We moeten ‘misschien’ blijven
denken is duidelijk opgevat als het sluitstuk van een oeuvre, een bewust
testament. Esther Jansma kondigt immers zelf expliciet aan in haar nawoord dat
deze bundel wellicht haar laatste zal zijn, omwille van ziekte. De titel is dan
ook een soort van programma, de verklaring dat blijven denken en twijfelen onze
enige kans op overleven is. Het is ook het programma dat haar dichtbundels en
haar essays al die jaren heeft gedragen. Dat ‘misschien’ is een erkenning van
onze broosheid maar tegelijk ook een teken van onze unieke menselijkheid, een
aarzeling over het verleden maar een opening naar de toekomst toe.
Dat Jansma terugkijkt
op haar leven en haar literaire werk is in deze bundel overduidelijk. Zo treden
opnieuw Oud en Romanticus op die, samen met het hoofd (zonder hoofdletter),
afsplitsingen vormen van de complexe persoon die de dichter is: zij kwamen voor
het eerst aan het woord in de bundel Picknick
op de wenteltrap (1997) en enkele van die teksten vormen de opening van de
nieuwe bundel. Vandaag bezinnen zij zich op het ouder worden en de lichamelijke
aftakeling, theatraal maar hoogst herkenbaar. Die stemmen flankeren als het
ware het dichterlijke ik, dat zich terughoudender opstelt voor al te groteske
vertekening. Daar wordt de ziekte weliswaar ook benoemd en de symptomen ervan
worden beschreven als ingrijpend op de lichamelijke en mentale wereld van het
dichterlijke ik, maar de klemtoon ligt hier toch vooral op veralgemening. De
dichteres legt getuigenis af van haar bestaan maar doet dat nadrukkelijk in een
breder kader.
Veel
gedichten hebben het over de oorsprong en het einde. Aan de oorsprong staan
jeugdherinneringen en mensen die zijn voorafgegaan, maar de onderzoekster reikt
veel verder. Ze heeft het over de onoplosbare kwestie van de kip en het ei of
de big bang, maar dat zijn beelden om
te tonen hoe wij hooguit een kleine schakel vormen in een continue evolutie die
zelfs de eeuwen en de menselijke geschiedenis overstijgt. Bij momenten grijpt
Jansma hier terug naar de toon en de archetypische symboliek van de mythe of
het sprookje. Ook wordt de natuur meermaals als een model voor de mens
voorgesteld: bomen kunnen hun bladeren probleemloos loslaten, en hun vertraagde
dynamiek staat tegenover het hectische en grillige bewustzijn van de mens.
Loslaten lijkt
wel het ultieme credo van deze bundel. De mens moet leren loslaten.
Herinneringen kunnen wij niet blijvend bijhouden, ons eigen leven is beperkt in
duur en intensiteit, de liefde confronteert ons ook met onze beperkingen.
Hetzelfde geldt op grote schaal, met de maatschappelijke ontwikkelingen, de
energie van de aarde, de ambitie van kunst om iets blijvends voor te brengen.
Dat loslaten is echter lang niet enkel negatief te interpreteren. Integendeel,
het creëert de mogelijkheid om verder te denken en ons individuele perspectief
te overstijgen. Het ontslaat de mens in geen geval van activisme en engagement,
zowel op het persoonlijke als op het sociale en maatschappelijke vlak. Wij zijn
omringd door stemmen die blijven resoneren, en Esther Jansma voegt daaraan met
deze bundel een zoveelste waardevol accent toe.
Esther Jansma: We moeten
‘misschien’ blijven denken, Prometheus, Amsterdam 2024, 65 p. ISBN 9789044658330.
Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan