Poëzie

BOEKEN NR. 3, FEBRUARI 2016

Frank Keizer: Onder normale omstandigheden

door Dirk De Geest

Frank Keizer wil doelbewust geen dichter zijn van de eeuwigheid – nochtans de ultieme droom van veel eerdere generaties – maar nadrukkelijk de dichter van zijn eigen tijd. Daarom kiest hij ook voor zijn eigen concrete leven als vertrekpunt voor zijn poëzie. Onder normale omstandigheden lijkt op het eerste gezicht dan ook een bundel die het leven en de opvattingen van het dichterlijke ik in kaart brengt, een personage dat sterk autobiografisch is gemodelleerd. Het ik leest veel (vooral moeilijke theorieën blijkbaar), ontmoet collega-schrijvers of heeft een uitgesproken mening over hen, studeert Nederlands en woont in Amsterdam-Noord. Door die gedetailleerde informatie zal dat ik bijgevolg voor de meeste argeloze lezers restloos samenvallen met de persoon achter het werk.  
 
Die lectuur, hoezeer ook mogelijk gemaakt door de concrete enscenering van de bundel, is echter misleidend. De eenentwintigste-eeuwse dichter gelooft al lang niet meer in een vanzelfsprekend individu, dat zich perfect bewust zou zijn van zichzelf en zijn eigen lucide opvattingen. Onder normale omstandigheden, de titel van het officiële debuut van Frank Keizer – die eerder al een paar chapbooks publiceerde – is dan ook ironisch. In feite zijn die omstandigheden minder normaal dan wij geneigd zijn aan te nemen. Keizer neemt in elk van de vijf afdelingen in deze bundel zijn eigen wedervaren als vertrekpunt, maar tegelijk gaat het hem erom te tonen hoe deze laatkapitalistische maatschappij, zowel financieel als sociaal en cultureel, in een enorme crisis (of, positiever uitgedrukt, een ingrijpende transitie) verkeert. Het persoonlijke wordt zo verbonden met het maatschappelijke, het private met het publieke: precies die koppeling draagt ertoe bij dat Keizers gedichten gerekend worden tot de geëngageerde, zogenaamd ‘urgente’ poëzie die met het vrijblijvende van het postmodernisme (zo luidt althans het polemische cliché) definitief komaf wil maken.  
 
Dat deze gedichten er daadwerkelijk willen toe doen, is meteen duidelijk. De openingsafdeling, ‘mijn eigen problemen’, laat zien hoe de eigen problemen passen in een ruimer klimaat. In Brussel zijn roept meteen associaties op aan dingen als ‘werkideologie’, ‘links is dom geworden’, ‘Europese steun’. Ook in de andere gedichten wordt de lezer getroffen door dat soort van journalistieke begrippen en allerlei meningen, vaak clichés, die worden gedebiteerd. De maatschappij is voor het dichterlijke ik bijzonder ondoorzichtig geworden; de klassieke categorieën van ras, familie, gender of sociale klasse blijken nauwelijks nog van tel. Daardoor ontstaat ook een scherpe bevraging van het eigen schrijverschap. Wat betekent het nog te willen ‘communiceren’, een ‘boodschap’ te willen verkondigen, als zekerheden vooral in vraag gesteld worden en het publiek niet meer helder voor ogen staat? Het zijn vragen die daarenboven ook het ik rechtstreeks raken, aangezien de dichter zich niet buiten maar net binnen die problematiek bevindt. In dat opzicht is het typerend hoe de bundel een paar gedichten bevat waarin dat heden wordt gespiegeld aan de legendarische vernieuwende dichter Herman Gorter, voor wie de overgang van het esthetische naar het politieke nog een soort van noodzakelijk en vanzelfsprekend karakter kon vertonen.  
 
Keizer belicht deze ‘grote’ problemen op een bijzonder aansprekende manier. Dat heeft te maken met de eigen spreektoon, die afstandelijk is en soms nogal belerend. Tegelijk kan de dichter perfect zijn algemene filosofie en zijn gedachten combineren met aansprekende details, met kleine anekdotes. Gaandeweg in de bundel lijken die zelfs de bovenhand te halen. De gedichten worden dan wat persoonlijker, zonder dat het dichterlijke ik echter concreet wordt. De situatie van het ik heeft dan wat van een uitzichtloze positie, maar toch is er ook sprake van een zoektocht naar alternatieven: vaak bevatten de gedichten uitspraken over de toekomst of neemt de dichter zijn toevlucht tot een ‘misschien moeten wij wel’, zinnen waarin niet toevallig het persoonlijke wijkt voor een meer algemene toon die ook de lezer omvat.  
 
Keizer is vooral een soort van stem, die zich litanieachtig (in korte regels) tot de lezer richt. Soms klinkt het allemaal bewust onliterair, zonder veel kunstgrepen, maar tegelijk is het taalgebruik bij momenten ronduit indrukwekkend. Een belangrijke bundel, met een typisch eigentijds, verontrustend geluid.   
 
Antwerpen : Polis 2016, 64 p. ISBN 9789463100168

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri