Poëzie

BOEKEN NR. 5, MAART 2016

Mark Boog: De rotonde. Roman in verzen

door Dirk De Geest

Mark Boog is tegelijk actief als romanschrijver en als dichter. In zijn jongste werk komen beide talenten op een merkwaardige manier samen. De rotonde krijgt niet toevallig als ondertitel ‘Roman in verzen’. Het gaat immers om een lang verhalend gedicht; het lijkt erop dat daarmee een trend in de actuele poëzie wordt voortgezet, aangezien nogal wat dichters zich de jongste jaren op het pad van het lange epos hebben gestort.

In het geval van Boog speelt de verhaalintrige als zodanig een ondergeschikte rol. Het hoofdpersonage, Van Dam, heeft er genoeg van. Zijn dagelijkse leven op een kantoor bevredigt hem niet, en ook de roes waarin hij zich buiten zijn werk stort blijkt ontoereikend. Bij het begin van het boek treffen wij hem aan onderweg naar een kruispunt, waar hij met de duivel heeft afgesproken. Hij zal, zoals de legendarische Faust, zijn ziel verkopen tegen allerlei vage (en soms ronduit tegenstrijdige) beloften, en zo zal hij ook zijn eigen identiteit vinden of verwerven. Vanzelfsprekend is ook Dantes hel bij dat alles niet veraf. De lezer volgt Van Dam in drie zangen van telkens 33 onderdelen (de structuur van de Divina Commedia), die bestaan uit enkele strofen en een refrein (dat terugkeert met subtiele variaties). Daarbij gaat het vooral om de psychologie van de protagonist. Van Dam overdenkt zijn leven, zijn frustraties en zijn verlangens, maar ook wat hem ertoe heeft aangezet om contact met de duivel te leggen.
 
Dat verhaal van een individu wordt door de verteller aangewend om kritiek te leveren op de moderne maatschappij, met zijn cultus van het individuele en de persoonlijkheid, met zijn goeroes en zijn reclame, met zijn strategieën om mensen in hokjes onder te brengen. Daartegenover staat het toeval, het zich kunnen overgeven aan de wereld en het leven zonder alles te willen ‘bemeesteren’. De sociale analyse gaat gepaard met een psychologische zelfanalyse. Van Dam onderzoekt nauwgezet welke factoren zijn leven hebben beheerst en wat de prijs is die hij daarvoor heeft betaald. Hemel en hel liggen ook hier dicht bij elkaar.
 
Boeiend is wel hoe Boog die existentiële thematiek heeft verbonden met het vlakke Nederlandse landschap. Van Dam verlaat de stad en tijdens zijn tocht wordt de aanwezigheid van de ruimte almaar indringender. De vlakte, de verlatenheid, de uitgestrektheid gaat op het personage wegen. Daarbij komt een onweer dat dreigend opsteekt; aan het eind lijkt het trouwens alsof een blikseminslag Van Dam heeft getroffen. Of hij dood is of niet, blijft echter in het ongewisse. Van een vooruitgang is in ieder geval nauwelijks sprake. Zelfs de mythe van Faust, de geniale wetenschapper die zijn ziel aan de duivel verkocht voor kennis, blijkt vandaag niet langer vanzelfsprekend. Dat wordt ook duidelijk doordat de ‘roman’ in feite in kringen blijft hangen. Van Dam nadert weliswaar het kruispunt waar hij met de duivel heeft afgesproken maar in feite arriveert hij daar nooit. Aan het eind blijkt het trouwens om een rotonde te gaan, wat het eindeloos cirkelen symboliseert. Zelfs de helletocht blijkt doelloos.

Formeel kiest Boog, zoals gezegd, voor een bijzonder doordachte opbouw van zijn epos. Her en der zijn ook sporen aan te treffen van legendarische voorgangers: behalve Dante springt uiteraard ook Nijhoffs Awater in het oog. De taal zelf is nogal rechtuit, zonder al te veel esthetische franjes, maar dat neemt niet weg dat de tekst getuigt van veel raffinement, met prachtige details, veel variaties en herhalingen, subtiele verschuivingen en dubbele bodems. Een boek om te koesteren, en allicht een bundel die in de nabije toekomst op allerlei lijstjes zal verschijnen.

Amsterdam : Cossee 2015, 78 p. ISBN 978905936627 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri