‘Van alle woorden
zijn de onze de zwakste, al liggen ze ontegensprekelijk in de mond.’
Charles Ducal is
een bedachtzaam dichter met een eerbiedwaardige staat van dienst. Niet dat zijn
werk is afgerond of dat hij is uitgezongen, maar wel dat hij een select aantal
bundels heeft geschreven die stuk voor stuk indringende poëzie offreren. Hij is
zonder meer een oeuvredichter, die in 2012 zijn tot dan toe gepubliceerde
gedichten bundelde onder de veelzeggende titel Alsof ik er haast ben. Verzamelde gedichten 1987-2012. In zijn
gedichten en beschouwingen laat Ducal zich kennen als een bewogen en bevlogen
medemens, altijd weer links van het onzichtbare midden. Hij schuwt harde
waarheden niet en durft het aan te appelleren aan het mededogen van de lezer,
die hij altijd weer zijn medestander acht, ‘son semblable, son lecteur’.
Intussen heeft Ducal niet nagelaten ijverig voort te timmeren aan zijn werk,
getuige de lijvige bundel De buitendeur
(2014), die in het licht van de huidige migratiestroom, zindert van een bijna
visionaire kijk op een omineuze werkelijkheid. Ik kan niet nalaten de eerste
strofe van het titelgedicht hier even te citeren, in de hoop er een of andere
poëzie lezende beleidsmaker alsnog door aan te steken:
‘Voorlopig hebben wij niets te vrezen,
de deur
is gelukkig goed dicht.
Daarachter horen wij soms beweging, <br
/> maar wij weten niet wat het is’.
Op 29 januari 2014 werd Charles Ducal voor de duur van twee jaar
aangesteld als eerste Dichter des Vaderlands, in het spoor van de Franstalige
Vlaming Emile Verhaeren, of zo je wil, in navolging van de Romeinse en Britse
poeta laureatus/poet laureate. Dat het om een precaire en voor sommigen
omstreden positie gaat, beseft Ducal als geen ander. In de aanvaardingsspeech
wijst hij daar trouwens zelf nadrukkelijk op. Met deze tekst opent het mooi
vormgegeven boek waarin hij het poëtische residu van zijn vaderlandse periode
aan het grote – en hopelijk groter geworden – publiek presenteert.
Zowel uit de helder geformuleerde omlijstende teksten als
uit een aantal hier opgenomen gedichten blijkt dat Ducal zich bewust gericht
heeft tot de aankomende lezers en dichters. Gedichten als ‘Faalangst’, ‘Nooit
fout’, ‘Voor de 51 laatsten’ en ‘Bij een vertrek’ zijn daar aandoenlijke
voorbeelden van. Menige ontmoeting met leerlingen op diverse scholen in
Vlaanderen en Wallonië, die van Ath en Visé op kop, heeft Ducal gesterkt in de
overtuiging dat de (vermeende) teloorgang van de poëzie ‘in geen geval te
wijten [is] aan een gebrek aan belangstelling bij de leerlingen’. In dezelfde
lijn ligt zijn uitspraak dat poëzie er bij wint als zij ‘zich op een
toegankelijke manier weet te verbinden met maatschappelijke thema’s’. Dat
laatste heeft Ducal de voorbije twee jaar in ieder geval met verve
nagestreefd.
Deze bundel bevat
exemplarische gedichten, geschreven naar aanleiding van of ingegeven door
publieke aangelegenheden, zoals het Feest van de arbeid, de strijd voor
algemeen stemrecht, de herdenking van het begin van de Eerste Wereldoorlog of
die van de bevrijding aan het eind van de Tweede Wereldoorlog. Ook
internationaal erg gevoelige geopolitieke kwesties (als de onderdrukking van de
Palestijnen in Gaza door de Israëlische staat) worden door Ducal aangegrepen om
zijn woede of ergernis lyrisch te exploiteren en de as van de
wereldgeschiedenis om te woelen. Wat dat betreft sluiten de hier gebundelde
opdrachtgedichten naadloos aan bij de politieke of sociale thema’s die ook in
zijn latere bundels manifest aanwezig zijn. In het opstel ‘Een gratis dürüm’,
waarin hij terugblikt op zijn ambtsperiode, zegt hij onder meer dit: ‘De kern
van vele gedichten is een immense woede over de wijze waarop hersens worden
vergiftigd, mensen verdeeld en levens kapotgemaakt
door de neoliberale waanzin die
de wereld van vandaag regeert. Een gedachte om in te lijsten en elke dag hardop
te herhalen.
De gedichten zelf etaleren
zoveel fraais dat het erg moeilijk is er lukraak een greep uit te doen. Het
poëticale openingsgedicht is evenwel meteen raak:
‘Van alle woorden zijn de onze de zwakste, al liggen zij
ontegensprekelijk in de mond. Niemand verhoort ze, niemand verkracht ze. <br
/> Zij kussen de sterren, zij hebben geen grond’.
Een dreun van jewelste zijn naar
mijn gevoel de beginverzen van ‘De Ilias’:
‘Een soldaat
staat voor de boekenkast. Het geweer
nog warm. Zijn vingers
glijden proevend,
tot plots een grotere oorlog wordt opgeroepen.
Hij staat weer voor de klas en leest de Ilias,
urenlang’.
Niet alleen wordt een brug geslagen naar het epische
oergedicht waaruit – bij wijze van spreken – alle westerse poëzie is
voortgekomen, de leraar die Ducal in een vroeger leven ook was verschijnt even
ten tonele. Bovendien suggereert het gedicht dat oorlog en vrede vervaarlijk
dicht tegen elkaar aanleunen. Maar vooral dat sinds de mythische Trojaanse
oorlog de mens nauwelijks iets heeft bijgeleerd. Dat blijkt ook uit andere hier
opgenomen herdenkingsgedichten, bijvoorbeeld ‘Soldaat 1914’, waaraan de bundel
de Nederlandstalige titel ontleent:
‘De
hamer van de taal heeft zijn schedel gekraakt
en alle kamers
ingenomen. Het is nog zijn hoofd,
maar wordt nu bewoond door iets
groters’.
Het gedicht veegt de vloer aan
met alles wat naar heldendom en patriottisme zweemt, trilt van niet ingehouden
verontwaardiging en besluit als volgt:
‘Hoofdletters vullen ze in,
geven de dood zijn onsterfelijke
zin.
Zijn dood, niettemin’.
Ja, toegankelijk zijn deze verzen zeker, maar grimmig en
meerduidig ook én onweerlegbaar waar.
De toegankelijkheid die Ducal zorgvuldig koestert
verhindert niet dat hij af en toe knipoogt naar klassieke of vertrouwde
modellen, waarvan hij onvermoede dimensies blootlegt. ‘Ballade van de zee’ is
daar een uitstekend voorbeeld van. Je zou het een intertekstuele aanklacht
kunnen noemen, waarin het interculturele en intermenselijke elkaar versterken.
Het gedicht, dat mij om meer dan één reden aan het werk van de Griekse balling
Konstantinos Kavafis doet denken, voegt een prikkelende variant toe aan
‘Koningskinderen’, dat in de bundel Toegedekt
met een liedje (2009) werd opgenomen. De nieuwe ballade klinkt zo:
Niet de wind, maar een boze mond
doofde de kaars. De koningszoon
verdronk.
Wie op hem
wachtte werd gek van verdriet <br
/> en sprong in zee. Beiden werden een lied.
Is het water te diep, koopt men een plaats
op een boot. De afstand is niet
zeer groot.
De levens aan
boord, zij wegen zo zwaar
en de boot is licht. Ook brandt er geen kaars.
Aan de overkant is nog een feest aan de gang.
Men eet er de wereld, al
eeuwenlang.
Spoelen de
lijken aan, vangt men ze op
en wordt stil. Een minuut lang spreekt God.
Daarna blazen monden het fort weer dicht,
voor de poort ligt een
oorlogsschip.
De doden in
zee, ook zij worden een lied. <br
/> Het zingt niet, het huilt. <br
/> En toch hoort men het niet. <br
/>
Bewoond door iets groters is in meer dan een opzicht een
grensoverschrijdende bundel. De belangrijkste reden is uiteraard dat de gedichten,
althans de meeste, ook in Franse en Duitse vertaling worden aangeboden. Dat is
uiteraard mede het gevolg van de oorspronkelijke opzet die door de
initiatiefnemers Vonk & Zonen, Poëziecentrum Gent en vzw Kunst werd
geformuleerd: gedichten aan te leveren die door alle landgenoten in hun eigen
taal kunnen worden gelezen en geapprecieerd. Daar heeft het Vertalerscollectief
van Passa Porta in aanzienlijke mate aan bijgedragen, want de vertalingen zijn
op hun beurt geslaagde omzettingen die een hoge graad van creativiteit, en soms
van eigenzinnigheid, uitstralen. Wie deze gedichten, die oorspronkelijk zijn
verschenen in De Morgen, L’Avenir en Grenz-Echo, nog niet van dichtbij heeft
gezien, krijgt met deze publicatie een meertalige Charles Ducal aangeboden
waarin drie verscheiden culturen welluidend resoneren.
Het boek wordt bovendien aangevuld met een cd waarin een
behoorlijk aantal gedichten door Ducal zelf in het Nederlands, door Filip
Jordens in het Frans en Sigrid Streidle in het Duits prachtig zijn ingesproken.
Wie ze niet wil lezen, kan zich dus ook auditief laten verleiden. Wie ook dat
niet wil, kan zich beperken tot de bijbehorende dvd, die een filmisch overzicht
biedt van de heel bijzondere productie van onze eerste ‘Dichter des Vaderlands’.
Daarin geven, behalve de dichter zelf, belangrijke betrokkenen als Bernard
Dewulf en Carl De Strycker tekst en uitleg bij een project dat eind januari
2016 een tweede editie zal beleven. Dan zal de Waalse dichteres Laurence
Vielle, die Ducal omschrijft als ‘dit vuurwerk van een vrouw’, ’cette source
inépuisable d’originalité, de force créatrice et d’humour’ het van hem
overnemen. Wordt dus ongetwijfeld vervolgd.
Amsterdam/Gent : Atlas Contact/Poëziecentrum 2015, 126 p.
+ cd + dvd-video. ISBN 9789025446482
deze pagina printen of opslaan