Graphic novel

Kris van Zeghbroeck: De Britse graphic novel : De commerciële doorbraak

door Kris van Zeghbroeck

Waar het Europese vasteland de strip al een paar decennia als de negende kunstvorm propageerde, werd die in Groot-Brittannië pas sinds het nieuwe millennium op een volwassen voetstuk geplaatst. Daarbij wordt vooral de term graphic novel in de mond genomen om een onderscheid te maken met de voor kinderen bestemde comics. Nochtans werden de Amerikaanse underground comix (een tegenbeweging die met gebruik van excessen de opgelegde braafheid van de gangbare comics wilde doorprikken) in het Verenigd Koninkrijk van de jaren zestig en zeventig druk overgenomen en geïmiteerd om de Nasty tales van de Britse rock-’n-rollperiode mee vorm te geven. In vergelijking met de Verenigde Staten heeft dat in Groot-Brittannië veel minder tot de aansluitende opkomst van de graphic novel geleid. De strip bleef in grote mate het terrein van de jeugd, tot de Britse uitgevers steeds meer brood zagen in het wereldwijde succes van de op de Amerikaanse leest geschoeide graphic novel. Uitgeverij Jonathan Cape werd vanaf de eeuwwisseling de grote voortrekker onder het motto ‘Comics… just got serious’. Het gestaag groeiende verkoopsucces van het label ‘graphic novel’ krijgt gaandeweg navolging bij andere uitgeverijen. Intussen is de mentaliteitsverandering zo ver dat in 2005 de Britse graphic novelists Raymond Briggs en Posy Simmonds mochten toetreden tot de Royal Society of Literature. Werk van beiden illustreerde in 2006 de cover van het RSL jaartijdschrift met als kop ‘The invasion of the graphic novelists’. Het Comica festival is intussen aan haar zesde editie toe en de jacht op nieuw talent is duidelijk ingezet met de Observer/Cape Graphic Short Story Prize. Hoewel de Amerikanen de markt onvermijdelijk domineren, zal er gaandeweg steeds meer materiaal van eigen bodem gepubliceerd worden. We mogen gerust van een aardverschuiving spreken sinds eind vorige eeuw, maar het plaatselijke talent dat aan de basis ligt van de opkomst van de Britse graphic novel was al een paar decennia actief.

De eerste Britse graphic novel wordt in The Rough Guide to Graphic Novels van Danny Fingeroth toegeschreven aan Bryan Talbot (°1952) met The Adventures of Luther Arkwright (1978-1989): een episch sciencefictionverhaal dat zich afspeelt in ‘parallelle werelden, rijk aan mythologisch en religieus symbolisme’. Talbot heeft zijn wortels in de nadagen van de Britse underground comix en heeft meegewerkt aan een aantal populaire comics-reeksen. Meer dan dertig jaar jonger dan Will Eisner (die in 1987 met Een contract met God de geschiedenis van de graphic novel tout court inluidde), deelt Talbot een aantal eigenschappen die hem tot sleutelfiguur maken  van de toch al dertigjarige geschiedenis van de Britse graphic novel. Talbot is vooral bekend voor Alice in Sunderland, een wervelende graphic novel die in een documentaire caleidoscoop van verhalen en stijlen inspiratie put uit Alice in wonderland en het leven van Lewis Carroll. Fingeroth rekent het tot de toptien van graphic novels die iedereen gelezen moet hebben. In 1995 publiceerde Talbot The Tale of One Bad Rat, het veel toegankelijkere verhaal van een opstandig meisje op de vlucht, dat het slachtoffer was van incest. Samen met haar rat reist ze door het land terwijl een aantal incidenten en flashbacks fragmenten van het misbruik in haar verleden onthullen. Uiteindelijk komt ze tot rust bij een ouder koppel dat een taverne uitbaat in de Lake District. Daar gaat ze ook de confrontatie aan met haar vader, die op bezoek komt. Als ode aan Beatrix Potter verwerkt Talbot in The Tale of One Bad Rat een gelijknamige pastiche op haar beroemde kinderverhalen. Met Grandville start hij een nieuwe graphic novel-reeks rond Detective Inspector LeBrock. Een sciencefictionverhaal in een negentiende-eeuwse belle epoque-setting, waarin de personages door dieren vertolkt worden.

De éminence grise van het Britse prentenboek, Raymond Briggs (°1934), heeft een belangrijke impact gehad op de grafische ontwikkelingen in het Verenigd Koninkrijk en daarbuiten. Regelmatig verwijzen illustratoren en graphic novelists naar de impact van het woordloze verhaal De sneeuwman (1978). Ethel and Ernest (1998) is het biografische verhaal van Briggs ouders, hun huwelijk en de jonge Raymond. Het recentst heruitgegeven in het fonds Cape Graphic Classics is Gentleman Jim (1980). Het is het verhaal van Jim Bloggs, een wc-meneer die niet tevreden is met zijn lot en vooruit wil in het leven. Hij spelt de vacatures uit de krant en dagdroomt over prachtige carrières als militair, kunstschilder, cowboy of rover. Uiteindelijk raakt hij in de gevangenis, waar hij verder kan studeren, maar zich toch verzoent met zijn carrière zoals ze is. Jim en zijn vrouw Hilda Bloggs zijn vooral bekend van de graphic novel When the wind blows (1982), waarin een oud koppel tracht te overleven na een nucleaire oorlog. Dit werk, in Briggs klassieke naïef-humoristische stijl met heldere pastelkleuren (die na het vallen van de bom vervagen in donkere tonen), behoort tot de canon van de graphic novel. Hoewel Briggs sinds de jaren tachtig meer volwassen thema’s in zijn werk verwerkt heeft, blijft er een duidelijke band met zijn werk voor jonge lezers.

Voor de epische negentiende-eeuwse klassiekers van Flaubert en Thomas Hardy moeten we aankloppen bij de lijvige graphic novels van Posy Simmonds (°1945). Niet dat enige voorkennis nodig is om van haar moderne klassiekers als Gemma Bovery (1999) en Tamara Drewe (2007) te kunnen genieten. Simmonds bewerking van respectievelijk Madame Bovary en Far from the madding crowd doorloopt een aantal stappen en bewerkingen die maken dat het eindproduct een zelfstandig hedendaags en origineel werk in zijn eigen recht is. Dat de liefhebber daarnaast sporadisch en onderhuids parallellen kan trekken met de oorspronkelijke bronnen is een bonus. Bovendien is Simmonds net zo goed een chroniqueur van haar tijd als Flaubert en Hardy dat waren. Ze combineert elementen van strip, illustratie en roman tot een uniek geheel, met speciale aandacht voor details en dialogen. Grote tekstblokken van de verteller begeleiden het verhaal terwijl de dialogen vervat zitten in de stripsequenties, die van woordloos tot een woud van tekstballonnen kunnen variëren. Waar in Gemma Bovery de plaatselijke Franse bakker het wel en wee van een Engels expat-koppel observeert, wordt in Tamara Drewe de Amerikaanse gastprofessor en schrijver Glen Larson opgevoerd om de menselijke interactie op en rond Stonefield in kaart te brengen, een schrijversonderkomen op het platteland, ‘Ver van alle ophef en rumoer’. Het geruzie tussen de Hardimans (Beth baat het schrijverspenion uit, Nicholas is een bekende schrijver die regelmatig vreemd gaat) en de terugkeer van journaliste Tamara Drewe naar het dorp van haar jeugd, zorgen voor heel wat strubbelingen. De beslommeringen van het schrijverschap en de cultuurclash tussen het platteland en de stad worden breed uitgewerkt, terwijl femme fatale Tamara alle mannenharten sneller laat slaan. Het grotere formaat en de zachte pastelkleuren laten deze vertaling beter tot zijn recht komen dan de zwart-wituitgave van Gemma Bovary.

Wat de autobiografische strip betreft, een genre dat vandaag erg populair is, was Al Davison (°1960) de baanbreker in Groot-Brittannië met The Spiral Cage (vert. De spiralen kooi). Oorspronkelijk uitgegeven in 1988 werd het dankzij de vernieuwde aandacht voor graphic novels heruitgegeven met een aantal nieuwe platen. Het verhaal is dat van een jongen die geboren is met spina fida (open rug). Gevangen in de ‘spiralen kooi’ van zijn DNA moet hij niet alleen opboksen tegen zijn fysische handicap, maar ook ‘tegen de vooroordelen van zijn omgeving’. Grafisch is hij sinds zijn debuut erg geëvolueerd, zoals zijn tweede striproman De minotaurus (1992) illustreert. Naast comics publiceert hij in eigen beheer zijn droomdagboeken (‘Spiral Dreams’), die in het verlengde liggen van zijn debuut. Droombeelden zijn een belangrijk onderdeel van zijn oeuvre, ook omdat ze een rol speelden in zijn jeugdige zoektocht naar identiteit. Intussen werkt hij aan ‘Scar tissue’, een nieuw autobiografisch boek ‘dat gaat over mijn vader en hoe hij mij als kind mishandelde en mijn oudere zus seksueel misbruikte’.

De Britse krant The Guardian speelt een voortrekkersrol bij de publicatie van grafische verhalen. Zo publiceerden ze o.m. The Silent Tree en Tamara Drewe van Posy Simmonds, en recenter de The Night Bookmobile van Audrey Niffenegger. Heel wat materiaal wordt gepubliceerd op hun site (www.guardian.co.uk), waar ook de winnaars (en runners-up) van de Observer/Cape Graphic Short Story Prize werden voorgesteld. Catherine Brighton (2007 met ‘Away in a Manger’), Julian Hanshaw (2008 met ‘Sand Dunes and Sonic Booms’) en Vivien McDermid (2009 met ‘Paint’) zullen dankzij de bekroning een kans op publicatie krijgen. Een van de opvallendste gepubliceerde ontdekkingen blijft echter Britten & Brülightly (2008), het debuut van Hannah Berry. Zij brengt in sepiastijl een grafisch hoogstaande detective noir waarin Férnandez Britten, een private eye van Zuid-Amerikaanse afkomst, zijn stevige kokkerd in een vermeende moordzaak steekt. Zijn partner Brülightly, een theebuiltje (!), fungeert als zijn klankbord. De invloeden zijn duidelijk Amerikaans, maar de uitwerking is beslist Brits (een soort Brighton begin jaren veertig, maar dan zonder de oorlog) en origineel. Een veelbelovend debuut dat, hoe kan het ook anders, een donker einde kent.

Tot slot verdienen namen als Alan Moore (°1953) en Neil Gaiman (°1960) aandacht omdat ze als scenarist een belangrijke rol gespeeld hebben in de ontwikkeling van de graphic novel, zij het tot op zekere hoogte gelinkt met de Amerikaans-Britse comicsindustrie. The Sandman (1991) en Violent cases (2003) van Gaiman zijn twee sterk uiteenlopende voorbeelden die tot de canon behoren. Waar de eerste tot de cult comics gerekend wordt, is de laatste een grafische exploratie van het geheugen. Ook bij Alan Moore vinden we die tweeledigheid terug met een cultklassieker als Watchmen, waarin de comichelden op retour zijn en één voor één geëlimineerd worden. Samen met The Sandman is dit een van de voorbeelden hoe aan comics gerelateerde materie een plaats krijgt binnen het landschap van de graphic novel. Titels van Moore die tot de canon gerekend worden, zijn From Hell (2000) en Lost Girls (2006), enerzijds een grafische jacht op Jack the Ripper, anderzijds een seksuele exploratie van drie meisjes uit de klassieke kinderliteratuur: Alice, Dorothy en Wendy. Het werk van Britse scenaristen wordt soms in grafische vorm gegoten door niet-Britse kunstenaars. Een gedeelte van de Britse output moet dan ook onvermijdelijk als een internationaal product gezien worden.

Al Davison: De spiralen kooi, Sherpa [S.l.], 2009, 140 p. : ill., € 19,95
ISBN 9789075504965. Distributie: Pinceel Stripverspreiding
Alan Moore: Watchmen, De Vliegende Hollander Amsterdam, 2009, 404 p. : ill, € 19,95
ISBN 9789049500399. Distr.: Standaard Uitgeverij
Posy Simmonds: Tamara Drewe, De Harmonie Amsterdam / Vrijdag Antwerpen, 2009,
132 p. : ill., € 22,50. ISBN 9789061699194. Distr.: Van Halewyck

Distributie: Nilsson & Lamm BV :
Hannah Berry: Britten & Brülightly, Cape London, 2008, 100 p. : ill., £ 12,99
ISBN 9780224077903
Raymond Briggs: Gentleman Jim, Cape London, 2008, 32 p. : ill., £ 10,99
ISBN 9780224085243
Bryan Talbot: The Tale of One Bad Rat, Cape London, 2008, 136 p. : ill., £ 12,99
ISBN 9780224084703
Bryan Talbot: Grandville, Cape London, 2009, 104 p. : ill., £ 16.99. ISBN 9700224084888

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2009


deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri