Vertaald proza

BOEKEN NR. 3, FEBRUARI 2016

Régis Jauffret: Wereld, wereld!

door Katja Feremans

De hoofdpersoon in Wereld, wereld! herinnert zich in het geheel niet meer wie ze is. Het is haar zelfs een raadsel hoe ze heet. Dat ze een lamsbout klaarmaakt, wellicht voor haar man, is nagenoeg haar enige houvast. Tenzij het braadstuk toch voor iemand anders is bedoeld.

Terwijl ze in afwachting van wat komen gaat, rondjes draait in een appartement in Parijs, gaat haar brein met haar aan de haal: door het ene na het andere levenslot wordt ze meegevoerd en telkens weer raakt ze daarbij voor even opgesloten in de hersenen van allemaal verschillende iemanden, die in hooguit een paar paragrafen worden neergezet en willekeurige namen krijgen, vaak in reeksvorm:  
‘Op een avond als ze doodmoe thuiskomt zakt ze in haar oude, opengereten leren fauteuil met het besef dat ze voortaan alleen nog maar Isabelle Hurrin, Jacqueline Datola, en waarom niet zelfs Bernadette Topel is […]’
 
Van alle voorbijflitsende figuranten gaan enkel de decadent rijke Pierrots van de start tot de finish mee. Ze zijn dan ook een bron van ergernis voor de hoofdfiguur, onder meer om hun dinertjes, want je mag bij hen pas aan tafel na een duik in hun zwembad.
 
Kinderen zijn meestal ongewenst in deze scenario’s en wachten op hun beurt de dag af waarop hun ouders het loodje leggen. Echtelieden wensen elkaar dood en ook vrijwel alle andere deelnemers aan de estafetteloop die deze roman is, worden herleid tot akelige anekdotes in het leven van hun naasten. Als er al eens sprake is van liefde, dan gaat het om getemperde genegenheid die verzandt in tedere haat.
 
Uit de waanbeelden van de vrouw vallen er weinig eenduidige conclusies te trekken. Dat ze als kind van geen enkele betekenis was voor haar ouders, lijkt evenwel aan de basis te liggen van haar identiteitsverlies. Later, als volwassene, slaagt ze er niet in om aan de verwachtingen van haar man te voldoen. Door dit alles wil ze zich een persoonlijkheid aanmeten die voor anderen wel aanvaardbaar is.
 
Soms laat de verteller haar los in de zoektocht naar een aannemelijke identiteit, maar vaak ook stuurt hij haar verbeelding. Al die paden eindigen meestal in inktzwarte mineur. Om een idee te geven:

‘Een dakloze zou zich over je ontfermen, hij zou je voor een vriendenprijsje aan geloofsgenoten aanbieden als prostituee. Wanneer sommigen zich over je prestaties beklaagden dreef hij de spitse punt van een glasscherf in je dij. Je zou op een nacht sterven aan bloedvergiftiging. In een van je zakken zou men papieren vinden, men zou op goed geluk mensen opbellen met dezelfde naam als jij. Het zouden maar verre verwanten zijn, maar toch bereid je te begraven in de gloednieuwe grafkelder die ze net hadden gekocht. Dankzij jouw begrafenis zouden ze hem zonder verdriet kunnen inwijden en kunnen vaststellen hoe functioneel hij was, met die afdekplaat die als het deksel van een pennendoos heen en weer kon schuiven’.
 
Van begin tot eind blijft de schijnwerper gericht op de nietswaardigheid van de mens in deze wereld. Régis Jauffret kreeg in 2003 de Prix Décembre voor zijn ontegensprekelijk indrukwekkende krachttoer. Voor menigeen zal de roman bij momenten wel een uitputtingsslag zijn. ‘Sla dit boek dicht’, heet het dan ook van meet af aan, ‘sla desnoods een ander open, zo’n boek waar u iets van opsteekt, […]. Hier valt niets te leren, een woestenij is het, een sliert woorden als een spoor zonder eind, zonder doel, dat nergens naartoe gaat en hoogstwaarschijnlijk ophoudt zoals het is begonnen, in onbehouwenheid en gegrinnik’. Wat de volhardende lezer terugkrijgt voor zijn moeite? Een overweldigende veelheid aan ‘microficties’ – naar de titel van een andere roman van de productieve schrijver – in consequent strak lopende zinnen.
 
Amsterdam : De Arbeiderspers 2015, 428 p., Vert. van: Univers, univers door Martin de Haan en Rokus Hofstede. ISBN 9789029589703
 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri