Alhoewel
Het leven en de dood in de ast van Stijn Streuvels tot het beste van de
Vlaamse literatuur wordt gerekend -- en ik zoals bekend een liefhebber ben van
het bloemrijke, associatieve taalgebruik van Streuvels -- had ik deze novelle uit
1926 nog nooit echt gelezen. De schrijver liep tegen het eind van zijn leven
carrière toen hij het verhaal uitbracht en ik dacht altijd dat ik wel wist waar
het over ging: een zelfde soort psychologische strijd als die van de vrek
Scrooge van Dickens in A Christmas Carol, dat een kleine honderd jaar
eerder verscheen. Een verhaal vol verwarrende dromen en nachtmerries met een
hoofdpersoon die uiteindelijk bekeerd wordt tot het goede. Een verhaal met een
moraal en een voorspelbare goede afloop.
Voor een klein deel klopt dat
wel, dat wil zeggen waar het de nachtmerries betreft, maar Het leven en de
dood in de ast is in tegenstelling tot A Christmas Carol absoluut
niet romantisch, het is puur naturalisme heb ik intussen kunnen constateren. Het
gaat niet zozeer om de moraal, er is geen happy end, geen verbetering.
Streuvels trekt de lezer heel precies in de rauwe werkelijkheid van de armste
arbeiders van de jaren 1920 en belicht het onvermijdelijke ervan. Hij laat ook
zien dat geluk en vrijheid relatief zijn.
De hoofdpersonen van Het
leven en de dood in de ast zijn drie dagloners, die tijdens een onstuimige
nacht het vuur gaande moeten houden in een afgelegen schuur (de ‘ast’). Daarin
worden witloofwortels gedroogd, die destijds als surrogaatkoffie voor het volk
dienden. Een oude landloper zoekt een schuilplaats bij hen en zet met zijn
verhalen over vrijheid en onafhankelijkheid de arbeiders aan het denken. Tussen
het hakselen en sjouwen met de wortels en het opstoken van de vuren door
krijgen de werkers in de ast onrustige dromen en laten ze hun leven aan zich
voorbijgaan. Ze realiseren zich hoe ze zich zelf altijd maar hebben afgebeuld
en nog afbeulen. Waarom heeft de een het zoveel beter dan de ander op de
wereld?
Een
van hen, Fliepo, is, wat je toen ‘onnozel’ noemde, ‘die is te dom, denkt niet,
en meent dat alles in orde is als hij maar zijn schotel pap en zijn tarwen
stuiten krijgt… De onnozelen zullen God zien…,’ denkt Hutsebolle, de baas van
het stelletje. ‘Maar intussen nemen de rijken het beste deel weg… en zitten we
hier de boer zijn suikerijen te drogen…’. En dan filosofeert hij verder over die
boer, die het zelf ook moeilijk heeft omdat zijn oudste zoon alles naar beneden
‘stampt’ wat hij en zijn vrouw hebben opgebouwd. Maar dat is nog maar het begin
van een reeks hallucinante flashbacks.
In 2021 bracht Lannoo Het
leven en de dood in de ast opnieuw uit ter gelegenheid van de 150ste
geboortedag van Streuvels, een sober boekje waarin het oorspronkelijke Vlaams
zoveel mogelijk gehandhaafd is. Veel anders zou dat eigenlijk ook niet hebben
gekund, want de inhoud, de boodschap, zou niet zonder die weelderige vorm, die
heel subtiele, oorspronkelijke taal kunnen. In de praktijk betekende dit dat
een aantal woorden een voetnoot hebben gekregen. In totaal zijn er dat 645 op
90 pagina’s! Dat klinkt absurd, maar het werkt wel. Want ‘dubbele jongens die
ondereen staan poepgaaien, boerten en zottepraats vertellen, uit kortswijl’ dat
begrijp je nog wel een beetje, maar moeilijker wordt het met ‘ge waart alevel
in dolejorum’.
Dezelfde tekst van 2021, inclusief de noten, vormt nu de basis voor een geweldig
mooi boek dat Lannoo vorige maand uitbracht: een adaptatie van Streuvels’ Het
leven en de dood in de ast getekend door Ivan Petrus Adriaenssens. Deze
graphic novel, zonder woorden, neemt je mee, in de sfeer van de tijd, in de
duisternis waarin werk en dromen zich afspelen. Je voelt de hitte in de schuur,
je ruikt het zweet en ziet de angst en de waanzin van de mannen daarbinnen. Zelf
zegt Ivan Petrus in zijn toelichting achter in het boek, dat hij heeft
geprobeerd de repetitieve handeling van de in een dichte ruimte opgesloten
mannen door middel van beelden over te brengen, het ritme van hun sisyfusarbeid.
Maar hij tekende ook het herinnerde plezier en het balanceren tussen geloof en
ongeloof van mensen die met hun onderbewuste worden geconfronteerd. Je ziet de
totale ontreddering wanneer de oude zwerver aan het sterven is op de kale vloer
van de ast, de zwerver die hen allemaal aan het denken heeft gezet en de
diepere lagen van hun onderbewustzijn naar boven heeft gebracht.
Dit alles wordt
weergegeven door middel van een grote reeks van zeer intense tekeningen; maar het
is toch fijn dat aan het eind van het boek de tekst van Streuvels (inclusief de
voetnoten) integraal is opgenomen. Die combinatie van twee van elkaar
gescheiden delen in één boek is, wat mij betreft, een zeer gelukkige, want
tekst en beeld versterken elkaar op deze manier, zonder elkaar te
beconcurreren. De kracht van de taal en de kracht van het beeld zijn beide,
ieder op hun eigen manier, zeer overtuigend.
Adriaenssens begint en eindigt
zijn getekende drama met een grote stapel donkere wortels en geeft daarmee, net
als Streuvels met woorden doet, de onontkoombaarheid van het lot van de
arbeiders aan. Het gaat allemaal gewoon door.
Ivan Adriaenssens, Stijn
Streuvels: Het leven en de dood in de ast, Lannoo, Tielt 2025, 206 p. : ill.
ISBN 9789401498302
deze pagina printen of opslaan