Letterkunde

BOEKEN NR. 6, JUNI 2023

Frits van Oostrom: De Reynaert. Leven met een middeleeuws meesterwerk

door Lisanne Vroomen

‘Vlaanderens mooiste’ leeft!  

Op 12 mei nam hoogleraar Frits van Oostrom afscheid van de universiteit van Utrecht. Als bekroning op zijn wetenschappelijke carrière publiceerde hij gelijktijdig het boek De Reynaert. Leven met een middeleeuws meesterwerk, een boek over het middeleeuwse verhaal Van den vos Reynaerde, over de receptie van dit werk binnen en buiten de wetenschap én over zijn persoonlijke band ermee. Het mooi vormgegeven en rijk van afbeeldingen voorziene boek biedt een degelijke status quo voor nieuwkomers in het vakgebied, terwijl experts vooral veel plezier kunnen beleven aan de interessante terzijdes en de persoonlijke geschiedenis die Van Oostrom door zijn tekst verweeft. Daarnaast biedt het boek ook een nieuwe editie van de tekst van de hand van Frits van Oostrom en Ingrid Biesheuvel.
 
In het eerste deel van het boek – ‘Oud Goud’ – beschrijft Van Oostrom onder andere hoe hij zelf de tekst ontdekt heeft als tienjarige in de vorm van de bewerking van P. de Zeeuw J. Gzn. Meer verdieping kreeg zijn kennis van Reynaert in de vierde jaar van de middelbare school. Nederlands docent dhr. De Zoeten trakteerde zijn leerlingen op een meesterlijke voordracht van de middeleeuwse tekst. Maar zijn onderwijs ging verder dan dat: hij liet zijn leerlingen ook kennis maken met de wetenschappelijke analyse van de tekst van onderzoeker Gerard Arendt. De jonge Frits vond dat zo schitterend dat hij zelfs het proefschrift van Arendt ging lezen. Met de beschrijving van dit onderwijs toont van Oostrom in zijn boek een beeld van een vervlogen wereld met belezen docenten en zonder digitale middelen, die soms een zegen zijn en soms een vloek.
 
Die vervlogen wereld blijkt ook het vervolg van het hoofdstuk waarin in vogelvlucht het Reynaert-onderzoek geschetst wordt aan de hand van grote namen als Gerard Arendt, Wim Gerritsen en Wytze Gerbens Hellinga. Ook hier is de persoonlijke inslag nooit ver weg en krijgen we inzicht in de universitaire scholing van Frits van Oostrom en zijn band met zijn leermeesters. Dat maakt deze tocht langs Reynaert-onderzoekers door de jaren heen niet alleen een prettige kennismaking met het voorgaande onderzoek, maar ook een uniek inkijkje in de academische wereld van weleer.
 
Maar terug naar ‘Vlaanderens mooiste’, zoals Van Oostrom de Reynaert noemt. De ‘Vlaamse huisvriend’ Reynaert komt niet alleen uit deze streken, maar is er ook innig mee verbonden. Dat heeft alles te maken met de herontdekking van de Reynaert-tekst uit het Comburgse handschrift door Friedrich David Gräter in het begin van de negentiende eeuw. Hij inventariseerde de middeleeuwse handschriften van de kloosterburcht Comburg en legde een link met het toen recent verschenen Reineke Fuchs van Goethe. Via Jacob Grimm werd de tekst onder de aandacht gebracht bij Jan Frans Willems, niet alleen de vader van de Vlaamse Beweging, maar ook van de moderne Reynaert-bewerking.
 
Het veelvoud van deze bewerkingen – en de band tussen deze bewerkingen en het onderwijs – wordt door Van Oostrom kort geïntroduceerd, geflankeerd door afbeeldingen van de covers van Reynaert-bewerkingen door de tijd heen. Denk aan de schooluitgaven van Hubert Slings, Julius de Geyter of Jan Ligthart, maar ook aan meer lichtvoetigere bewerkingen zoals de kinderbewerking van Paul Biegel, de rap van Charlie May of de recente Reinaert van Koos Meinderts. Dit maakt duidelijk dat Reynaert wellicht zijn wortels in het verleden heeft, maar ook nog altijd een tekst is die nu leeft.
 
In het tweede deel getiteld ‘De tekst’ gaat Van Oostrom terug naar de basis: de middeleeuwse Reynaert-teksten. De tussenkopjes van dit hoofdstuk volgen duidelijk de structuur van de tekst. Per onderdeel geeft Van Oostrom een uitgebreide samenvatting, een vergelijking tussen de handschriften en legt hij verbanden met andere relevante contemporaine bronnen. Dit wordt aangevuld met de duiding die er in de secundaire literatuur aan verschillende scènes is gegeven. Hij biedt hiermee geen nieuwe inzichten, maar wel een helder en goed overzicht van de stand van zaken. Wie zich verder wil verdiepen in Reynaert of oude kennis op wil halen, kan hier alles vinden wat hij zoekt.
 
In het derde deel – ‘Horizon’ - bespreekt Van Oostrom Willem, de onbekende dichter van Van den Vos Reynaerde, de romanstructuur en Reynaert zelf. Het is te prijzen dat Van Oostrom hier een podium biedt aan alle opvattingen die in de loop van de tijd de revue zijn gepasseerd. Zo gaat hij uitgebreid in op de hypothese dat Willem van Boudelo de mogelijke schrijver is. Ook andere nog onbewezen hypothese komen aan bod. Daarmee geeft Van Oostrom een duidelijk en eerlijk beeld van het speelveld. Ook is het te prijzen dat hij niet bang is om op eerdere eigen standpunten terug te komen. Zo komt hij terug op zijn eerdere stelling in Reynaert primair (1983) over het publiek van de Reynaert. Hoewel hij in 1983 stellig beweerde dat het gaat om een publiek van aristocraten, wijst hij nu juist op de stadsburgerlijke betrokkenheid bij de middeleeuwse letterkunde.
 
Interessant is dat Van Oostrom echter niet terugkomt op zijn visie op Reynaert. In 1983 betoogde hij dat de vos in een middeleeuwse context verre van een positief personage is. Niet alleen is hij in een overwegend agrarische samenleving een geduchte kippendief, ook is hij volgens secundaire literatuur een zinnebeeld van de duivel. Nadien is echter ook geopperd dat Reynaert eerder een trickster is, die zich buiten de categorieën van goed en kwaad bevindt. Van Oostrom doet op dit gebied geen water bij de wijn en noemt Reynaert in zijn nieuwste publicatie onverbloemd een ‘oplichter, narcist en zelfs psychopaat’. Van Oostrom concludeert over het karakter van het hoofdpersonage:
 
‘[Reynaert is] de traditionele tricksters ver voorbij: die opereren gemeenlijk met een minimum aan bloedvergieten, aangezien ze dat niet nodig hebben voor hun virtuoze overwinning. Maar voor Reynaert is de pijn van anderen juist integrerend deel van zijn succes. Antiheld is als betiteling voor hem beslist te zwak. Geen middeleeuwse roman kent een kwaadaardiger hoofdfiguur dan Van den vos Reynaerde.’
 
Zijn visie op de vos blijft dus inktzwart. Opvallend is overigens dat Van Oostrom in de verantwoording van zijn boek ‘Reynaert’ als een crimineel afkort tot ‘R.’
 
Deze magnifieke introductie van de Reynaert sluit af met een nieuwe editie van de middeleeuwse tekst van Frits van Oostrom en Ingrid Biesheuvel. Het doel van deze editie is om de beste mogelijke tekst te leveren op basis van de beschikbare bronnen. Daarmee zetten de editeurs zich af tegen edities zoals die van Bouwman & Besamusca (Bert Bakker 2002). Deze editie – die een middeleeuwse bron als basis hanteert - wordt bestempeld als ‘Comburg met make-up’ en zelfs als ‘laf’. Biesheuvel en Van Oostrom kiezen er juist voor om tekstgetuigen uit verschillende bronnen te combineren. Ze hebben hiermee niet het doel om de originele tekst van Willem te reconstrueren, maar wel de gemeenschappelijke voorouder van de overgeleverde teksten zo veel mogelijk te benaderen.
 
Het resultaat is een prettige editie met een logische tekst. Er is voldoende duiding van begrippen en soms vertaling van hele zinnen, waardoor de middeleeuwse tekst erg toegankelijk wordt. Dit is overigens een typisch handelskenmerk van Ingrid Biesheuvel, die eerder mooie vertalingen van middeleeuwse teksten publiceerde, zoals de Roman van Limborch. Wie het Middelnederlands toch nog lastig vindt, kan ook de audio-opname van Van den vos Reynaerde van Frank Willaert gelijktijdig meeluisteren. Deze is gemaakt op basis van deze editie en is samen met ander extra materiaal omtrent het boek te vinden op de website dereynaert.nl.
 
Maar: deze editie levert wel een tekst die nooit eerder bestaan heeft. Reynaert kent in bewerkingen vele gezichten, maar in de edities zou er minder variatie moeten zijn. De ‘laffe’ editie van Bouwman & Besamusca geeft (grotendeels) wel een tekst weer die ooit door middeleeuwers werd gelezen. De editie van Van Oostrom en Biesheuvel geeft een prettige tekst voor de lezer van nu waarin mogelijke interpretatieproblemen opgelost worden. Een klein en simpel voorbeeld: in de proloog hebben eerdere edities de zin: ‘God moete ons ziere hulpen jonnen’, naar het Comburgse handschrift (A). Van Oostrom en Biesheuvel volgen hier echter het Dyckse handschrift (F): ‘God moete hem ziere hulpen jonnen’. Dit is logischer: het is immers Willem die Gods hulp nodig heeft bij het schrijven van zijn tekst. Zo zijn er voortdurend kleine aanpassingen op basis van andere bronnen die het leesgenot zeker ten goede komen.
 
Maar welke middeleeuwer heeft de tekst zo gezien? Elke reconstructie is en blijft immers een fictie. Elke samenstelling van oude tekstgetuigen creëert slechts een extra tekstgetuige die nooit samen kan vallen met de gemeenschappelijke voorouder van de overgeleverde teksten. Nu dekken de editeurs zich goed in en beweren ze enkel richting deze gemeenschappelijke voorouder te gaan zonder deze echt te kunnen reconstrueren. Maar is dit niet theoretisch gescherm om toch te kunnen doen wat binnen de New Philology juist sterk bekritiseerd is: namelijk via kritische reconstructies zelf ‘nieuwe’ tekstgetuigen maken in plaats van bestaande tekstgetuigen diplomatisch te editeren? Het dient de editeurs wel nagegeven te worden dat er een goede verantwoording is waarin aangegeven wordt welke bron gevolgd wordt en waarom. Het hele werkproces is daardoor als het ware open source en kan gereconstrueerd worden.
 
Dit is een prachtig boek dat bij het publiek van nu binnen en buiten het vakgebied het vuur voor Reynaert de vos brandend kan houden. Het is een verdienste dat Frits van Oostrom een klein vakgebied op deze manier in de kijker kan zetten en een groter publiek kennis kan laten maken met Reynaert. De prettige editie en duidelijke uitleg over tekst en onderzoek is voor wie nog niet of minder bekend is met de stof een goede en gedegen introductie die ook nog eens smakelijk gebracht wordt. Voor wie meer in de materie zit is de persoonlijke slag van dit boek een aanwinst. Het is een verrijking om te zien hoe bij Frits van Oostrom het vuur voor Reynaert is gaan branden. Maar tussen de regels door is het ook een ode aan de leermeester en een spiegel van hoe het vak Nederlands zou moeten zijn, namelijk zoals bij dhr. Van Zoeten: met bezielde en bevlogen docenten die zelf de methode zijn.
 
Frits van Oostrom: De Reynaert. Leven met een middeleeuws meesterwerk, Prometheus, Amsterdam 2023, 591 p. ISBN 9789044642674. Distributie L&M Books

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri