Vertaald proza

E. Annie Proulx: Goed zoals het is

door Kris van Zeghbroeck

Amerikaanse literatuur, een geschiedenis (zie p. 676) van Theo D'haen en Hans Bertens is een uniek product van eigen bodem, een waardevolle gids voor een breed publiek om de Amerikaanse literatuur te exploreren. Dat maakt het interessant om in een aantal afleveringen inzichten uit dit handboek te koppelen aan uitgaven van de laatste paar jaren. Een soort compilatie van werken in een context. 'Een' context, want als iets uit deze uitgave blijkt, is dat auteurs en hun oeuvre vanuit verschillende oogpunten kunnen benaderd worden en zo voortdurend uit de beperkende naden van literaire labels en stromingen barsten.



Smerig realisme



Vanaf 1980 zien Theo D'haen en Hans Bertens "in bijna alle 'nieuwe' literaire stromingen of tendensen [...] een terugkeer tot een of andere vorm van realisme [zij het vanuit een postmoderne maatschappijvisie], en dus een zich afwenden van de soms nogal ongebreidelde experimenteerdrift van de postmodernisten". Literaire labels zien het licht, zoals 'minimalisme' en 'smerig realisme', die een aspect van een oeuvre belichten zonder een auteur omvattend te duiden. Beide termen claimden een gelijkaardig fenomeen, waarbij 'minimalisme' de stijl en 'smerig realisme' de inhoud benadrukte. In vergelijking "met de exuberante en barokke stijl" van prominente postmodernisten gebruikten de minimalisten een zeer sobere schrijfstijl. Bill Buford bedacht de term 'dirty realism' om de inhoudelijke verschuiving van de middenklasse (bij het gangbare realisme van bv. John Updike en John Cheever) naar de lagere klassen en de zelfkant van de maatschappij in de verf te zetten. Op basis van de twee nummers die Buford met het tijdschrift 'Granta' aan de 'smerige realisten' wijdde, staan vooral namen als Jayne Anne Phillips, Richard Ford, Tobias Wolff, Richard Russo en natuurlijk Raymond Carver centraal. Deze laatste werd gezien als het boegbeeld van de 'minimalisten' en 'smerig realisten', en hij maakte van het kortverhaal het populairste medium van eind jaren '70 en begin jaren '80. Zijn verhalen inspireerden o.m. Amy Hempel, Ann Beattie en Lorrie Moore die vanwege hun maniëristische, kleinschalige schilderingen wel eens smalend 'miniaturisten' genoemd werden.

Lorrie Moore (geb. 1957) heeft drie verhalenbundels en twee romans op haar naam staan. Sinds 1998, het jaar dat ze de prestigieuze O. Henry Award binnenhaalde voor het kortverhaal 'People like that are the only people here', heeft ze amper nieuw materiaal gepubliceerd. Moore debuteerde met de bundel Self-Help (1985), een verwijzing naar het zelfhulp-handboekengenre, waarin het verhaal 'How to be a writer' niet kon ontbreken. Die verhalen vinden we samen met de bundels Like life (1990) en Birds of America (1998) terug in haar recent verschenen Collected stories (2008). Daarin werden tevens 'verhalen' opgenomen uit haar roman Anagrams (1986) en drie niet eerder in boekvorm gepubliceerde verhalen: 'Paper losses', 'The juniper tree' en 'Debarking'. Hoewel er in 2009 een nieuwe roman van haar hand verwacht wordt, kunnen we wel stellen dat de kortverhalen de ruggengraat van Moores oeuvre uitmaken. Satirisch maar tevens pijnlijk aangrijpend geven ze een soort confessionele inkijk in de psyche van de doorgaans vrouwelijke hoofdpersonages. Deze niet-biografische verhalen, vaak verteld vanuit het jij-perspectief, behandelen thema's die samenhangen met de strubbelingen van het dagelijkse bestaan ? zoals liefde, verlies en eenzaamheid ?, waarbij veel nadruk gelegd wordt op de psychologische impact bij de personages.

In sommige verhalen en memoires bericht Tobias Wolff (geb. 1945) als Vietnam-veteraan uit de eerste hand, maar zijn oeuvre overstijgt het onderwerp. In zijn inleiding op de anthologie Matters of life and death (1983) illustreert hij zijn visie op kortverhalen als volgt: "They speak to us, without flippancy, about things that matter. They write about what happens between men and women, parents and children. They write about fear of death, fear of life, the feelings that bring people together and force them apart, the costs of intimacy. They remind us that our house is built on sand. They are, every one of them, interested in what it means to be human." Wolff is een verhalenverteller pur sang, net zoals zijn personages die hun hand niet omdraaien voor een leugen meer of minder om hun leven en dromen inhoud te geven. In zijn recentste bundel Our story begins (de vertaling is voor begin 2009 gepland bij uitgeverij Anthos) combineert Wolff 21 geselecteerde verhalen met 10 nieuwe. De eerder gepubliceerde verhalen verschijnen wel in nieuwe versies. Wolf ziet zijn oeuvre als een dynamisch geheel dat onder bepaalde omstandigheden zijn gedrukte vorm gekregen heeft, en nu, in andere omstandigheden en in een andere tijd kan bijgeschaafd of gedeeltelijk herschreven worden.



Morele fictie



Een aantal 'smerige realisten' als Richard Ford en Richard Russo wijken in hun stijl sterk af van het minimalistische credo. Inhoudelijk sluiten ze er in hun vroege werk beter bij aan, maar ze bewandelen in hun geschriften een morele weg die lijkt aan te sluiten bij John Gardners (1933-1982) roep om 'moral fiction' in zijn verzameling literaire kritieken On moral fiction (1978). "Dat boek kwam niet toevallig net voor 1980, en dus aan het einde van een tweetal decennia die gedomineerd werden door de postmodernisten. Gardners pleidooi werd algemeen ervaren als een veroordeling van dat postmodernisme wegens gebrek aan een morele inhoud. [...] Met 'moral fiction' bedoelde Gardner overigens niet dat een schrijver zich moest houden aan enge morele of religieuze codes, maar wel dat hij met zijn werk moest bijdragen tot hoe mensen hun eigen leven ervoeren, om hen zo te helpen keuzes te maken in dat leven."

Richard Ford (geb. 1944) is vooral bekend van de Bascombe-trilogie ? The sportswriter (1986), Independance day (1995) en The lay of the land (2006 ? vert. De stand van zaken) ?, waarvan de romans opgebouwd zijn rond symbolische data, resp. Pasen, Fourth of July en Thanksgiving. "Deze drie feestdagen houden een chronologische processie doorheen het jaar in. De trilogie vertaalt zowel chronologie als symboliek naar het leven van Frank Bascombe, maar ook dat van de natie [Bascombes leven fungeert als een allegorie op de Amerikaanse geschiedenis], want elke roman is precies gesitueerd in de tijd." Er zijn een aantal biografische elementen die Frank Bascombe en Richard Ford met elkaar delen, zodat Bascombe als een soort alter ego van Ford gezien kan worden, maar ook een 'everyman', wiens leven raakvlakken vertoont met dat van iedereen. Na de beginperiode van Reagans presidentschap en de presidentsverkiezingen van eind 1988, krijgt het derde deel de fel betwiste verkiezingstrijd tussen Al Gore en George W. Bush (1999) als achtergrond. Opnieuw krijgt Frank heel wat tegenslagen te verwerken. Maar Fords personages leren gaandeweg "omgaan met hun verlies, met hun tekorten, met hun relationele armoede" ? een gegeven dat niet bepaald kenmerkend is voor de 'smerige realisten'. Dat maakt dat ondanks de schrijnende tragedies de Bascombe-boeken komedies zijn "in de oorspronkelijke zin van het woord: niet omdat het grappig of zelfs komisch is, hoewel het dat vaak is, maar omdat het de hoop overeind laat dat uit dit alles nog iets goeds kan komen".

Richard Russo (geb. 1949) heeft zich gespecialiseerd in de schildering van het leven in kleine, wegkwijnende stadjes. Zijn karakters worstelen met een diepgewortelde vervreemding en melancholie. Een inertie die Russo weet te balanceren met spitsvondige humor, zonder geforceerd over te komen. Hij schept er plezier in om het komische en het serieuze met elkaar te laten botsen. De invloed van sociale klasse op het Amerikaanse leven is misschien wel het belangrijkste thema dat als een rode draad door zijn oeuvre loopt. Pas met zijn vijfde roman, Empire Falls (2001), volgde de grote doorbraak, dankzij de bekroning met de Pulitzer Prize 2002 voor fictie. Hoofdpersonage is Miles Roby, manager van de Empire Grill, die met handen en voeten gebonden is aan een omlaag gevallen industriestadje. Zoals altijd weet Russo, met levensechte personages in een breed fresco, een boeiend en accuraat tijdsbeeld neer te zetten. Zo ook in zijn recentste roman Bridge of sighs (2007 ? vert. Brug der zuchten), dat draait rond een oud leerlooierijstadje waar het gif van de chemicaliën niet enkel het water van de rivier maar ook de levens van de inwoners bezoedelt. Van twee jongens die er opgroeien ontsnapt er een naar Italië om schilder te worden en blijft de andere om een winkelketen uit te bouwen. Het verhaal van een ogenschijnlijke goede man gekweld door verlangens die hij niet kan waarmaken...



Nieuw regionalisme



Ook het 'nieuw regionalisme' doet vanaf 1980 zijn intrede in de Amerikaanse literatuur. In principe worden Richard Ford en Richard Russo als vertegenwoordigers gezien, maar omdat de oostelijke regio die ze in hun fictie beschrijven tot het oude literaire centrum wordt gerekend, vallen ze hier wel eens uit de boot. Vooral het Zuiden en het Westen van de Verenigde Staten vallen onder de term 'regionalisme'. "Waar het Zuiden zeer prominent was in de Amerikaanse literatuur van de eerste helft van de twintigste eeuw [...], treedt in het laatste kwart van diezelfde eeuw het Westen, dat tot dan eigenlijk steeds ietwat in de marge was gebleven, op de voorgrond met het werk van Larry McMurtry en Cormac McCarthy. Beide waren al voor 1980 actief, maar deden zich pas na die datum echt opmerken op de nationale scène met rauwe romans over de grensstreek met Mexico, de 'border'." Andere auteurs waarbij het Amerikaanse Westen een belangrijke rol speelt, zijn Thomas McGuane, Jim Harrison, Ken Haruf, Thomas Savage en Annie Proulx.

Cormac McCarthy (geb. 1933) begon zijn carrière met Faulkneriaanse romans die zich afspelen in de Appalachen, waar hij opgroeide. Intussen is McCarthy-county het met bloed doordrenkte grensgebied tussen de Verenigde Staten en Mexico geworden, waarbij 'the border' fungeert "als de 'frontier' tussen beschaving en wildernis". Blood meridian (1985) is zijn eerste western, die aantoont dat het "mythische Westen tot stand kwam in een orgie van geweld en wreedheid, waarbij de blanke Noord-Amerikanen alles wegvaagden wat in hun weg stond en wat ze als 'anders' ervoeren". Het was 'The border trilogy'die voor McCarthy's internationale doorbraak zorgde. Het eerste deel All the pretty horses (1992) werd bekroond met de National Book Award. Samen met The crossing (1994) en Cities of the plain (1998) vormt het een drieluik die de teloorgang van het mythische Westen in kaart brengt. Centraal staan de cowboys John Grady Cole en Billy Parkham, die elkaar pas in het derde boek ontmoeten. Beide hebben de overtocht gemaakt naar de Mexicaanse wildernis om als door dood en geweld gelouterde volwassenen terug te keren. De wereld van de cowboys wordt steeds verder ingekrompen door de oprukkende steden. Hun eenzame, harde wereld is gedoemd te verdwijnen, maar ondanks dat besef, blijven ze zich er hardnekkig aan vastklampen. Intussen bouwt McCarthy nog steeds met verve verder aan zijn studie van de verschroeiende Amerikaanse razernij met de voor zijn doen vrij korte romans No country for old men (2005) en The road (2006 ? bekroond met de Pulitzer Prize).

Hoewel Annie Proulx (geb. 1935) geografisch in haar oeuvre een gebied van Newfoundland (The shipping news (1993) leverde haar de National Book Award en de Pulitzer Prize op) tot Texas bestrijkt, wint het aandeel van het Amerikaanse Westen aan terrein. Dat heeft o.m. te maken met met haar 'Wyoming stories', die intussen aan hun derde aflevering toe zijn. De eerste bundel, Close range (1999), bevat het bekende verhaal 'Brokeback Mountain' (bekroond met een O'Henry Award), dat met groot succes verfilmd werd door Ang Lee. Het motto van het boek: "De werkelijkheid is hier nooit van veel nut geweest", geeft al een beetje het werkelijkheidsoverstijgende karakter van deze tall cowboy tales aan, die vooral gaan "over buitenstaanders en vreemde kwasten". Op een ironische manier weet Proulx de mythologische uitwassen van het wilde Westen tot ware proporties te herleiden en de barre levensomstandigheden die gewone mensen tot uitzonderlijke dingen aanzetten, te vatten. Haar basispremisse is dat het 'landschap' (zowel de natuur als de sociaal-economische omstandigheden) allesbepalend is voor het leven van de mensen die er wonen. Een gegeven dat doorgetrokken wordt in de bundels Bad dirt (2004) en Fine just the way it is (2008 ? vert. De stand van zaken). Wat in deze laatste bundel meteen opvalt, is de grotere aanwezigheid van vrouwelijke hoofdpersonages in de essentieel mannelijke wereld. Het is echter geen vrouwvriendelijke wereld, zoals het verhaal 'Tits-up in a ditch' (met het beeld van een aangereden koe in de gracht) duidelijk maakt. Met deze laatste bundel heeft Proulx naar eigen zeggen het onderwerp Wyoming uitgeput. Ze wil niet voor een westernschrijver versleten worden. Tijd om nieuwe landschappen te exploreren.

"Veel van de literatuur over het Westen van de Verenigde Staten heeft een sterk ecologische inslag". De uitgestrekte rotslandschappen, bossen en wildernissen ? het westen bevat de grootste concentratie aan Amerikaanse nationale parken ? maken dat de mythe van het onontgonnen land en de bedreiging ervan door mens en industrie een vruchtbare bodem vinden. Een thema dat reeds lang door Pulitzerprijswinnaar Wallace Stegner (1909-1993) bespeeld werd en met de publicatie van Rachel Carsons Silent spring (1962), "over de nefaste invloed van onkruidverdelgers op het milieu", in een stroomversnelling kwam. "Schrijvers die vaak in deze hoek worden geciteerd zijn Edward Abbey, Edward Hoagland, Peter Matthiessen en Annie Dillard".

Peter Matthiessens (geb. 1927) is een "warm pleitbezorger van het natuurbehoud en van het in stand houden van traditionele levenswijzen, in overeenstemming met de natuur". Matthiessens monumentale trilogie Killing Mr Watson (1990), Lost man's river (1997) en Bone by bone (1999), werd dit jaar in één volledig herschreven en voor een derde ingekort deel gebundeld onder de titel Shadow country (2008). Dertig jaar obsessioneel bezig zijn met het vertellen en hervertellen van de Watson-legende ligt aan de basis van het boek, dat recent bekroond werd met de National Book Award. Shadow country speelt zich af in de Everglades, een moerasgebied in het zuidwesten van Florida. Centraal staat de historische figuur Edgar J. Watson, ook gekend als 'Bloody' Watson, een succesvol suikerrietplantagebezitter rond de eeuwwisseling (dit ten koste van de arme zwarte, indiaanse en blanke bewoners), die verdacht werd van meerder moorden. Watson werd uiteindelijk neergeschoten door een soort burgerwacht, samengesteld uit een groep buren. Met meer geruchten dan feiten ter beschikking, beoogde Matthiessen een fictieve reconstructie van Watsons leven dat meer waarheid zou bevatten dan de zgn. 'feiten' uit de legende. Tegelijk schetst hij aan de hand van verschillende karakters een beeld van het (pioniers)leven in de Everglades, waarvan een gedeelte, Everglades National Park, sinds 1947 beschermd werd om de ecologische diversiteit te vrijwaren.

E. Annie Proulx, Goed zoals het is, De Geus Breda, 2008, 253 p., € 18,9. ISBN 9789044513103. Vert. van: Fine just the way it is door Willemse, Regina

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2008

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri