkheid niet in een beslissende plooi, maar kiest er net voor dat uit te stellen.
 
Zo wordt Zantinghs roman uiteengereten door gemaakte en niet gemaakte keuzes. De lezer raakt verstrikt in werkelijkheden die als sporen verschillende richtingen opgaan. De harmonie daartussen is illusoir, zoals je de idee van stilstand krijgt bij twee treinen die elkaar kruisen aan dezelfde snelheid. Dat zelfbegoochelende moment is de tussentijd: ‘Zeven minuten zijn we onderweg geweest, maar het lijkt in de tussentijd donker te zijn geworden.’
 
Zantinghs Tussentijds biedt een wrang realisme waar terzelfdertijd weinig werkelijkheid te vinden is. Het gemak waarmee het boek leest is ogenschijnlijk. Lees maar, wenkt het. Pas nadien weet je dat je ergens verloren bent gelopen. En dan lees je het boek nog eens in de hoop het labyrint te karteren, maar wandel je je toch opnieuw vast. Tussentijds zal het de Libris-jury niet makkelijk maken. Dan maar een madeliefje gebruiken?
 
Peter Zantingh: Tussentijd, Das Mag, Amsterdam 2023, 175 p. ISBN 9789493248458. Distributie De Wolken

deze pagina printen of opslaan



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri