In Wij
van de Ripetta laat Thomas Lieske Caravaggio zien als de man van vlees en
bloed die hij was. De woesteling en notoir vechter, maar ook de geniale
schilder met een visie die niet strookte met de tijdgeest. In het eerste
hoofdstuk gaat hij de landschappen van de Maremma en de kuststreek voorbij de
Maremma in zich opnemen, om ze later te gebruiken.
‘Caravaggio wist dat schilderen
goed kijken was. Dus geen verzonnen landschappen en fantasiehuizen, maar elk
Bijbelverhaal vertalen naar hier en nu, naar wat je om je heen ziet. Hij was in
dodelijk gevecht met de aanhangers van de suikerstijl. Die beweerden dat ze het
hemelse hiernamaals konden schilderen. Alsof zij wisten hoe dat eruitzag.’
Ook Lieske was
er niet bij in het Rome van rond 1600, maar hij haalt Caravaggio wel heel
dichtbij door goed te kijken naar zijn schilderijen, door veelzeggende details
in te lassen die allicht het resultaat zijn van heel wat opzoekwerk, en door
Caravaggio’s omgeving te bevolken met mensen die onderhevig zijn aan dezelfde
groepsdynamiek die vandaag nog geldt. Het amalgaam van ikken dat in bepaalde
omstandigheden samensmelt tot één wij:
‘…de bewoners van de vermolmde
en ingestorte tribune, de doodstille beschouwers van de lijnen van het lot.’
De drinkebroers
die elkaar treffen in het wijnlokaal aan de Ripetta, een achterafstraat in
Rome, zijn getuige van een mysterie, want Caravaggio is vaak spoorloos en op de
vlucht voor het gerecht en er wordt veel over hem geroddeld. Zoals dat hij een
seksuele relatie zou hebben met zijn hulpje en kleurenmenger Cecco. Maar hij is
hun held die kardinalen frequenteert en hun mooiste hoertje vraagt om voor hem
te poseren. Zij vertellen samen het verhaal, als een koor in een Griekse
tragedie.
En
dan verschijnt er een vreemdeling op het toneel: William Shakespeare. De naam
wordt herhaaldelijk verhaspeld in een Rome waar vreemdelingen niet gewenst
zijn. Lieske maakt gebruik van de zogenaamde ‘lost years’ van Shakespeare
waarin er geen officiële sporen van hem terug te vinden zijn en er volop
gespeculeerd wordt over wat hij toen deed. Was hij leraar, soldaat, pelgrim?
Omdat zoveel van zijn toneelstukken zich afspelen in Italië, zou het wel eens
kunnen dat hij er ooit zelf is geweest. Ook daarover bestaat veel controverse,
maar Lieske heeft de vrijheid genomen om dat gat zelf in te vullen. Dus komt
Shakespeare – Will – in dit verhaal terecht in het gezelschap van de Ripetta en
het mooie hoertje valt als een blok voor hem.
Lieske beschrijft het in een
bevlogen proza met een mooie cadans en vaak ongewone adjectieven en
zinswendingen die aansluiten bij zowel spreektaal als monologue intérieur waarbij
de grammatica van ondergeschikt belang is. Over het gebrekkige Italiaans van
Will schrijft hij ergens:
‘We hadden ook gemerkt dat als iemand vroeg naar zijn
familie, zijn vrouw, zijn kinderen, dat dan zijn Italiaans alle kanten op
zwalkte en uitgangen en lidwoorden verloor en bijna onbegrijpelijk werd
uitgesproken. Als hij sprak over zijn reizen en zijn toneel, dan ging zijn
Italiaans vloeien en sprak hij makkelijk en enthousiast, soms zelfs met
overdreven nadruk.’
Dat onbeholpen Italiaans levert een paar mooie vergissingen en soms
grappige versprekingen op. Zoals: ‘En, very important, ga niet uit de clown
hangen.’ Of ‘Hij verzint wraak.’ Will heeft het ook over ‘de bedkamer’ van de
koningin. Op andere plaatsen is Shakespeares zinsbouw dan weer veel te
ingewikkeld voor iemand die een vreemde taal spreekt, en dat tast het geloof in
het personage aan. Will noemt de schilderijen van Caravaggio revolutionair en
bezweert hem om ermee door te gaan. Hij geeft ook omstandig uitleg over de
verschillen in het Engelse en Italiaanse theater, over de heel andere
maatschappelijke positie van de extremisten in het protestantse Engeland en het
katholieke Italië. Zulke, nogal opzichtige uiteenzettingen zijn razend
interessant, maar ze ondergraven de spanningsboog, ook al werkt Lieske mooi
naar het laatste schilderij toe, dat de dood van Maria voorstelt. Bepaalde
historische details (zoals de nachtwaker die op de drempel klopt als het
sluitingstijd is – of het pauselijk keurmerk in Romeinse jassen) zitten dan wel
weer zo onopvallend in de tekst verwerkt dat je ineens een verrassend inkijkje
krijgt in het dagelijkse leven van 400 jaar geleden.
Lieske laat ons in Wij van de
Ripetta de inspiratiemomenten van twee grootmeesters en de kruisbestuiving
tussen kunstenaars zien. Het is een bijzonder boeiend en aangenaam lezend boek geworden
dat zich afspeelt op het snijpunt van twee tijdperken, maar, eerder dan dat je
weer Shakespeare gaat lezen, nodigt het vooral uit om opnieuw naar de
schilderijen van Caravaggio te gaan kijken. Je kunt de personages bijna horen
ademen.
Tomas Lieske: Wij van de Ripetta, Querido, Amsterdam 2024, 231p, ISBN 9789025317799.
Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan