Voor de krant La Repubblica,
waarvoor Alessandro Baricco regelmatig bijdragen aanlevert, becommentarieerde
Italiës succesauteur deze zomer 100 foto’s, die hij over de jaren heen maakte.
Baricco’s commentaren bij die foto’s variëren van erg summier tot pakkend
descriptief. Eerder dit jaar, in De Jonge
Bruid, beschreef Baricco fotografie al als het maken van momentopnames, die
je in een oogopslag verschillende interpretaties en perspectieven bieden.
Vertellen, daarentegen, kan je dan weer definiëren als het maken van keuzes
(77).
Meer dan in Baricco’s voorgaande romans – denk
maar aan Oceaan van een zee (1995) en
Zijde (1997), komen die keuzes erg
expliciet aan bod. In De Jonge Bruid
onderbreekt Baricco, bij monde van zijn verteller en diens vriendin, regelmatig
het verhaal van de Jonge Bruid. Het koppel lijkt zo wel mogelijke kritieken op
de maniëristische trekjes van de roman op te vangen, maar vat tegelijkertijd de
meest karakteristieke aspecten van Baricco’s schrijfstijl samen. Verwacht je
als lezer dan ook aan een niet-lineaire vertelling, gelardeerd met opsommingen,
literaire referenties, ironische opmerkingen en ogenschijnlijk nutteloze
digressies. Baricco’s recentste roman kent een trage opbouw, maar al snel
varieert het vertelritme, dat vertaalster Manon Smits erg knap naar het
Nederlands wist om te zetten. De alwetende verteller switcht daarenboven
probleemloos van de derde naar de eerste persoon en van het ene naar het andere
personage, zonder dat je dat je daarbij de draad verliest. In eerdere romans,
zoals City (2009), werd de lezer wel
wat meer op de proef werd gesteld.
Aan de vertellers
metacommentaren voegt de vriendin nog toe dat er misschien wel wat te veel
seksscènes in het verhaal verweven zitten, maar alleen door hun lichamelijkheid
lijken de vrij bizarre en naamloze personages, hun identiteit volledig te
kunnen vormen. Zo is er de Jonge Bruid, die in haar zoektocht naar zichzelf
haar eigen lichaam moet ontdekken, wat haar grootmoeder haar altijd verboden
heeft. Op haar achttiende verjaardag belandt ze aan bij haar toekomstige
schoonfamilie, die met haar moet wachten op de terugkeer van de Zoon, met wie
de Jonge Bruid al drie jaar verloofd is. Die familie hanteert een aantal
vreemde regels. Boeken, bijvoorbeeld, zijn verboden, maar de Moeder leest toch
stiekem Don Quichot, waaraan de roman
vaak alludeert. In afwachting van haar verloofdes terugkeer komt de Jonge Bruid
te weten dat iedereen doodsbang is om ’s nachts te sterven – er zou een vloek
heersen over de familie. Snel komen ook andere familiegeheimen aan het licht,
mede door toedoen van de majordomus en de Oom, die helemaal geen bloedverwant
is, maar als bij toeval bij de schoonfamilie arriveerde. Die laatste verklapt
in een onbewaakt moment dat de Zoon al een jaar spoorloos is. Toch blijft de
Jonge Bruid hoopvol wachten op haar toekomstige, ook al doet ze dat in een
vreemde setting. Ze blijft immers niet in het beklemmende huis van haar
schoonfamilie, waar afgebroken handelingen zich lijken op te stapelen, maar
verhuist naar het bordeel waar de Moeder, met haar mythische schoonheid, ooit
gewerkt heeft. Waarom de Jonge Bruid in de voetsporen van de Moeder treedt en
welk lot de Zoon beschoren is, moet je als lezer echter zelf achterhalen.
Amsterdam: De Bezige Bij, 2015,
224 p. Oorspr. titel: La sposa giovane. ISBN 9789023494256
deze pagina printen of opslaan