Vertaald proza

Achmat Dangor: Bitter fruit

door Kris van Zeghbroeck

Even leek het erop dat wilde Amerikaanse horden de Booker Prize (www.themanbookerprize.com) zouden overspoelen, maar deze bekroning blijft nu definitief voorbehouden aan ingezetenen van de Commonwealth en Ierland. Wel wordt er een nieuwe Booker International Prize (www.manbookerinternational.com) gelanceerd, die tweejaarlijks uitgereikt wordt aan een nog levende auteur die in het Engels schrijft of gemakkelijk in Engelse vertaling te verkrijgen is. De eerste uitreiking is gepland voor mei 2005, op basis van een shortlist van 15 auteurs. De winnaar ontvangt £ 60.000, £ 10.000 meer dan de Booker Prize, maar het blijft afwachten of de nieuwe bekroning ook voor spectaculaire verkoopcijfers zal zorgen.

Dankzij de introductie van de Booker International Prize kan de Booker Prize -- die intussen aan zijn 36e editie toe is -- zijn eigenheid bewaren. Uit de 126 inzendingen werd een longlist van 22 boeken gedistilleerd. Bij het opmaken van de shortlist werden dit jaar de gehypete debutanten resoluut geweerd. Elk van de genomineerden, vijf mannen en één enkele vrouw, had zijn of haar kunnen reeds in meerdere of mindere mate bewezen. Behalve de Ier Colm Tóibín (The Master) en de Zuid-Afrikaan Achmat Dangor (Bitter fruit) was het allemaal Brits wat de klok sloeg: Alan Hollinghurst (The line of beauty), Sarah Hall (The electric Michelangelo), David Mitchell (Cloud atlas) en Gerard Woodward (I'll go to bed at noon). Volgens de juryvoorzitter ging het om de sterkste shortlist in jaren: elk van de genomineerden zou zich kunnen meten met de laureaten uit de geschiedenis van de Booker. De traditionele discussie rond de kwaliteit van de shortlist uit de voorbije jaren werd zo in de kiem gesmoord. Algauw tekende zich een kopgroep van drie af met Mitchell, Hollinghurst en Tóibín. Zij hielden stand tot op het einde waar, in een sterk verdeelde sprint, Hollinghurst uiteindelijk Mitchell met een neuslengte versloeg. Het was al een tijdje geleden dat zoveel kwaliteit uit het verregende Albion geëtaleerd werd. Aanleiding voor bepaalde critici om komaf te maken met de jarenlange malaise binnen de Britse literatuur. De Britse roman leeft!

De outsiders van dienst op de shortlist waren Sarah Hall, Gerard Woodward en Achmat Dangor. Al snel werden hun kansen op de Booker Prize door pers en bookies tot een minimum herleid. Sarah Hall (geb. 1975) werd genomineerd met haar tweede The electric Michelangelo, waarvan de vertaling in de lente van 2005 bij Anthos is aangekondigd onder de titel De Michelangelo van Coney Island. Haar onvertaalde debuutroman Haweswater (2002) werd bekroond met de Commonwealth Writer's Prize (Best First Book) en een Betty Trask Award. The electric Michelangelo volgt het opmerkelijke leven van Cy Parks. Begin vorige eeuw groeit hij op in een pension voor teringlijders dat door zijn moeder gerund wordt in Morecambe Bay, aan de noordwestkust van Engeland. Uiteindelijk gaat Parks in de leer bij de gerenommeerde tatoeëerkunstenaar en dronkaard Eliot Riley. Na diens dood verzeilt hij op het Amerikaanse Coney Island, waar hij naam maakt als de Michelangelo van de tatoeëerkunst. Parks wordt verliefd op een mysterieuze Oost-Europese migrante die hem haar lichaam vol ogen laat tatoeëren.

De bekroonde dichter Gerard Woodward (geb. 1961), "the KitKat man", vult in het dagelijkse leven de snoep- en drankautomaten van Manchester University. Naar verluidt heeft hij een achttal ongepubliceerde romans op zijn naam staan. Zijn eigenlijke romandebuut, August, werd in 2001 genomineerd voor de Whitbread First Novel Award. Daarin voert hij de Londense familie Jones op tijdens hun kampeervakanties in het Wales van de jaren '60. In die luchtige verpakking verwerkte hij o.m. de verslaving van zijn moeder aan het snuiven van lijm. Ook in Woodwards tweede roman, I'll go to bed at noon, verzachten humor en excentriciteit de donkere kanten van de biografisch geïnspireerde familie Jones. Intussen is de aandacht verschoven naar de Londense grootstad van de jaren '70. Ongebreideld alcoholisme gooit een schaduw over het boek, dat vooral focust op de losgeslagen maar muzikaal hoogbegaafde zoon Janus.

Achmat Dangor (geb. 1948), een Zuid-Afrikaanse auteur en anti-apartheidsactivist van Indische afkomst (zijn grootvader vluchtte naar Zuid-Afrika nadat hij de blanke verkrachter van zijn zus vermoord had), beschouwt verkrachting als een passende metafoor voor het leed van het gewone volk. De waarheidscommissie heeft heel wat menselijke tragedie gewoon onder het tapijt geveegd. Die onderdrukte emoties resulteerden volgens Dangor o.m. in de zwaarste verkrachtingsstatistieken ter wereld. Seksueel misbruik als het "bittere fruit" van het post-apartheidtijdperk. Metafoor en realiteit vallen samen in Bitter fruit, een portret van een verscheurde familie en het moderne Zuid-Afrika. Dangors activisme, gecombineerd met een schrijf- en publicatieverbod in de jaren '70, maakt dat hij zich nooit volledig op de literatuur heeft kunnen toespitsen. Dat verklaart misschien waarom prozawerken als Waiting for Leila (1981), Z-Town trilogie (1990) en Kafka's vloek (1997) vaak als kortverhalen en/of novelle worden aangeduid. Pas sinds Dangor naar New York verhuisde, lijkt zijn schrijversschap in een stroomversnelling te raken: na Bitter fruit (2003) staan er nog memoires én een nieuwe roman op til.

Tot slot de drie grote favorieten Colm Tóibín, David Mitchell en Alan Hollinghurst, die stuk voor stuk al eens naast de Booker Prize grepen. Aangezien de bekroning de voorbije twee jaren in handen van gehypete debutanten als Yann Martel (Het leven van Pi) en DBC Pierre (Vernon God Little) viel, was de tijd weer rijp om een van de verloren zonen op te vissen. De Ier Colm Tóibín (geb. 1955) is intussen al aan zijn vijfde roman toe. Hij debuteerde in 1990 met Het zuiden, genomineerd voor de Whitbread Award en bekroond met de Irish Times First Novel Prize. Zijn tweede roman In lichterlaaie (1992) bevestigde met de Encore Prize en de E.M. Forster Award. Een nominatie voor de Prix Fémina (Het verhaal van de nacht (1996)), de Impac Award en de Booker Prize (beide voor Het lichtschip van Blackwater (1999)) verstevigde Tóibíns internationale reputatie. The master (2004) is een fictionele recontructie van vier jaar uit het Europese leven van de Amerikaanse auteur Henry James, van 1895 tot 1899. Het is de periode waarin hij o.m. What Maisie knew (recent bij Bert Bakker herdrukt als Wat Maisie wist) en The turn of the screw (De onschuldigen, IJzer, 1998) schreef, en begon aan de planning van The ambassadors. James reist opnieuw naar Italië, waar hij verliefd wordt op een jonge beeldhouwer. Het heden is aanleiding voor een terugkeer naar herinnering en verleden, waarbij bepalende familierelaties belicht worden. In de periode dat Oscar Wilde veroordeeld wordt, belicht Tóibín de vermeende homoseksualiteit van Henry James.

David Mitchell (geb. 1969) mag dan net naast de Booker gegrepen hebben, hij komt als de populairste auteur uit de strijd: geloofd door de critici en op handen gedragen door het publiek. Zijn verkoopcijfers zullen die van winnaar Hollinghurst ruim overtreffen. Mitchell debuteerde met de roman De geestverwantschap (1999), wat hem de John Llewelyn Rhys Prize opleverde. Zijn tweede roman, number 9 dream (2001), werd drie jaar geleden genomineerd voor de Booker Prize. Het verhaal speelt zich volledig af in Japan, waar Mitchell enkele jaren lang les gegeven heeft. In 2003 werd hij geselecteerd voor Granta's Best of Young British Novelists. Zijn laatste roman Cloud atlas (2003) werd recent nog vertaald als Wolkenatlas. De vernieuwende vermenging van genres waarvan Mitchell zijn waarmerk gemaakt heeft, resulteert hier in een combinatie van historische pastiche, politieke thriller en sciencefiction. Cloud atlas is opgebouwd uit zes gelaagde verhaallijnen die als Russische poppetjes in elkaar ingebed zijn. Structureel en inhoudelijk draait het boek rond een allesbepalende apocalyps die een somber toekomstbeeld ophangt van een zichzelf verterende consumptiemaatschappij.

Vanaf zijn debuut in 1988 met De zwembadbibliotheek (Somerset Maugham Award) werd Alan Hollinghurst (geb. 1954) in het hoekje van de 'gay literature' gedrumd. Zijn talent werd omschreven als "a sort of gay Henry James " of "Jane Austen with cocks". In 1993 werd hij geselecteerd voor Granta's Best of Young British Novelists. Hollinghursts nominatie voor de Booker Prize met De herdersster (1994 -- James Tait Black Memorial Prize) wist de vooringenomenheid wat te doorbreken, maar in De betovering (1998) zitten elementen die aanknopen bij de onschuld en het exotisme van de vroege homoseksuele literatuur. Dat maakt dat sommige critici bleven twijfelen over het belang van Hollinghurst voor de Engelse literatuur. Daar kan geen discussie meer over bestaan dankzij de bekroning van zijn laatste roman, A line of beauty (2004), met de Booker Prize. Zonder een vervolg te zijn, ligt het boek qua tijdsverloop in het verlengde van De zwembadbibliotheek: de zorgeloze, zonnige jaren van het debuut maken hier echter plaats voor de dreiging van Aids en het Thatcherisme. Stilisch schatplichtig aan Henry James, brengt Hollinghurst hier een hommage aan zijn idool via het door James geobsedeerde hoofdpersonage, de jonge homoseksuele academicus Nick Guest. Prachtig proza: 'A line of beauty is a joy forever'.

In zekere zin is de Amerikaanse auteur Henry James (1843-1916) de morele overwinnaar van de Booker Prize. Zowel Colm Tóibín als Alan Hollinghurst inspireerden zich op zijn leven en werk om hun roman vorm te geven. James, die lange tijd in Engeland en Europa verbleef en uiteindelijk in Londen overleed, heeft dit jaar tevens zijn stempel gedrukt op twee andere auteurs: de Britten David Lodge en Toby Litt. Lodge behandelt in Author, author (2004 -- de titel (zonder uitroepteken) refereert aan James' mislukte poging om zich als succesvol toneelschrijver te lanceren) toevallig precies dezelfde periode uit het leven van James als Colm Tóibín in The master. Beide auteurs zijn duidelijk schatplichtig aan Leon Edels monumentele Henry James-biografie, maar Lodges verdiensten worden overschaduwd door Tóibíns uitzonderlijke prestatie. Daar heeft Toby Litt met Ghost story (2004) minder last van. Hij neemt als uitgangspunt Henry James' bekendste verhaal, The turn of the screw, om er een eigen, overtuigende draai aan te geven. Een frappante portrettering van hoe een zwaar verlies het leven overschaduwt.

Achmat Dangor, Bitter fruit, Atlantic London, 2003, 281 p., € 20,55. ISBN 1843541998

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2003

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri