Graphic novel

Kris van Zeghbroeck: 30 jaar graphic novel (1)

door Kris van Zeghbroeck

Je hoeft geen stripofiel te zijn om te merken dat er een evolutie is in de houding van uitgevers t.o.v. strips. Waar die vroeger het exclusieve terrein waren van gespecialiseerde stripuitgevers, maken ze nu steeds vaker deel uit van het fonds van literaire uitgevers. Het toverwoord die deze evolutie ondersteunt, is: ‘graphic novel’. In de Verenigde Staten maakt die al enkele decennia furore, met gestaag groeiende verkoopcijfers. Bovendien profileert de graphic novel zich als het medium van de toekomst, met het snelst groeiende marktsegment in de uitgeversindustrie van de 21e eeuw. De nieuwste generatie Amerikaanse literaire auteurs lijkt gewonnen voor de idee om de graphic novel/story op gelijke voet te behandelen met de roman en het kortverhaal. Volgens auteur Michael Cunningham zijn de graphic novel en sciencefiction genres waarin het jonge Amerikaanse talent aan nieuwe literaire wegen sleutelt. Die kruisbestuiving tussen graphic (novel) en literatuur is een van de pijlers van McSweeney’s (een literaire uitgeverij onder de vleugels van Dave Eggers). De Britse succesauteur Zadie Smith, die meer affiniteit heeft met de Amerikaanse literaire scene dan met de Britse, stelde met The book of other people (2007 – vert. Het boek van andere mensen) een verhalenbundel samen met “23 gloednieuwe verhalen van de grootste hedendaagse auteurs”. Daarbij werden graphic stories van Daniel Clowes en Chris Ware, en een verhaal van Nick Hornby geïllustreerd door Posy Simmonds opgenomen. Stuk voor stuk tekenaars wier werk met de nodige ernst gerecenseerd wordt in literaire bladen. Dat ontlokte in 2004 aan het gevestigde tijdschrift ‘The New Yorker’ een cartooneske, vertwijfelde verzuchting: “Now I have to pretend to like graphic novels, too!”

Dertig jaar nadat voor het eerst de term op de cover van een strip verscheen (Will Eisners A contract with God (1978 – vert. Een contract met God) is de graphic novel niet meer uit het literaire veld te bannen, hoewel er heel wat controverse blijft bestaan rond de vlag en de lading. Toevallig of niet verschijnt er op die gouden verjaardag Danny Fingeroths The rough guide to graphic novels. Daarin worden ‘graphic novels’ geprofileerd als een onderdeel van ‘comics’, naast ‘comic strips’ en ‘comic books’. De term vindt zijn oorsprong in de behoefte om een strip te profileren die afstand wilde nemen van de Amerikaanse “super hero comics”, die sterk op een jeugdig publiek gericht waren. Eisners “new term [de naam bestond al eerder, maar Eisner gaf hem inhoud en bekendheid] helped potential readers to look at comics afresh and see its potential as a serious, grown-up art form, as capable of conveying challenging ideas as are great literature and film”. Sommigen zien de graphic novel als een format, met uiterlijke kenmerken, maar anderen zien het eerder als een beweging met als doel “to take the form of the comic book, which has become an embarassement, and raise it to a more ambitious and meaningful level”. Die visie refereert aan de “Underground Comix Movement” die als reactie op de censuur van de Comics Code Authority de inhoudelijke grenzen van strips ver over die van het ‘goed fatsoen’ verlegden. Hoewel er vroegere voorbeelden van graphic novels avant la lettre bestaan (bv. It rhymes with lust (Drake, Waller, Baker) uit 1950), zijn het uiteindelijk Art Spiegelman, Robert Crumb (beide uit de Comix Underground) en de oudere Will Eisner die de canonieke basis van de graphic novel legden. Ze konden dan ook niet in de 60 graphic novels tellende canon van The rough guide to graphic novels ontbreken.

Wat meteen opvalt, is het Angelsaksische beeld dat opgehangen wordt van de graphic novel. De Europese geschiedenis van het stripverhaal (waarin de Amerikaanse zijn wortels heeft) wordt gereduceerd tot een kadertje (‘Intussen, over de plas…’) waarin de negende kunst van het vasteland met ankerpunten in Angoulême en Brussel zijn beslag krijgt. Een terra incognita waarvan auteurs als David B. Joann Sfarr en Marjane Satrapi reeds tot de canon gerekend worden. Sfar en Satrapi behoren tevens tot de 25-tal iconen van de graphic novel die auto- en bibliografisch voorgesteld woorden. Een van die vernieuwers is Scott McCloud, die met Understanding comics een graphic story over het werkingsmechanisme van strips heeft gepubliceerd, waaraan Fingeroth zich inspireerde om een kortverhaal over de graphic novel aan zijn referentiewerk toe te voegen. Om het groter geheel te zien werden nog hoofdstukken toegevoegd over de Japanse manga, filmbewerkingen van graphic novels en beschikbare bronnen. In de beste traditie van de ‘Rough Guides’ een inspirerende gids voor de Angelsaksische wereld van de graphic novel. Om recht te doen aan het Europese verhaal zal er een aparte uitgave moeten verschijnen.

Onvertaalde grondleggers

Bryan Talbot is samen met Raymond Briggs een van de grondleggers van de Britse graphic novel-traditie die o.m. Posy Simmonds voortbracht. Samen zijn ze goed voor drie graphic novels uit de canon: resp. Alice in Sunderland, When the wind blows and Gemma Bovary. Talbot was vooral bekend van The adventures of Luther Arkwright (1978-1982), maar Fingeroth promoveert Talbots recentste werk Alice in Sunderland tot de canon en een van de tien graphic novels die iedereen gelezen moet hebben. Zelf omschrijft Talbot het werk als een “dreamy documentary”. Zoals de titel suggereert is Alice in Wonderland het uitgangspunt van een surrealistische reis die kadert binnen een theateropvoering in het Sunderland Empire Theatre. De acteur op het toneel en de andere vertellers zijn karikaturale versies van de auteur. Hij gebruikt de relatie tussen Lewis Carroll, Alice Liddell (de mogelijke inspiratie voor Alice) en de stad Sunderland (waarmee hij ook een biografische link heeft) als rode draad voor “An entertainment. Including numerous interesting diversions and disgressions.” Zo vervlecht Talbot in dit ambitieuze werk verhaallijnen van o.m. geschiedenis en biografie in een caleidoscoop van grafische technieken, zowel in kleur als in zwart-wit. Met meer dan 300 bladzijden vol intergrafische en intertekstuele verwijzingen is het een overweldigende graphic novel waarvoor je, naar analogie met Art Spiegelmans definitie van het genre, best een bladwijzer kunt gebruiken.

Een andere auteur uit Fingeroths top 10 is de Amerikaan Kyle Baker, die met Why I hate Saturn (1990), een satirische kijk op het leven van artistiek georiënteerde alleenstaanden en bohemiens in het New York van eind jaren ’80, naam maakte. Hij pakte uit met een experimentele format waarbij de dialoog niet in maar onder de beelden geplaatst wordt. Die werkwijze vinden we ook terug in Nat Turner (2006), een vierdelige graphic novel die pas recent in één deel werd uitgebracht. Onderwerp is het verhaal van de Amerikaanse slaaf Nat Turner (1800-1831) en de bloedige slavenopstand die hij ontketende in Southampton, Virginia. Voor de ene is hij een symbool van het zwarte verzet tegen slavernij, voor de andere een wreedaardig monster die alle blanken liet afslachten. Goed voor een paar lijntjes in de geschiedenisboeken en misschien een enkele biografie. Reden genoeg voor Kyle Baker om een historisch correct portret te tekenen van de man die o.m. Malcolm X inspireerde. Het werd een sprekend, haast woordloos verhaal dat teruggaat naar het Afrikaanse thuisland, de slavenjagers en de gruwelijke overtocht van de voorouders, het slopende werk op de plantages… Geweld en emoties die een uitbarsting krijgen in de drang naar vrijheid en een gewelddadige opstand die Nat uiteindelijk aan de galg brengt. Het spaarzame gebruik van tekstblokken maakt dat het verhaal drijft op de dramatische houdingen en gezichtsuitdrukkingen van de zwart-grijs geïnkte personages. Beelden van een vertwijfelde slavin die haar baby aan de haaien voert, of dat van een vrolijk blond jongetje dat onthoofd wordt, branden zich vast op je netvlies. Bekroond met een aantal Glyp en Eisner Awards.

Uit hetzelfde jaar dateert Jon J. Muths graphic novel M, ook uitgegeven in vier delen en nu voor het eerst gebundeld. Muth was baanbrekend met de introductie van geschilderde beelden in het genre. Zijn fotorealis­tische illustraties lenen zich uitstekend om de relatie tussen film en grafische roman te exploreren. Filmadaptaties van graphic novels zijn legio, zoals een hoofdstuk in The rough guide to graphic novels illustreert, maar ook de verstripping van een film gebeurt regelmatig. Muth koos hier voor de drama-thriller ‘M’ (1931), de eerste geluidsfilm van Fritz Lang, met Peter Lorre in de rol van een pedofiel en seriemoordenaar die uiteindelijk door de Berlijnse onderwereld wordt berecht. De geschilderde foto’s geven soms een wat wazig sepia-effect dat de historische sfeerschepping ten goede komt. Deze graphic novel is overtuigend genoeg om een nieuwe dimensie aan de film te geven, maar de spreekwoordelijke uitdrukking “het boek is beter dan de film” gaat hier zeker niet op.

De vraag blijft in hoeverre het begrip ‘graphic novel’ gebruikt kan worden om elke vorm van sequentiële kunst, met of zonder tekst, te duiden? Neem nu de maandelijkse, geïllustreerde blog die Israëlisch-Amerikaanse illustrator Maira Kalman van mei 2006 tot april 2007 voor ‘The New York Times’ verzorgde. Het resultaat is een grafische stream-of-consciousness die gebundeld werd onder de titel The principles of uncertainty. Een soort dagboek met meanderende, associatieve bespiegelingen en observaties. Is het een kunstboek met index en bijlagen, een prentenboek voor volwassenen, een graphic novel…? De rijkdom van de uitgave maakt het moeilijk om het onder één noemer te plaatsen. Neem dit boek in de eerste plaats als een voorbeeld van hoe de graphic novel zich in kruisbestuiving met andere genres zou kunnen vernieuwen om een dynamische bijdrage te leveren aan zowel fictie als non-fictie.

Distributie: Nilsson & Lamm:
Kyle Baker: Nat Turner, Abrams New York, 2008, 207 p., € 11,95. ISBN 9780810972278
Jon J. Muth: M, Abrams New York, 2008, 192 p., € 20,95 ISBN 9780810995222
Bryan Talbot: Alice in Sunderland, Jonathan Cape London, 2007, 319 p., € 29,50
ISBN 9780224080767

Distributie: Penguin Books Benelux:
Danny Fingeroth: The rough guide to graphic novels, Rough Guides London, 2008, € 19,25
ISBN 9781843539933
Maira Kalman: The principles of uncertainty, The Penguin Press New York, 2007, 325 p.,
€ 30. ISBN 9781594201349

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2008

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri