Vertaald proza

Sarah Hall: Haweswater

door Kris van Zeghbroeck

Bijna 20 jaar geleden, in 1987, werd de Commonwealth Writers' Prize (CWP -- www.commonwealthwriters.com) voor het eerst toegekend. Opzet was "to encourage and reward the upsurge of new Commonwealth fiction and ensure that works of merit reach a wider audience outside their country of origin." Twee decennia later kunnen we zeggen dat de bekroning tot op zekere hoogte in haar opzet geslaagd is. Heel wat laureaten vonden hier de opstap naar een internationale doorbraak en ook de bekendheid van minder gekende, regionale Engelstalige literatuur (bv. uit India of Australië) werd gepromoot.

door Kris van Zeghbroeck

Commonwealth Writers' Prize

De andere kant van de medaille is het koloniale karakter van de prijs. Die wordt o.m. weerspiegeld door de grenzen van het Britse Wereldrijk die we na de kolonisatie terugvinden in het samenwerkingsverband van de Commonwealth. Opgedeeld in 'Carribean and Canada', 'Eurasia', 'Africa' en 'South East Asia and South Pacific', wordt eerst een regionale winnaar gekozen. Daarna wordt uit die vier regionale winnaars een wereldwijde winnaar geselecteerd. Dat gebeurt binnen twee categorieën: 'Best Book' en 'Best First Book'. Deze laatste categorie is pas sinds 1989 in voege; daarvoor werden het beste boek en een 'runner-up' bekroond.

Als we de lijst van laureaten bekijken, valt meteen op hoe de Australische (6 winnaars), Canadese (4 winnaars) en Britse litertuur (3 winnaars) de bekroning voor het beste boek domineren. Bij de prijs voor het beste debuut nemen Canada (5 winnaars) en Groot-Brittannië (4 winnaars) het voortouw.

Het succes van Australië en Canada heeft gedeeltelijk zijn wortels in de geografische opdeling van de CWP. Als sterkste speler in hun geografische categorie (resp. 'South East Asia and South Pacific' en 'Carribean and Canada') kregen de kleine mededingers amper kans om zich op regionaal vlak te profileren (en dus ook niet internationaal). Voor Groot-Brittannië is de toestand iets genuanceerder, aangezien binnen de regio 'Eurasia' India nog voor wat tegengewicht kan zorgen. Toch lijkt het Verenigd Koninkrijk de laatste jaren ook alles naar zich toe te trekken. Daarbij speelt de exponentiële groei van etnische Britse literatuur een rol met namen als Zadie Smith, Andrea Levy en Caryl Phillips. Zo lijkt Groot-Brittannië op het spoor te zitten van Canada, dat eerder al met etnische schrijvers als Rohinton Mistry en Austin Clarke scoorde.

Die dominantie van Australië, Canada en Groot-Brittannië zou stilaan een verfijnde geografische opdeling op basis van de continenten (Europa, Azië, Oceanië, Afrika, Noord-Amerika en Zuid-Amerika (i.e. Cariben)) rechtvaardigen. Zoals Afrika illustreert, garandeert dat geen internationale laureaten (slechts tweemaal laureaat voor het beste boek en tweemaal voor het beste debuut (netjes verdeeld tussen Zuid-Afrika en Nigeria)). Maar de lijst van regionale winnaars die als shortlist gebruikt wordt voor de CWP, zal er in elk geval een stuk gevarieerder uitzien, met meer Aziatische en Caribische auteurs. Die komen via de diaspora natuurlijk steeds meer aan bod in de (multiculturele)westerse landen, maar ook het thuisfront verdient de nodige aandacht.

Een ander heikel punt is het feit dat enkel Engelstalige werken uit de Commonwealth in aanmerking komen. Zo wordt naast de historische koloniale afbakening van het Britse Rijk ook de koloniale taal opgelegd, ten nadele van de inheemse talen. Landen die zo goed als volledig op het gebruik van het Engels ingesteld zijn, worden hier bevooroordeeld. De Indische romanschrijver Amitav Ghosh (Het glazen paleis) nam hier aanstoot aan en weigerde in 2001 de CWP voor het beste boek (regio Eurazië). Of zijn beslissing de kansen van de uiteindelijke globale winnaar, Peter Carey, op zijn tweede bekroning (Carey en Rohinton Mistry zijn de enige die de dubbelslag binnenhaalden voor het beste boek) zou beïnvloed hebben, blijft de vraag. Wel werd de organisatie door de weigering in verlegenheid gebracht. Voor hen was Ghoshs standpunt een "misunderstanding of what the modern Commonwealth prize meant". Wel zouden er gesprekken gaande zijn om andere talen uit de Commonwealth tot de selectie toe te laten. Vier jaar later is de situatie nog steeds onveranderd.

Toch mag het kind niet met het badwater weggegooid worden. De CWP blijft, vooral wat het traceren van talent uit Azië en de Cariben betreft, voor verbetering vatbaar. Maar ook in zijn huidige vorm staat het garant voor een interessante exploratie van de diversiteit van de Engelse literatuur over de hele wereld, los van de Verenigde Staten. Vanuit dat oogpunt winnen de regionale winnaars natuurlijk aan belang. Die zijn achteraf moeilijk te traceren omdat de organisatie enkel de shortlist van het lopende jaar op het net publiceert. Op een uitschieter in 1991 na, duurde het tot 1993 voor de regionale winaars met enige regelmaat werden vertaald (i.e. drie à vier per jaar uit de beide categorieën samen). Na een opvallende stijging in 1999 en 2000 (zes vertalingen) lijkt vier vertalingen per jaar een vast gegeven. Daarbij valt op dat niet per se de uiteindelijke internationale winnaars vertaald worden, en dat het niet te voorspellen is of de vertalingen uit de categorie 'beste boek' dan wel 'beste debuut' geput worden. Van enige systematiek is er dus geen sprake.



CWP 2003-2004

De CWP 2004 voor het beste boek ging naar de Caribische Brit Caryl Phillips (Een verre kust), terwijl zijn 'landgenoot' Mark Haddon (Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht de prijs voor het beste debuut wegkaapte. In 2003 slaagde de Caribische Canadees Austin Clarke (The polished hoe) erin om de CWP voor het beste boek veilig te stellen. Het beste debuut was van de Britse Sarah Hall (Haweswater). Phillips en Clarke zijn voorbeelden van geëmigreerde schrijvers met wortels in een andere regio dan die waarvoor ze de bekroning binnenhalen. De diaspora uit o.m. India, Afrika en de Cariben maakt dat de westerse wereld aan steeds meer etnische schrijvers onderdak biedt.

Caryl Phillips (geb. 1958) is afkomstig van het Caribische eiland Saint Kitts maar groeide op in Groot-Brittannië. Nadat hij zijn BA in Engelse literatuur behaalde te Oxford, woonde hij afwisselend in Groot-Brittannië en op de Cariben. De 'herontdekking' van zijn wortels inspireerde zijn twee eerste romans: The final passage (1985) en A state of independance (1986). Zijn vier volgende romans (Higher ground (1989), Cambridge (1991), De rivier over (1993) en De aard van het bloed (1997)) zoeken de thematiek van ontworteling niet enkel in de Cariben, maar wereldwijd (Amerika, Afrika en Europa) in het spoor van de geschiedenis van de slavernij en de holocaust. In 1993 werd Caryl Phillips niet enkele gerekend bij Granta's 'Best of Young British Novelists'; hij kende ook een internationale doorbraak dankzij de Booker Prize nominatie voor De rivier over. Zijn laatste roman A distant shore (2003 -- Een verre kust) werd recent vertaald. Hierin worden de veranderingen binnen Engeland door druk van buitenaf geëxploreerd aan de hand van de relatie tussen Dorothy en Solomon in het Engelse dorp; een plaats waar mensen hun wonden komen likken.

De Caribische auteur Austin Clarke (geb. 1934) groeide op in Barbados en emigreerde in 1955 naar Canada, om in Toronto te studeren. Zo kon hij uit eerste hand het leven van Caribische migranten in een Canadese grootstad observeren. Clarke debuteerde in 1964 met de roman Survivors of the crossing, waarna hij o.m. aan zijn Toronto-trilogie werkte (The meeting point (1967), Storm of fortune (1971) and The bigger light (1975)). In de jaren '80 en '90 raakt Clarkes schrijversloopbaan wat op de achtergrond door werkzaamheden als docent creative writing en politicus. Het succes van The origin of waves (1997), zijn eerste roman na 11 jaar, luidde zijn herontdekking als schrijver in. Daaropvolgende romans als The question (1999) en The polished hoe (2002 -- bekroond met de prestigieuze Giller Prize en de CWP) worden tot het beste uit zijn zeer uitgebreide oeuvre gerekend. The polished hoe brengt het verhaal van Mary-Mathilda, de maîtresse van een plantagemanager op het Caribische eiland Bimshire (Barbados) tijdens de eerste helft van de 20e eeuw. Haar opgekropte woede over generatielange slavernij en misbruik mondt uit in wraak.

De Britse Sarah Hall (geb. 1975) is afkomstig uit Cumbria, maar woont en werkt tegenwoordig in de Verenigde Staten. Haar onvertaalde debuutoman, Haweswater (2002), werd bekroond met de CWP. Mede dankzij de Booker Prize-nominatie voor haar tweede roman, De Michelangelo van Coney Island (2004), heeft ze intussen een internationale doorbraak gekend. Halls oeuvre wordt gekenmerkt door de poëtische manier van schrijven, waarmee ze haar nostalgie voor de oude industrieën in verval vorm geeft. Haar personages zijn sterke vrouwen die hun eigen keuzes maken, terwijl ze met de thematiek van identiteit en verlies geconfronteerd worden. Haweswater speelt zich af in het Britse rurale Westmorland van de jaren '30, dat bedreigd wordt door een industrieel waterreservoir. De Michelangelo van Coney Island (2004), gaat terug tot het begin van de vorige eeuw in Morecambe Bay, aan de noordwestkust van Engeland. Vertrekpunt voor de levensloop van Cy Parks, die uiteindelijk als gerenommeerd tatoeëerkunstenaar verzeild raakt op het Amerikaanse Coney Island.

CWP 2005

De Britse Andrea Levy (Small island) heeft na de Orange Prize, de Whitbread Novel Award en de Whitbread Book of the Year Award, nu ook de CWP in de wacht gesleept voor het beste boek. Daarmee gaf deze auteur van Jamaicaanse origine de Canadese Alice Munro (Runaway), de Zuid-Afrikaanse Lindsey Collen (Boy) en de Australiër Andrew McGahan (White earth) het nakijken.

Alice Munro (geb. 1931) heeft zich gespecialiseerd in het Canadese kortverhaal; haar oeuvre telt één enkele roman en een tiental verhalenbundels. Ze debuteerde in 1968 met de bundel Dance of the happy shades, bekroond met de Governor General's Award. Daar had ze duidelijk een abonnement op: ze ontving hem ook voor Wie denk je dat je bent? (1978), De manen van Jupiter (1982) en Liefdes vorderingen (1986). In 1998 ontving ze de Giller Prize voor De liefde van een goede vrouw. Haar recentste bundel, Runaway, leverde haar de derde regionale bekroning voor de CWP op (na Vriendin van mijn jeugd (1990) en Liefde slaapt nooit (2001)). Daarmee evenaart ze het record van Louis de Bernières, maar zonder uiteindelijk de overkoepelende bekroning binnen te halen. Munro wordt vergeleken met Anton Checkov voor de rijkdom aan details die ze in haar kortverhalen verwerkt. Ze wordt vaak gerangschikt bij de regionale auteurs omdat ze regelmatig inzoomt op de cultuur van het landelijke Ontario.

Lindsey Collen (geb. 1948) is afkomstig van het Zuid-Afrikaanse Transkei. Van haar studententijd af was ze actief in de anti-apartheid politiek. Na omzwervingen in Londen, New York en de Seychellen heeft ze zich in 1974 op Mauritius gevestigd. Ze beschouwt zichzelf in de eerste plaats als een politieke activiste, wat onvermijdelijk in haar literaire werk doorsijpelt. Intussen heeft ze vier romans op haar naam: Trade (1990), De verkrachting van Sita (1993), Lozen (1997) en Boy (2004). Zowel De verkrachting van Sita (werd verboden op Mauritius wegens heiligschennis) als het recent verschenen Boy werden bekroond met de CWP voor het beste boek (regio Afrika). De 17-jarige Krish Burton gaat gebukt onder de dood van zijn broer. Voor zijn ouders is hij nog steeds 'boy', maar tijdens een reis door het Mauretiaanse landschap maakt hij de stap naar volwassenheid.

Chimamanda Ngozi Adachies roman Purple hibiscus (2004 -- vert. Paarse hibiscus) werd bekroond met de CWP 2005 in de categorie beste debuut. De Nigeriaanse was daarmee de Canadees David Bezmozgis (Natasja), de Indische Rupa Bajwa (De sariwinkel) en de Australische Larissa Behrendt (Home) te snel af.

Chimamanda Ngozi Adichie (geb. 1977) blijft een sterke band met Nigeria hebben en pendelt tussen Afrika en de Verenigde Staten. Haar kortverhalen werden bekroond met o.m. de O'Henry Prize en een nominatie voor de Caine Prize for African Writing 2002. Purple hibiscus werd eerder genomineerd voor de Orange Prize. Daarin wordt het verhaal gebracht van de 15-jarige Kambili die met harde hand opgevoed wordt door haar streng religieuze, katholieke vader. Haar wereld wordt begrensd door de hoge muren van het familieverblijf en de frangipanibomen rond het erf. Tegen de achtergrond van de Nigeriaanse politieke en militaire onlusten, worden Kambili en haar broer ondergebracht bij een tante. Die opent een totaal nieuwe wereld voor de kinderen: niet enkel het land maar ook de gezinsverhoudingen thuis zullen niet aan conflicten en veranderingen kunnen ontsnappen.

De jonge dertiger David Bezmozgis behoort tot de nieuwste generatie van de joods-Canades literatuur. Als zesjarige emigreerde bij met zijn Litouwse ouders naar Canada. Zijn verhalen in Natasja volgen de joodse migrantenfamilie Bermans die zich tracht aan te passen aan het nieuwe leven in Canada. Bezmozgis verwerkt heel wat autobiografische elementen in zijn verhalen. Toch benadrukt hij dat zijn verhalen verzonnen zijn: "The stories may be called autobiographical fiction but the part that interests me is the fiction. The autobiographical part is largely context; the plot and almost everything else is fictional." Bezmozgis wordt gedreven door een morele verplichting om zijn familiale en maatschappelijke achtergrond fictioneel uit te pluizen. Dat doet hij in met finesse gesculpteerde verhalen die zelfs bij geroutineerde verhalenschrijvers als T.C. Boyle ontzag opwekken.

Rupa Bajwa (geb. 1976) groeide op in het Noord-Indische Amritsar, waar ze nog steeds woont. Schrijver worden was niet voor de hand liggend in een grote stad met slechts één boekhandel. Met het schrijven van nog ongepubliceerde kortverhalen bracht ze zichzelf de discipline van het vak bij. Haar debuutroman, De sariwinkel (2004), groeide uit zo'n kortverhaal. Centraal staat de 26-jarige Ramchand die al van kindsaf als hulpje werkt in een sariwinkel. Wanneer hij op een dag met de rijkere klasse in aanraking komt, wordt hij aangemoedigd om zich te verbeteren. Aanleiding om het strikte sociale kastesysteem te exploreren, via gedetailleerde beschrijvingen van het alledaagse leven. Zonder morele waardeoordelen te willen vellen, legt Bajwa met zin voor humor de mistoestanden bloot die achter het systeem schuilgaan. Uiteindelijk valt alles weer in de oude plooien, zodat het onvermogen van de personages om iets te veranderen, benadrukt wordt.

Sarah Hall, Haweswater, Faber and Faber London, 2003, 267 p., € 14,2. ISBN 0571209300

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2003

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri