Met haar nieuwste
bundel Er moet iets gebeuren keert
Maartje Wortel terug naar haar oude liefde: het kortverhaal. In dertien
prachtige vertelsels neemt ze haar lezers op sleeptouw en laat ze hen kennis
maken met personages die worstelen. Met zichzelf, met elkaar, of beide. En dat
in een sfeer van zweverige melancholie. Een man die de dood van zijn zoon niet
kan verwerken, een koppel dat hun dode hond wil begraven en in een totaal
absurde machtsverhouding vervalt, een vrouw die lijdt aan een depressie en als
therapie aan een houthakkerskamp voor mannen deelneemt omdat geen enkele andere
behandeling hielp, een vrouw die na het verlies van haar kind vervreemdt van
haar man en er niet in slaagt hem terug te vinden. Echt opbeurend zijn de
kortverhalen niet te noemen. Bevreemdend des te meer.
Wortels sterkte schuilt hem in
haar herkenbare suggestieve vertelstijl. Haar verhalen wemelen van op het
eerste gezicht eenvoudige, directe zinnen. Maar de kracht ervan schuilt
net in wat niet gezegd wordt, in het verborgene. Daar speelt de schrijfster
telkens opnieuw handig en vernuftig op in. Zo creëert ze een spanningsveld, een
ruimte waarbinnen de lezer het heft in eigen handen moet nemen en zijn fantasie
de vrije loop mag laten gaan.
Hoewel
de verhalen in Er moet iets gebeuren
los van elkaar staan en Wortel van geen rode draad wil weten, zijn er toch
elementen die telkens terugkeren, vraagstukken die steeds de kop opsteken. Zo
speelt de tijd een fundamentele rol. Dat wordt meteen duidelijk in de titel van
de bundeling: Er moet iets gebeuren,
en in de titel van het kortverhaal: ‘Het is al gebeurd’. Vanaf het ogenblik dat
iets gebeurt, is het onherroepelijk voorbij, behoort het tot een niet terug te
halen verleden waar wij als mens geen vat op hebben. Daarbij hoort de vraag wat
onze plaats is in dit universum. Wortel laat dit prachtig naar voor komen in
het kortverhaal Nachtruiters: <br
/>
‘Zo was ons leven.
Wij zijn in een andere ruimte en tijd terechtgekomen. Het is nu tijd voor de
anderen. Dat is alles wat wij weten. Wij maken plaats.’
Verder valt het op
dat Wortel iets heeft tegen hokjesdenken. De ambiguïteit over het geslacht van
de hoofdpersonages is een constante in heel wat van de kortverhalen. ‘Doet dat
ertoe?’, repliceert de schrijfster hierop. En daar heeft ze een punt. Feit is
dat we van de personages maken wat wij als lezer willen, een man, een vrouw, of
we laten het gewoon in het midden. Zo is het bijvoorbeeld alles behalve
duidelijk of het hoofdpersonage in Tomer en Elias, dat op een ongezonde manier
gedomineerd wordt door de oudere broer, een jongetje of een meisje is. Of
verandert de ex-geliefde in ‘De schrijver II’ naar het einde toe van
geslacht:
'Ze kust me toch en ze ruikt nog
steeds hetzelfde, maar ze is een jongen geworden. Een heel mooie jongen, maar
toch blijf ik een meisje zien, wat maar weer bewijst dat je blijft zien wat je
al zag.'
Dat
leidt ons naar de rol die de schrijver heeft in Er moet iets gebeuren. Wortel spreekt voortdurend haar
(ex-)geliefden, haar uitgever en haar lezers aan en misleidt iedereen telkens
opnieuw. Hiermee doet ze haar publiek nadenken over de manier waarop je als
schrijver toch maar mooi alle touwtjes in handen hebt. Het beste voorbeeld
hiervan is ‘De schrijver II’. Het hoofdpersonage is niemand minder dan Maartje
Wortel zelf. Op een heel persoonlijke, intieme manier heeft ze het over haar
liefdesleven. Maar is dit de echte Maartje Wortel, of is dit fictie? Zo
schrijft ze:
‘Voor mijn toenmalige vriendin
K. stopt het verhaal hier. (Sorry. Weet je nog dat ik je een keer in een
overmoedige bui vertelde dat alles wat ik schrijf een antwoord op mezelf is? En
dat jij toen zei dat de mensen me daarom afstandelijk vinden. Ik zei dat de
mensen me helemaal niet afstandelijk vinden. De lezers, zei je. Sommige lezers,
zei ik. Te veel, zei jij'. <br
/>
Naast de rol van de
schrijver wordt ook de taal ter discussie gesteld. 'Taal is dood', zegt de
ex-vriendin van het personage Maartje Wortel op een bepaald ogenblik in ‘De
Schrijver II’. Maar is het lot van de taal werkelijk fataal? Of geeft taal net
hoop? Het personage Maartje Wortel is het in ieder geval niet met haar eens:
'Ik wil
dichtbij blijven. Juist in de taal, want als je niet meer met elkaar naar bed
gaat lijkt dat alles te zijn wat overblijft.'
Taal is
machteloos, maar tegelijkertijd is het het enige wat we hebben om de strijd met
de tijd aan te gaan: ‘Er zijn in het leven meerdere momenten waarvan je zegt
dat je ze niet zult vergeten, maar zonder taal vergeet je ze op den duur toch.’
Zulke prachtige waarheden, daar zit Er
moet iets gebeuren vol van. En dat maakt het meteen tot een boek dat je
moet gelezen hebben.
Maar het mooiste aan deze
bundeling verhalen zijn de pogingen van de verschillende personages om elkaar
te begrijpen. Om tot elkaars universum toe te treden. Op melancholische wijze
beschrijft Wortel de fundamentele eenzaamheid van haar karakters wanneer zij
hier niet in slagen. Zo brengt ze in het filmische ‘Het is al gebeurd’
het verhaal van een vader die zijn zoon verloor en niet in staat is te
communiceren over het gemis dat hij voelt:
‘Het
onheilspellende gevoel stroomt als dik bloed door al mijn aderen; en die tijd,
al duurt het vaak slechts enkele seconden of minuten dat ik niet kan begrijpen
waar dat gevoel vandaan komt, is vele malen erger, echt vele malen erger, dan
te weten wat er mis is, hoe erg datgene wat er mis is ook is. Weten dat jij er
niet meer bent is makkelijker dan het gemis te voelen en in dat moment tussen
slapen en wakker worden wanhopig in mezelf zoeken waar het gemis vandaan
komt.'
Op een wonderlijk ontroerende
manier toont Wortel ons zijn wereld, waarin hij, hopeloos, naar zijn zoons gsm
telefoneert, zijn verhaal vertelt aan diens voicemail en dan later opnieuw zijn
eigen, bedroefde stem herbeluistert:
‘Hij
luistert naar zijn eigen stem. De gebroken toon. De wind die er soms doorheen
komt en ruis veroorzaakt. Hij hoort zichzelf zoeken naar de juiste woorden,
alsof er alsnog iets mis kan gaan.’
Maar hoewel Maartje Wortel de
wanhoop van haar personages pijnlijk realistisch blootlegt, is Er moet iets gebeuren geenszins een
deprimerende bundel. Want af en toe is er die ene aanraking, die ene zin, die
hoop geeft. 'Ik weet niet zeker of liefde bestaat,' aldus Maartje Wortel, 'ik
weet alleen zeker dat je je leven lang kan blijven geloven in iets waarvan je
niet zeker weet of het bestaat.'
Das Mag 2015, 236
p.ISBN 9789082410600
deze pagina printen of opslaan