Vertaald proza

BOEKEN NR. 9, NOVEMBER 2025

Anneli Jordahl: De dochters van de berenjager

door Liesbeth Vantorre

Toen Anneli Jordahl eind jaren 1990 aan een reisgids over Finland werkte, voelde ze zich verplicht om de lijvige negentiende-eeuwse klassieker De zeven gebroeders van Aleksis Kivi te lezen. Het boek was lange tijd verplichte lectuur op middelbare scholen en vertelt het verhaal van zeven broers die in de wildernis leven, jagen, vechten, in ijskoude meertjes zwemmen en filosoferen in de sauna. Uiteindelijk vestigen ze zich dichter bij de bewoonde wereld, als boeren. De vraag die in deze klassieker steeds terug komt is: wat past nu beter bij de mens? Een leven dicht bij de natuur, ver weg van de beschaving, of een leven ver weg van de natuur, dicht bij andere mensen en cultuur? 

Jordahl besloot haar eigen versie van deze klassieker te schrijven, deze keer vanuit het standpunt van zeven zussen. Machtsverhoudingen binnen ouder-kindrelaties, maar ook binnen de liefde, of tussen mannen en vrouwen, het contrast tussen stad en platteland (met beide hun unieke vorm van bekrompenheid), het zijn Jordahls stokpaardjes. In De dochters van de berenjager brengt ze deze thema’s opnieuw samen, tot een rauw en wonderlijk sprookje waarin ze zelf de rol van ietwat kneuterige en naïeve verteller op zich neemt.
 
Berenjager Heikki Leskinen en zijn vrouw Louhi Huovinen hebben zeven dochters. Dit tot grote ontgoocheling van Louhi. De berenjager voedt hen op tot onafhankelijke zielen, met een onvoorstelbare achterdocht voor mannen, officiële instanties, de Kerk en school. Tenminste, zo lijkt het aanvankelijk. De zeven zussen zijn nagenoeg ongeletterd en kennen niets van hedendaagse technologie. Twee keer per jaar trekken de zussen naar de stad, waar ze een kraampje met berenhuiden en wilde bessen openhouden. Met de opbrengst kopen ze koffie, bier en de occasionele propere onderbroek, waarna ze terug naar hun afgeleefde boerderij in het bos trekken.
 
Wanneer hun wrede moeder Louhi sterft, besluit Johanna om haar zes zussen mee naar de jachthut van hun vader te nemen en daar, volgens diens laatste wens, een volledig zelfvoorzienend leven in de wildernis te gaan leiden. Die zes zussen zijn Elga, de tweeling Tanja en Aune, nog een tweeling, Tiina en Laura, en buitenbeentje Simone. De zeven roodharige reuzinnen hebben elk hun persoonlijkheid. Simone is bijzonder godsvrezend (iets wat ze erfde van haar moeder), Elga wordt ervan verdacht een buitenechtelijk kind te zijn (iets wat bevestigd noch ontkend wordt in de roman). Tanja en Aune zijn vrij hecht, ook al zijn ze bijzonder verschillend. Tiina is de generaal van Johanna en staat bekend om haar grote seksuele en fysieke kracht en driftigheid, trouw en net iets minder grote intelligentie. Laura is nagenoeg blind en vindt het heerlijk om beeldjes te maken van klei.
 
Johanna aanbidt haar overleden vader als een god. Ze voelt hem in de natuur, ze ervaart het goed of minder goed lopen van hun tocht door de wildernis als tekenen of straffen van hem. Haar geloof in zijn wantrouwen in mannen en de overheid is zo diep dat ze als een wrede tiran optreedt tegenover zussen die er anders over denken of net iets minder bestand zijn tegen het harde leven in de diepe Finse wildernis, net aan de Russische grens. Ze draagt de verpletterende verantwoordelijkheid van oudste dochter, waarmee ze zichzelf opzadelt, alleen, met Tiina als brute generaal naast zich.
 
Het creëren van een zelfvoorzienend, idyllisch paradijs in de wildernis verloopt net iets minder goed dan verwacht, zeker wanneer blijkt dat er een extreme winter aan komt. De opbrengst van de markt verbrasten Elga, Aune en Simone in een danscafé. Wanneer Johanna, Tiina en Tanja het nog eens proberen, overkomt hen bijna hetzelfde. De oudere zussen ontdekken ook dat hun vader helemaal niet zo beschavingsvrezend was, maar bekend stond als het soort man waar hij hen bang voor maakte: een charmante danser die goed zaken kon doen en vrouwen met een knip van zijn vingers in zijn bed kreeg. Beetje bij beetje brokkelt de heiligenstatus van de vader af, waardoor Johanna in een laatste krampachtige poging om de boel bij elkaar te houden nog strenger en agressiever optreedt.
 
Laura blijft dicht bij het basiskamp, waar ze een natuurdocumentairemaker ontmoet, die haar zachtjes, met een bekertje koffie en wat droge worst, in de val lokt. Simone draait door in haar godsdienstwaanzin en kruipt, lamgeslagen door haar oudste zussen, in een boom om er niet meer uit te komen. Wanneer ze op een ochtend, na ettelijke dagen, toch weg is, vinden de zussen haar niet veel later doodgevroren terug.
 
Het boek bulkt van de onbetrouwbare mannen. Het lijkt alsof Jordahl de ‘man of beer’-internetdiscussie in het achterhoofd had toen ze de roman schreef. Voor de meisjes is het duidelijk: liever een beer tegenkomen dan een man. De beren kennen ze. Die zijn voorspelbaar. Wat een man zal doen, weten ze niet. En ze hebben redenen genoeg om hen niet te vertrouwen. Stuk voor stuk slagen ze erin om de dochters met een spreekwoordelijke pot honing te lokken. Honing in de vorm van geld, van een waarachtig leven dicht bij de natuur, van een warm bed of een warme maaltijd. Stuk voor stuk zijn ze onbetrouwbaar, en je vergeeft het Johanna als lezer bijna hoe zij haar clan probeert te beschermen tegen de mannelijke, stedelijke verlokkingen.
 
Jordahl trapt gelukkig niet in de val om een roman te schrijven over de wilde, vrouwelijke natuur, waarin alles peis en vree is. De vrouwen zijn in dit verhaal misschien nog wel elkaars ergste vijanden en meest geduchte bewakers. Het is pas wanneer de jongere zussen aan elkaar durven toe vertrouwen hoe bang ze zijn, of hoe belachelijk ze hun tirannieke oudere zussen vinden, dat er echte barsten komen in hun relatie.
 
Wanneer Onni, de bonthandelaar, merkt dat de zussen niet op de gemaakte plaats van afspraak zijn, schakelt hij net op tijd een reddingshelikopter in om de zes overlevende zussen te laten evacueren, aanvankelijk dik tegen hun zin. Wat volgt is het interessantste stuk van het verhaal, waarin ze elk voor zichzelf hun eigen persoonlijkheid leren kennen en ermee worstelen. Hoe ver kunnen en willen ze de beschaafde wereld verkennen en leren kennen? Moeten ze dit als onbreekbare eenheid, of kunnen ze dit alleen?
 
Jordahl schrijft in een heerlijk vlotte stijl over grote thema’s als macht, liefde en trouw. In haar verhaal verwerkt ze microthema’s als het effect van je positie binnen een gezin, het ontstaan van tirannie, het stellen van seksuele grenzen, het belang van geletterdheid voor vrouwen en dies meer. Het gevaar had kunnen zijn dat het een soort exemplarische roman zou worden, een soort fabel. Gelukkig blijkt Jordahl geen fabel- maar een ware sprookjesverteller, waarin deze thema’s als vanzelf samenvloeien tot een fantastisch geheel.
 
Anneli Jordahl: De dochters van de berenjager, Oevers, Zaandam 2025, 377 p. ISBN 9789493367517. Vertaling van Björnjägarens döttrar door Eline Jongsma. Distributie De Wolken

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 9, NOVEMBER 2025

De dochters van de berenjager

Anneli Jordahl

Het leven en de dood in de ast

Ivan Adriaenssens, Stijn Streuvels

Huize Zwaan

Zhang Yueran

Nachtatlas

Peter Verhelst

Realtimejaren

Tonio Schachinger

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 9, NOVEMBER 2025

Albatros

Yorick Goldewijk

De prins die licht gaf

Edward van de Vendel, Martijn van der Linden (ill.)

Fossielenschatkist

Amy Atwater, Nathalia Cardozo (ill.)

Klimaatatlas. Aaargh, we gaan er allemaal aan!

Jan Paul Schutten, Tjarko van der Pol (ill.)

Toen iedereen ons kwijt was

Wouter Klootwijk & Esther Leeuwrik (ill.)

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri