In 2007 werd de
Britse auteur David Mitchell door Time
magazine verkozen als een van de honderd invloedrijkste personen ter
wereld. Hij werd geselecteerd als de grondlegger van de eenentwintigste-eeuwse
roman, met als summum het sublieme Wolkenatlas,
waarin de grenzen van tijd, plaats, personage en stijl overstegen werden.
Mitchell zelf is veel bescheidener over zijn prestaties. Hij staat met beide
voeten op de grond en timmert verder aan een sterk vervlochten oeuvre
waarbinnen elk boek een hoofdstuk vormt.
Zo ook zijn roman The Thousand Autumns of Jacob de Zoet (vert. De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet), waarbinnen Mitchell
alle registers van de historische roman opentrekt. Het boek speelt zich af in
de Japanse havenstad Nagasaki eind achttiende, begin negentiende eeuw. Op dat
moment was het Japan van het Tokugawa-shogunaat, waarin het christendom na de
bekeringsdrang van de Portugezen streng verboden was, volledig afgesloten van
het Westen. Enkel de kleine handelspost op het artificiële waaiervormige eiland
Dejima (grosso modo ter grootte van de Brusselse Grote Markt) in de Baai van
Nagasaki fungeerde als een 'kattenluikje' voor de handel met de Verenigde
Oost-Indische Compagnie (VOC). Nadat de Portugezen aan de deur gezet waren,
hadden de Nederlanders op papier het westerse monopolie op de handel met Japan
overgenomen. De overzeese VOC-werknemers, die vanuit de havenstad Batavia op
het eiland Java opereerden, maakten graag gebruik van het jarenlange
geïsoleerde verblijf op Dejima om een aardig centje bij te verdienen. Meestal
door voor eigen rekening een handeltje op te zetten, maar ook door regelrechte
corruptie ten nadele van het VOC.
Binnen die context wordt de klerk Jacob de Zoet opgevoerd,
die in opdracht van Opperhoofd Vorstenbosch, de nieuw aangestelde leider van de
Nederlandse handelspost op Dejima, de corruptie onder diens voorganger moet
uitpluizen. Als rechtgeaarde zoon van een Zeelands predikant kan De Zoet
moeilijk overweg met zijn grofgebekte en van moraal gespeende collega's van het
VOC. Hij verkiest het gezelschap van de Nederlandse chirurgijn en botanist
Marinus en de Japanse tolk Ogawa Uzaemon. Deze laatste laat De Zoet zijn
verboden Psalter houden (een vergrijp dat Uzaemon de doodstraf kan kosten) om
toegang te krijgen tot zijn bibliotheek en moedigt hem aan in zijn gevoelens
voor de vroedvrouw Aibawaga Orito. De Zoet wordt verscheurd door de sterke
aantrekkingskracht die uitgaat van de in het gezicht verbrande Orito, terwijl
thuis zijn verloofde op zijn terugkeer wacht. Een exotische verliefdheid die
sowieso gedoemd is om te mislukken, aangezien alle Japanners (inclusief de
tijdelijke vrouwen van de Nederlanders en hun nageslacht) het land niet mogen
verlaten. Als blijkt dat Vorstenbosch enkel bewijzen van fraude verzamelde om
zelf een grote partij koper voor eigen gewin te verschepen, kan De Zoet de
aangeboden job van Secunde (tweede in rang) niet aanvaarden. Hij blijft een
gewone klerk tot leedvermaak van zijn concurrenten, en dan verdwijnt ook zijn
aanbeden Orito...
Hoewel Mitchell benadrukt dat op
wat schuiven in de tijd na, de beschreven historische feiten grotendeels
correct zijn, is de historische context vooral als het canvas waarop de
menselijke gedragingen uitgetekend worden. Zoals in Wolkenatlas exploreert Mitchell onder meer het thema van de mens
als roofdier. In het tweede deel van zijn nieuwe roman vertaalt zich dat in een
vorm van religieus kannibalisme bij de monniken van een heiligdom in Kyôga, die
de zusters van het klooster bezwangeren en de pasgeboren baby's opeten om zich
van een lang leven te verzekeren. De zusters worden in de waan gelaten dat hun
kinderen een plaats krijgen in goede adoptiefamilies. Wie na vele jaren het
klooster mag verlaten, wordt vergiftigd om het duistere geheim te bewaren. De
invloedrijke Heer Enomoto is de abt en beschermheer van het heiligdom. Hij
koopt de gereputeerde vroedvrouw Orito van haar schoonmoeder na het overlijden
van dier met schulden beladen vader, en brengt haar onder bij de zusters van
het heiligdom. Via een geschrift van een ontsnapte monnik raakt Uzaemon op de
hoogte van Orito's duistere lot. Blijkt dat de tolk voor zijn gearrangeerde
huwelijk smoorverliefd was op haar, maar van zijn Samoerai-vader niet met haar
mocht huwen. Uzaemon zet een reddingactie op touw, maar die is, net als De
Zoets liefde voor Orito, gedoemd om te mislukken. De barbaarsheid van de
Japanners moet echter niet onderdoen voor die van de Europeanen, die hun slaven
als beesten behandelen. Mitchells boodschap is dan ook een universele: het is
eigen aan de mens om zich tegen zijn soort te keren, om de andere te
stigmatiseren, te onderwerpen en te vernietigen.
Uitzonderlijk aan deze roman is
dat Mitchell hoofdzakelijk de derde persoon gebruikt, waar hij in zijn vorige
boeken in de eerste persoon vertelde. Omdat hij het voor hem intimiderende
auctoriële vertelstandpunt wilde vermijden (waar stopt het alziende oog van de
auteur?), was hij op zoek naar een andere oplossing om de authenticiteit van
het vertelde te waarborgen. Dus bedacht hij een denkbeeldige helm met een punt
binnenin, die fungeert als een gedachtelezer van de persoon die de helm draagt.
Zo kon hij de gedachten van de op dat ogenblik vertellende persoon lezen zonder
die van de andere personages te kennen. Een personeel vertelstandpunt is
natuurlijk niets nieuws, maar waarschijnlijk wou Mitchell iets tastbaars om het
regelmatig verspringen van het ene naar het andere personage te rechtvaardigen.
Opvallender zijn de
taalregisters. Zo gebruikt Mitchell bijvoorbeeld een Engels idioom om de taal
van de Nederlandse werklui weer te geven of een vorm van pidgin Engels om aan
te duiden dat de Japanners onderling Nederlands praten. Japan kende namelijk
niet alleen een uitgebreide vertalersgilde die de communicatie met de
Nederlanders in goede banen moest leiden, ook in academische kringen was de
kennis van het Nederlands cruciaal, aangezien Nederlandstalige boeken in
belangrijke mate de instroom van kennis verzekerden. En natuurlijk kon de
plechtstatige taal uit de Samoeraifilms niet ontbreken als de weledele
Japanners met elkaar communiceren. Mitchell springt zeer inventief met taal om,
maar de verschillende registers uit verschillende talen en culturen overtuigend
in één taal te verwoorden, blijkt bijzonder complex te zijn. Bovendien wordt de
lectuur bemoeilijkt door het gebruik van een staccato van korte fragmentarische
dialogen, die gelardeerd worden met korte tussenacties of vertelaanduidingen.
Het is een sterk tweedimensionale, filmische taal die enige gewenning vraagt.
De bijzonder rijke vertellagen van David Mitchell laten
zich niet zo eenvoudig in een kort betoog ontsluiten. Dat heeft onder meer te
maken met de vele stilistische invloeden die hij in zijn oeuvre verwerkt en
waarachter hij zich als een literaire kameleon verschuilt: hij wil zich als
auteur onzichtbaar maken. Vandaar dat hem vaak verweten wordt dat hij geen
eigen stem zou hebben. Mitchell heeft vele jaren in Japan gewoond en is gehuwd
met een Japanse. Toch is dit zijn eerste werk dat zich haast volledig in Japan
afspeelt. Het is dan ook passend dat hij onder meer zijn grote voorbeelden van
de klassieke Japanse literatuur als Shusaku Endo en Yasunari Kawabata verwerkt.
Maar het eindproduct blijft een vintage Mitchell; een uniek literair product,
zij het met een aantal onvolmaaktheden. Een nieuw hoofdstuk in Mitchells oeuvre
dat deel zal uitmaken van een trilogie, waarin het personage Marinus volgens
het principe van De geestverwantschap
in andere tijden en lichamen zal reïncarneren.
David Mitchell: De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet, Amsterdam : Nieuw Amsterdam 2015, 544 p. Vert. van: The Tousand Autumns of Jacob de Zoet door Harm Damsma en Niek Miedema. ISBN 9789046818343
Distributie: WPG Uitgevers
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf 2010
deze pagina printen of opslaan