Canadese literatuur

Ingeborg Landuyt: Margaret Atwood : Poëtische portret van een dichteres

door Ingeborg Landuyt

Er is natuurlijk de ahornsiroop, maar wanneer we een lijstje zouden opstellen van Canada’s populairste exportproducten, zou ook de literatuur het niet slecht doen. Leonard Cohen heeft een internationale reputatie, hoewel toch voornamelijk dankzij zijn zangcarrière. Sinds de film vlogen de exemplaren van Michael Ondaatjes The English patient over de toonbank. Uitgeverij De Geus bezorgde ons onlangs de vertaling van een aantal van Alice Munro’s magistrale kortverhalen (zie p. 799). De gerenommeerdste, meest vertaalde, meest bestudeerde en ook productiefste en veelzijdigste schrijfster is echter ongetwijfeld Margaret Atwood. De Booker Prize (zie p. 805) van enkele weken geleden voor De blinde huurmoordenaar was daar nogmaals een bevestiging van.

Het zou een hele waslijst worden, wanneer we al wat Atwood ooit geschreven heeft zouden moeten opsommen. Zij debuteerde als dichteres, en heeft ondertussen een tiental bundels gepubliceerd. Zij verzorgde zowel het Oxford book of Canadian verse in English als het Oxford book of Canadian short stories in English. Verder produceerde zij heel wat kortverhalen, enkele kinderboeken en zelfs illustraties en cartoons. In eigen land speelt Atwood ook een belangrijke rol als literatuurcriticus. Dat zij steeds zeer begaan geweest is met de Canadese identiteit in het algemeen, en de Canadese literatuur in het bijzonder, is niet alleen een rode draad doorheen haar oeuvre. Behalve allerlei recensies en lezingen publiceerde zij in 1972 de literatuurgeschiedenis Survival: A thematic guide to Canadian literature. Haar betrokkenheid bij de uitgeverij House of Anansi maakte van haar eveneens een belangrijke culturele kracht. De meeste faam echter hebben tien romans haar opgeleverd, waarvan de meesten ook in het Nederlands vertaald werden.
Met wat geluk heeft Atwood nog redelijk wat productieve jaren voor de boeg. Zij werd in 1939 geboren in Ottawa. Haar vader was entomoloog en zij bracht haar eerste levensjaren door in de afgelegen wouden en gehuchten waar zijn veldwerk het gezin bracht. Naar eigen zeggen heeft Atwood zich nadien nooit meer echt thuis gevoeld in de moderne stad, en ook haar boeken tonen heel wat voorbehoud bij de moderne maatschappij. In haar hele oeuvre vinden we een tweedeling tussen natuur en cultuur, met voor elk een dubbelzinnig gamma eigen connotaties terug.
Drie elementen zijn essentieel wanneer we haar werk willen typeren: Atwood is zich op elk moment heel bewust van het feit dat ze een vrouw is, Canadese bovendien, en de taal die ze hanteert. Natuurlijk heeft deze laatste factor ook veel te maken met het feit dat Atwood eerst dichteres was, en dat ook altijd gebleven is. Haar poëzie leverde haar trouwens ook al heel wat onderscheidingen op. Haar recentste bundel, Morning in the burned house, dateert van 1996. Ondertussen verschenen ook al enkele verzamelingen Selected poems. Helaas zijn er geen vertalingen voorhanden. Atwoods gedichten hebben vaak een laconieke, soms ironische toon. De karakteristieke beelden van water, spiegels, foto’s, die steeds opnieuw terugkomen, zijn ook in haar prozawerk terug te vinden. Het is ook niet te verwonderen dat thematiek van proza en poëzie uit dezelfde periode elkaar herhaaldelijk overlappen. Heel wat elementen uit haar vroege romans vinden we bv. terug in The journals of Susanna Moodie. Deze historische figuur was een van de Canadese vrouwelijke pioniers, die door Atwood omgevormd werd tot een archetypische schizofrene Canadese, heen en weer geslingerd tussen liefde en haat voor haar nieuwe thuisland, de vitale maar vaak ook bedreigende natuur en de veiligere, maar gedeeltelijk ook steriele cultuur, waar ook literatuur deel van uitmaakt.
Hoewel Atwood bewust voorbehoud maakt bij elke stroming, werd zij het vaakst met het feminisme geassocieerd. Haar boeken getuigen inderdaad van een grote bekommernis voor het lot van de vrouw in de hedendaagse maatschappij. In dat licht kunnen we ook haar gebruik zien van verhaaltradities waarin de vrouw traditioneel een objectrol speelt: de griezelverhalen, sprookjes, en andere klassiekers. Het zijn vooral vrouwen die dit genre beoefend hebben, denken we maar aan Mary Shelley’s Frankenstein. Niets is echter eenduidig in het werk van deze Canadese. Evenzeer als hoe mannen vrouwen tot slachtoffer maken, geeft Atwood aan hoe vrouwen zelf meewerken aan, of passief blijven bij hun eigen ontpersoonlijking. Of hoe vrouwen of mannen zelf elkaar de duivel aan kunnen doen. The edible woman (1969 — De eetbare vrouw), Atwoods eerste roman, verkent de mogelijkheden die weggelegd zijn voor vrouwen in een kapitalistische maatschappij. Marian MacAlpin komt in een crisis terecht net wanneer zij door haar huwelijk op het punt staat een respectabel lid van de maatschappij te worden. De eetbare vrouw, slachtoffer van de consumptiemaatschappij, weigert voedsel en probeert ook op andere manieren een alternatieve identiteit te ontdekken. Haar pogingen zijn tot mislukken gedoemd, maar ze heeft tenminste inzicht in haar situatie overgehouden. Op de laatste bladzijden van deze satire bakt en verorbert MacAlpin met smaak een cake in de vorm van een vrouwenfiguur. Voor sommige andere personages is wel een uitweg naar een individueler leven weggelegd. Zwangerschap is meermaals een symbolische uitdrukking van schepping, zoals bijvoorbeeld ook op het einde van Life before man (1979 — Het leven vóór de mens).
Atwoods verwijzingen naar de zogenaamde Gothic novel of griezelroman zijn multifunctioneel. In haar creatieve herinvullingen van dit genre wordt de lezer bewust betrokken bij het vertellen van verhalen, het construeren van een waarheid, met steeds de suggestie van een angstaanjagende wereld van schaduwen die maar één stap verwijderd is van de alledaagse. Atwood zelf vindt het genre vooral interessant wanneer “the ghost that one sees is in fact a fragment of one’s own self. Dr Jekyll and mister Hide.” Vaak werkt zij met een samenhang tussen de reële persoonlijkheid en een een ‘dubbelganger’ op een of ander niveau, die de verdrukte aspecten van een persoonlijkheid verbeeldt. Haar hoofdpersonages komen dan ook regelmatig hun alter ego tegen. Laura Chase uit De blinde huurmoordenaar is alles wat haar zus Iris niet is. In Cat’s eye (1988 — Katoog) heeft beeldend kunstenares Elaine Risley elke spoor van zwakte en irrationaliteit uit haar persoonlijkheid geband. Al deze complementaire eigenschappen verzamelden zich in haar hardnekkige herinneringen aan haar jeugdvriendin Cordelia. Lady Oracle (1976) is een parodie op het hele voorgaande oeuvre van de Canadese, met als hoofdpersonage een chaotische schrijfster die gevangen zit tussen een veelheid aan identiteiten. Opnieuw maakt Atwood dankbaar gebruik van verwijzingen naar allerlei populaire genres.
Wat vooral telt, is wat zich afspeelt onder de oppervlakte die Atwoods personages voor zichzelf geconstrueerd hebben. Het nadrukkelijkst wordt deze metafoor gehanteerd in de roman Surfacing (1972 — Boven water), waarin een getraumatiseerde vrouw in het reine probeert te komen met zichzelf, haar verleden en haar identiteit. De confrontatie met de natuur op het eiland waar ze haar toevlucht neemt, zorgt voor een geladen symbolische ontknoping.
The handmaid’s tale (1985 — Het verhaal van een dienstmaagd), het eerste boek van Atwood dat voor de Booker genomineerd werd, is een Orwelliaanse feministische dystopia. Hoofdgegeven zijn de cassettes waarop het verhaal van Offred vastgelegd is. Zij maakt de overgang mee van onze ‘oude’ wereld naar de repressieve staat Gilead in de 21e eeuw. Vrouwen krijgen archaïsche rollen toebedeeld, in haar geval het voortbrengen van nakomelingen in de plaats van de vrouw van haar ‘commandant’. Opnieuw is deze huiveringwekkende wereld mee gecreëerd door vrouwen. Een ontsnapping op het einde wordt gesuggereerd, maar nooit expliciet gemaakt. Op het einde stapt de hoofdfiguur “into the darkness within; or else the light.”
Met de jaren namen Atwoods maatschappelijke invloed en betrokkenheid alleen maar toe. Zij is nog steeds een belangrijke figuur op de Canadese culturele scene. Haar lidmaatschap van Amnesty en haar inzet voor de internationale organisatie PEN, die opkomt voor de rechten van schrijvers overal ter wereld, verruimden haar werkterrein nog meer.
Het materiaal voor Alias Grace (1996 — Alias Grace) vond Atwood oorspronkelijk bij het lezen van de dagboeken van Susanna Moodie. Atwood brengt haar versie van een moordzaak die in het midden van de 19e eeuw heel wat stof deed opwaaien. Een adelijke heer en zijn huishoudster werden vermoord. De rol van het dienstmeisje Grace in de hele zaak is onzeker.
In het onlangs bekroonde The blind assassin (2000 — De blinde huurmoordenaar) krijgen we een mengeling van een fictieve autobiografie, een romantisch verhaal, krantenartikels, en pulpsciencefiction. Opnieuw probeert een vrouwelijk hoofdpersonage in het reine te komen met zichzelf, haar verleden, en de rol die zij daarin speelde. Atwood manipuleert nog steeds op een meesterlijke manier vertelperspectieven, verhaallijnen, motieven en de Engelse taal. Dat wordt ook in onze contreien de laatste tijd meer en meer ontdekt. De publiciteit rond de Booker Prize zal daar zeker ook niet vreemd aan zijn. Er waren al heel wat van haar romans vertaald en in pocketeditie (Ooievaar) verschenen. Bij dezen bevelen wij u deze van harte aan.

Vertaalde werken
Romans The Edible woman (1969 — De eetbare vrouw)
Surfacing (1972 — Boven water)
Life before man (1979 — Het leven vóór de mens)
Bodily harm (1981 — Lichamelijk letsel)
The handmaid’s tale (1985 — Het verhaal van de dienstmaagd )
Cat’s eye (1988 — Katteoog)
The robber bride (1993 — De roofbruid)
Alias Grace (1996 — Alias Grace)
The blind assassin (2000 — De blinde huurmoordenaar)

Verhalen Dancing girls and other stories (1977 — selectie in Dansende meisjes)
Bluebeard’s egg and other stories (1983 — selectie in Dansende meisjes)
Wilderness tips (1991 — Wenken voor de wildernis)

Wie op zoek is naar informatie rond Margaret Atwood en haar oeuvre kan bij ‘The Margaret Atwood society’ (www.cariboo.bc.ca/atwood/) aankloppen. Hier vind je bibliografische informatie over primaire en secundaire werken en een aantal links naar informatie op het internet. (www.cariboo.bc.ca/atwood/internet.htm#Links). Een aantal zijn niet meer bruikbaar maar zo nu en dan kom je interessante zaken tegen zoals bv. ‘Study Guide to Margaret Atwood: The Handmaid’s Tale (1986)’ (http://www.wsu.edu:8000/~brians/science_fiction/handmaid.html#notes). Bots je op te veel verlopen links, dan kan je naar de officiële Margaret Atwood site surfen (www.web.net/owtoad/index.html): naast bio-bibliografische info en foto’s is deze site vooral interessant om lezingen en commentaren van Atwood te raadplegen. Voor een volledig overzicht van haar oeuvre moet je wel een omweg maken naar het Canadese ‘Author Centre’ (www.chaptersglobe.com/Author/). Hier vind je meer dan 20.000 auteursportretten waarvan zo’n 2500 over Canadese auteurs. De lengte kan sterk variëren, maar het portret van Margaret Eleanor Atwood is goed voor een 12-tal bladzijden.

Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf 2000


deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri