Nederlands proza

BOEKEN NR. 10, DECEMBER 2024

Thomas Lieske: Wij van de Ripetta

door Bea De Koster

In Wij van de Ripetta laat Thomas Lieske Caravaggio zien als de man van vlees en bloed die hij was. De woesteling en notoir vechter, maar ook de geniale schilder met een visie die niet strookte met de tijdgeest. In het eerste hoofdstuk gaat hij de landschappen van de Maremma en de kuststreek voorbij de Maremma in zich opnemen, om ze later te gebruiken.  

‘Caravaggio wist dat schilderen goed kijken was. Dus geen verzonnen landschappen en fantasiehuizen, maar elk Bijbelverhaal vertalen naar hier en nu, naar wat je om je heen ziet. Hij was in dodelijk gevecht met de aanhangers van de suikerstijl. Die beweerden dat ze het hemelse hiernamaals konden schilderen. Alsof zij wisten hoe dat eruitzag.’
 
Ook Lieske was er niet bij in het Rome van rond 1600, maar hij haalt Caravaggio wel heel dichtbij door goed te kijken naar zijn schilderijen, door veelzeggende details in te lassen die allicht het resultaat zijn van heel wat opzoekwerk, en door Caravaggio’s omgeving te bevolken met mensen die onderhevig zijn aan dezelfde groepsdynamiek die vandaag nog geldt. Het amalgaam van ikken dat in bepaalde omstandigheden samensmelt tot één wij:
 
‘…de bewoners van de vermolmde en ingestorte tribune, de doodstille beschouwers van de lijnen van het lot.’
 
De drinkebroers die elkaar treffen in het wijnlokaal aan de Ripetta, een achterafstraat in Rome, zijn getuige van een mysterie, want Caravaggio is vaak spoorloos en op de vlucht voor het gerecht en er wordt veel over hem geroddeld. Zoals dat hij een seksuele relatie zou hebben met zijn hulpje en kleurenmenger Cecco. Maar hij is hun held die kardinalen frequenteert en hun mooiste hoertje vraagt om voor hem te poseren. Zij vertellen samen het verhaal, als een koor in een Griekse tragedie.
 
En dan verschijnt er een vreemdeling op het toneel: William Shakespeare. De naam wordt herhaaldelijk verhaspeld in een Rome waar vreemdelingen niet gewenst zijn. Lieske maakt gebruik van de zogenaamde ‘lost years’ van Shakespeare waarin er geen officiële sporen van hem terug te vinden zijn en er volop gespeculeerd wordt over wat hij toen deed. Was hij leraar, soldaat, pelgrim? Omdat zoveel van zijn toneelstukken zich afspelen in Italië, zou het wel eens kunnen dat hij er ooit zelf is geweest. Ook daarover bestaat veel controverse, maar Lieske heeft de vrijheid genomen om dat gat zelf in te vullen. Dus komt Shakespeare – Will – in dit verhaal terecht in het gezelschap van de Ripetta en het mooie hoertje valt als een blok voor hem.
 
Lieske beschrijft het in een bevlogen proza met een mooie cadans en vaak ongewone adjectieven en zinswendingen die aansluiten bij zowel spreektaal als monologue intérieur waarbij de grammatica van ondergeschikt belang is. Over het gebrekkige Italiaans van Will schrijft hij ergens:
 
‘We hadden ook gemerkt dat als iemand vroeg naar zijn familie, zijn vrouw, zijn kinderen, dat dan zijn Italiaans alle kanten op zwalkte en uitgangen en lidwoorden verloor en bijna onbegrijpelijk werd uitgesproken. Als hij sprak over zijn reizen en zijn toneel, dan ging zijn Italiaans vloeien en sprak hij makkelijk en enthousiast, soms zelfs met overdreven nadruk.’
 
Dat onbeholpen Italiaans levert een paar mooie vergissingen en soms grappige versprekingen op. Zoals: ‘En, very important, ga niet uit de clown hangen.’ Of ‘Hij verzint wraak.’ Will heeft het ook over ‘de bedkamer’ van de koningin. Op andere plaatsen is Shakespeares zinsbouw dan weer veel te ingewikkeld voor iemand die een vreemde taal spreekt, en dat tast het geloof in het personage aan. Will noemt de schilderijen van Caravaggio revolutionair en bezweert hem om ermee door te gaan. Hij geeft ook omstandig uitleg over de verschillen in het Engelse en Italiaanse theater, over de heel andere maatschappelijke positie van de extremisten in het protestantse Engeland en het katholieke Italië. Zulke, nogal opzichtige uiteenzettingen zijn razend interessant, maar ze ondergraven de spanningsboog, ook al werkt Lieske mooi naar het laatste schilderij toe, dat de dood van Maria voorstelt. Bepaalde historische details (zoals de nachtwaker die op de drempel klopt als het sluitingstijd is – of het pauselijk keurmerk in Romeinse jassen) zitten dan wel weer zo onopvallend in de tekst verwerkt dat je ineens een verrassend inkijkje krijgt in het dagelijkse leven van 400 jaar geleden.
 
Lieske laat ons in Wij van de Ripetta de inspiratiemomenten van twee grootmeesters en de kruisbestuiving tussen kunstenaars zien. Het is een bijzonder boeiend en aangenaam lezend boek geworden dat zich afspeelt op het snijpunt van twee tijdperken, maar, eerder dan dat je weer Shakespeare gaat lezen, nodigt het vooral uit om opnieuw naar de schilderijen van Caravaggio te gaan kijken. Je kunt de personages bijna horen ademen.
 
Tomas Lieske: Wij van de Ripetta, Querido, Amsterdam  2024, 231p, ISBN 9789025317799. Distributie L&M Books

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 10, DECEMBER 2024

Dius

Stefan Hertmans

Kruisende lijnen

Junichiro Tanizaki

Memoires van een kip. Een Palestijnse fabel

Ishaq Musa Al-Husseini

We moeten ‘misschien’ blijven denken

Esther Jansma

Wij van de Ripetta

Thomas Lieske

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 10, DECEMBER 2024

De wens, of Het ware verhaal van Titi en Tony

Tereza Horvathova , Michaela Kukovicova (ill.)

Het is rood en rond…

Jan Jutte

Ludas en Bontje

Jan Paul Schutten, Sanne te Loo (ill.)

Wie heeft Steef opgegeten?

Susannah Lloyd, Kate Hindley (ill.)

Wij, ervoor en erna

Jenny Valentine

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri