Nederlands proza

Daniël Robberechts: Dagboek '68-'69

door Erik de Smedt

Het schrijven van Daniël Robberechts (1937-1992) is er steeds op gericht geweest zich op een bewuste manier in te laten met de 'echte' werkelijkheid. Hij had een afkeer van literaire personages die louter als vrucht van de verbeelding ontstaan, van fictie die hij een leugenachtige omweg vond, maar ook van avant-gardeliteratuur die het alleen om formele experimenten te doen is. Zijn werk is in sterke mate autobiografisch, getrouw aan zijn overtuiging: 'Werkelijkheidshalve kunnen wij maar één enkel verhaal vertellen: het onze.' Robberechts heeft meer dan dertig jaar een dagboek bijgehouden. Nog tijdens zijn leven heeft hij daaruit fragmenten in tijdschriften gepubliceerd. Een van zijn belangrijkste werken, De grote schaamlippen (1969, later betiteld Open boek: een dynamische zelfbeschrijving), verwerkt en herschrijft voor een groot deel dagboekaantekeningen uit de jaren 1965-66. Wat hem voor ogen stond, was 'een dagboek dat meer dan een dagboek zou zijn, een geschrift dat de discontinuïteit van een dagboek, de versnippering van het werkelijke leven zou verzoenen met de continuïteit, de compactheid van een boek.' In 1984 verscheen in boekvorm Dagboek '64-'65, in 1987 Dagboek '67-'68. Na Robberechts' zelfgekozen dood verschenen fragmenten uit het dagboek '68-'69 in diverse tijdschriften. Nu heeft Het balanseer in een mooie, rustige vorm het hele dagboek uitgegeven. Het gaat om een vrijwel diplomatische editie met zo weinig mogelijk ingrepen. Soms mis je enige annotatie, bij gebruikte afkortingen en namen van ministers bijvoorbeeld. Het register vermeldt de namen net zo als in de tekst, en dus soms gewoon initialen.
De bewogenheid en de radicalisering van de late jaren zestig met hun contestatie, in vraag stellen van het gezag, seksuele revolutie, het verzet tegen censuur, het streven naar een democratische en ook op wereldvlak rechtvaardiger samenleving kenmerken ook dit dagboek volop. Sinds de bezetting van het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten heeft de kluizenaar Robberechts het belang van het gezamenlijk handelen ontdekt. Hij engageert zich in werkgroepen van onder meer de Vereniging voor Vlaamse Letterkundigen voor de schrijversbelangen, neemt samen met revolterende studenten in de universiteit Gent deel aan manifestaties, schrijft wat hij zelf 'functionele' teksten noemt voor allerlei bladen, en ontwerpt plannen voor de hervorming van bestaande en voor nieuwe tijdschriften. Bij al die activiteit verloochent hij zichzelf niet. Hij blijft kritisch tegenover de contestanten, ontmaskert ook hun machtsspelletjes en af en toe autoritaire communicatievormen. De spanning tussen het reflexieve, zelfs contemplatieve leven waarvoor hij heeft gekozen en de drukte van afspraken, vergaderingen, publieke optredens en onderhandelingen weegt hem zwaar. In se blijft hij de schuwe, tobberige, passieve en perfectionistische eenling, 'een masochistische padvinder' zoals hij zichzelf eens noemt. Soms verlamt zijn zin voor nuancering hem, het overal onverbiddelijk zien van pro's en contra's. Niet zelden argumenteert hij in dit dagboek zelf tegen een voorstel dat hij daarvoor heeft bepleit.
Het schrijven blijft voor Robberechts ? dat staat als een paal boven water ? de betere, authentiekere vorm van communicatie. Het is geen toeval dat dit dagboek begint met een pleidooi tegen pseudoliteraire nevenactiviteiten: het heeft 'geen zin [...] een schrijver anders dan via zijn geschrift te laten optreden ? dat bewijst alleen hoe kunstmatig een "literaire cultuur" in leven wordt gehouden. Wie van een schrijver meer verwacht dan geschriften is een valsspeler.' Dat dit schrijven diep in hem te maken heeft met ontgoocheling over de oppervlakkigheid (en de vermijding) van alledaagse communicatie, is duidelijk. Evenzeer dat die ontgoocheling zich ook uitstrekt over seksualiteit als enige directe vorm van communicatie. Een vaste relatie blijft hij, ondanks zijn verantwoordelijkheidszin voor vrouw en kind, beknellend vinden. Fantasieën over seks met onbekenden ('partouses') en de fascinatie voor pornografie en lesbische relaties spelen ook in dit dagboek een grote rol. Verdwenen is daarentegen de preoccupatie met religie. Een van de scherpste passages gaat erover dat katholieke bemoeienis in het publieke debat over de noodzakelijke hervormingen van de samenleving uit de tijd is: 'het gezond verstand (en zelfs het evangelie) eist gewoon dat de katholieken hun atavistische betweterij in de kerk laten (de geringste plaats bezetten op het feestmaal) (ik gun ze de ereplaats in het hiernamaals)'.
Vooral in de eerste twee derden van het boek stoort het overwicht van feitjes (korte aantekeningen over de alledaagse dingen die zijn gebeurd, ontmoetingen met louter vermelding van de namen...) wel eens. Ook de lectuurexcerpten zijn soms buitensporig lang, verbrokkeld en commentaarloos. Een lezer verwacht van een dagboek meer dan wat Robberechts zelf 'boekhoudachtige gierigheid' noemt. Maar telkens weer duiken, soms onverwacht, lucide waarnemingen en inspirerende gedachten op. 'De werkelijkheid is stekend, men kan ze niet strelend, in vogelvlucht, beschrijven, elke stekel moet tot aan de punt worden gevolgd.' Nadat hij in Amougies een concert van Pink Floyd heeft meegemaakt: 'De kracht van de versterkers kan autoritarisme suggereren; maar bij nader toezien: het is een autoritarisme dat niets belooft en niets eist, een autoritarisme zonder woorden dat louter gééft.' Even scherpzinnig denkt hij na over het recht op een minimuminkomen voor iedereen, ook voor wie liever geen werkslaaf wordt en recht opeist op eigen creatieve bezigheid, die niet beperkt blijft tot de 'vrije tijd'. Over het schrift als medium tussen de nieuwere media. Over de ongeschreven wetten van de televisie als volgens hem oerburgerlijk gebruikt (dus niet 'nieuw') medium: de onopgemerkte manipulatie bij een interview, het zich instellen op één laag van de bevolking. Dat het daarbij in Robberechts' tijd om een gecultiveerde laag van leraren, ambtenaren en kaders ging, is intussen achterhaald. De grond van de zaak, dat een omroep de verscheidenheid van zijn publiek tot eenheidsworst reduceert, uiteraard niet. Op het utopische denken van de jaren zestig wordt decennia later, in pragmatische tijden, wel 's meewarig teruggekeken. Een dagboek als dat van Daniël Robberechts is nog altijd in staat die zelfgenoegzaamheid te doorprikken.

Daniël Robberechts, Dagboek '68-'69, Het balanseer Aalst, 2010, 254 p., € 24,95. ISBN 9789079202065

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2010

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri