Vertaald proza

BOEKEN NR. 1, JANUARI 2024

Lauren Groff: De weidse wildernis

door Jen de Groeve

Het meisje pikte een paar stevige schoenen in van een jongen die aan de pokken was bezweken, van haar mevrouw stal ze een dikke mantel en handschoenen. Ze liet alles achter wat ze kende en vluchtte het fort uit door een kier in de palissade, ogenschijnlijk te nauw om een mens door te laten, maar het meisje was van nature klein en knokig, en de honger had haar helemaal uitgemergeld. Net buiten het kamp liep ze voorbij het lichaam van een soldaat die ook de gruwelen van het fort had trachten te ontvluchten. Hij was de keel overgesneden door een oorspronkelijke bewoner van het bos. Het meisje voelde een enorme dreiging. De mannen van het fort zouden haar wellicht achterna komen en in het verborgene van de wildernis wachtten andere, onbekende gevaren.  

‘Het meisje rende voort door de nacht; de kou, het donker, de wildernis, haar angst en de immensiteit van haar verlies, al die dingen samen sleten het ik dat ze ooit had gekend af tot niets.’
 
De plek die het meisje ontvlucht, is James Fort, het latere Jamestown, de eerste permanente Britse nederzetting in Virginia, aan de oostkust van Amerika. Het wordt belegerd door de inheemse bewoners en van de eerste kolonisten, die begin 17de eeuw in James Fort arriveerden, stierven in de winter van 1609 zo’n tachtig percent de hongerdood. Het is aan dat drama dat het meisje tracht te ontkomen en daarvoor wisselt ze het gapende gebrek van de hongertijd voor de onbekende verschrikking van de wildernis. Haar plan is om de Franse kolonies in Canada te bereiken. Ze heeft geen idee van de omvang van die reis, ze weet alleen dat ze, als ze in het fort blijft, ten dode is opgeschreven. In de wildernis heeft ze misschien een kans op een leven.
 
Misschien, want ze is aan een helse tocht begonnen, zonder uitrusting in de winterkou. Ze bouwt geïmproviseerde schuilplaatsen, eet wat ze op haar weg vindt – in het beste geval kan ze een vis of eekhoorn vangen, of vindt ze wat verdroogde bessen, als het moet eet ze larven of kauwt op boomschors – en is bij elke stap die ze zet, op haar hoede voor mogelijke dreiging van achtervolgers, of van het lokale Powhatan-volk. Haar angst voor mensen is groter dan haar angst voor de wildernis. Ongedierte nestelt zich in haar haar en in alle plooien van haar lichaam. Ze wordt ziek, biedt zichzelf, totaal uitgeput en stervensbereid, als maaltijd aan een berin met jongen aan. Ze wacht gelaten tot het dier haar zal doden, maar ‘het ogenblik rekte tot het brak.’
 
Het waarom van haar tocht kom je maar mondjesmaat te weten. Gaandeweg haar overlevingstocht komen bij het meisje herinneringen boven, waardoor je inkijk krijgt in haar levensverhaal. Ze is een vondeling, uit het weeshuis gehaald om als huishoudhulp te gaan dienen bij een gegoede familie. Haar geschiedenis verklaart waarom ze geen echte naam krijgt in het verhaal. De nonnen in het weeshuis noemden haar ‘Lamentationes’, haar mevrouw noemde haar ‘Zed’, naar haar overleden huisdier, een aapje. Mevrouw was op zoek geweest naar een ‘vervangend huisdier’ en dat werd zij dus. Ze mocht aan het voeteinde van haar bed slapen, want mevrouw had last van koude voeten en ‘voor zo’n schriel nietig ding als Zed was een voetenwarmer zijn een even goede bestemming als iedere andere.’ Namen geven is macht uitoefenen. Namen geven is ook wat het meisje in de wildernis tracht te doen. De dingen benoemen creëert een context en geeft haar kracht om verder te gaan, maar er zijn grenzen aan:
 
‘Ze wilde zichzelf een nieuwe naam geven, een die voortkwam uit haar worsteling met dit nieuwe land. Het voelde verkeerd om naamloos door deze wildernis te trekken, het voelde alsof ze huidloos door de wereld ging. Maar geen naam die bij haar opkwam, leek passend. […] Naamloos en ongebonden trok ze verder door de wildernis.’
 
Lauren Groff verhaalt gedetailleerd en in een bezwerend ritme de steeds herhaalde overlevingspogingen van het meisje op deze hallucinante, koortsachtige tocht. Op geen enkel ogenblik heeft ze uitzicht op redding. De gevaren van de wildernis betekenen niets in vergelijking met haar vrees voor mensen. In de eerste plaats voor de mannen uit het fort – het duurt tot het einde van de roman voor je een volledig beeld van de ontmenselijking daar krijgt --, maar ook voor de leden van het Powhatan-volk, van wie ze af en toe een glimp opvangt. Ze realiseert zich gaandeweg dat zij geen bedreiging voor haar vormen, dat ze haar hier dulden, ook al heeft ze geen hulp van hen te verwachten. Ze is een vreemdeling in hun land, heeft zich ‘aan dit oord opgedrongen en hun aanvaarding van het feit dat zij hier was was genadegift genoeg.’
 
De kolonisten waren gekomen om een beschaving te stichten in de wildernis, maar het heeft alleen geweld voortgebracht en het verlies van menselijkheid. Het meisje ervaart dat de tegenstelling tussen wild en beschaving in het voordeel van het laatste niet opgaat. Ze wordt naarmate ze verder dwaalt meer en meer opgeslorpt door de wildernis, tot het onafwendbare einde, wanneer ze een wordt met de aarde, de lucht en de wind.
 
De weidse wildernis verhaalt van een grimmig, meedogenloos leven in een plastische, gedragen taal:
 
‘Ze lachte om zichzelf, maar niet hardop, alleen met haar adem, zodat de pijnschichten niet over haar schedelrand morsten.’
 
Het is een krachtig en beklijvend boek, het lezen een zintuiglijke ervaring die je de ontbering, de onvoorstelbare pijn en angst laten voelen, zien en ruiken. Ondanks het repetitieve karakter en het uitblijven van hoop op redding, jaagt het verhaal je voort in het lezen, met af en toe toch een enkel ogenblik van mentale rust -- voor het meisje en voor de lezer – waarin de overweldigende pracht van de wildernis de onafwendbare ondergang even van de voorgrond af haalt.
 
Lauren Groff: De weidse wildernis, De Bezige Bij, Amsterdam 2023, 268 p. ISBN 9789403128375. Vertaling van The vaster wilds door Lucie Schaap. Distributie Standaard Uitgeverij


deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri