‘En zij zegt, er zijn allerlei soorten nabijheid, jammer, dat jij maar één soort kent, hij slaakt een zucht, op zijn gebogen rug zijn smalle streepjes ochtendlicht te zien, in het patroon van een zebra. Er zijn allerlei soorten afstand, zegt hij, jammer, dat jij maar één soort kent, goedemorgen.’
Daarmee is het patroon van de relatie tussen Iris er haar man gezet. Zij
is de succesrijke directrice van een school die heel erg bezig is met de
integratie van leerlingen uit kansarme gezinnen en kinderen ‘met
leermoeilijkheden’, zoals dat zo eufemistisch heet. Haar man, Micki, is een
drukbezet IT specialist op een ministerie. Aan het begin van de roman,
waar dit citaat staat, lijkt het alsof hun gebrek aan affectie en hun ronduit
sarcastische manier van omgaan met elkaar te wijten is aan de
zelfmoordaanslag, waarvan zij tien jaar geleden het slachtoffer was en de
blijvende letsels waarvan de scherpe pijn regelmatig opnieuw opduikt. Maar er
is meer: we vernemen dat Iris als vijftienjarige een gepassioneerde,
bijna absolute liefdesaffaire gehad heeft met een zekere Eitan, die haar dan
totaal onverwachts had gedumpt. Zij was daardoor compleet ingestort en
is ook nu nog de schok van die brutale scheiding niet te
bovengekomen. Dat bepaalt ook de moeilijke relatie met haar kinderen,
vooral met de dochter de zo vlug mogelijk het ouderlijke huis in Jeruzalem
verlaat en naar Tel-Aviv trekt.
Tijdens een klinisch
onderzoek bij de pijntherapeut – de pijn in dit boek is zowel psychisch als
fysisch bijna ondraaglijk – ontmoet ze heel onverwachts haar vroegere geliefde
Eitan, die intussen een beroemd pijnspecialist blijkt te zijn geworden. Zonder
enige overgang en zonder overleg hervatten Iris en Eitan hun stormachtige
relatie, want hun liefde is even onvoorwaardelijk als die van de
geliefden uit het Hooglied: geen water is in staat dit vuur te blussen, niets
kan hen nog tegenhouden.
Niets, behalve de groeiende zorg om de dochter Alma die in
de grootstad het slachtoffer geworden is van een goeroe die onzekere jonge
meisjes totaal onder controle krijgt en ze gewetenloos economisch en seksueel
uitbuit. De schok van dit verdriet brengt Iris en haar man moeizaam en
onhandig opnieuw dichter bij elkaar en verbreekt ten slotte ook de magische greep van de heropgenomen
relatie met Eitan. Het boek eindigt helemaal niet met een happy end, maar
in het besef dat het nu eenmaal onmogelijk is, ‘de onvoltooid verleden tijd’
van haar afgebroken jeugdliefde te voltooien:
‘De ene dag na de andere, de ene nacht na de andere, elke
dag, elke nacht waren we samen, daarom was ik ook verslaafd, ook mij beheerste
een harde en wrede tiran, het verleden beheerste me, ik weet niet waarom ik nu
de onvoltooid verleden tijd gebruik.’
Beide citaten geven een goed idee van de bijzondere stijl
van dit boek. Het is een reflecterende, intelligente en associatieve
stijl die aan de grote romans van José Saramago doet denken. Je moet je als
lezer op het ritme van de menselijk al te menselijke personages laten meevoeren
of je begrijpt na een tijd niet meer waarover ze het hebben, wie spreekt en
waarom. Het resultaat is echter verbluffend: je slaagt erin, in de huid van
deze zwaar getroffen vrouw te kruipen en haar permanente pijn en
verwarring aan te voelen. En je begint vanuit deze ervaring te beseffen,
waarom de zorg en verantwoordelijkheid voor haar dochter uiteindelijk sterker
is dan de afstandelijkheid tegenover haar echtgenoot, van wie ze nooit echt
gehouden heeft en de bijna alles verslindende passie voor haar jeugdliefde, van
wie ze altijd zal blijven houden.
Amsterdam
: Cossee 2016, 351 p. Vert. van: Ke'ev door Sander Hoving. ISBN
9789059366459
deze pagina printen of opslaan