Een bestseller schrijven kan naast een zegen ook een vloek zijn. In de
nasleep van het succes van zo’n boek wordt de druk om voor een minstens even
goede opvolger te zorgen immers wel erg groot. Met dit probleem lijkt ook Yann
Martel, auteur van het door Ang Lee prachtig verfilmde Life of Pi, te hebben geworsteld. Na de publicatie van deze topper
in 2001 duurde het tot 2010 voor er een nieuw boek kwam: het niet in het
Nederlands vertaalde Beatrice &
Virgil. Nog eens zes jaar later is er nu De hoge bergen van Portugal, een ambitieuze roman waarin Martel
trouw blijft aan zijn geliefde thema’s en zijn magisch-realistische aanpak.
De hoge bergen van
Portugal is opgedeeld in drie delen, die subtiel met elkaar verweven
blijken te zijn. In het begin van de twintigste eeuw gaat Tomás op basis van
het eeuwenoude dagboek van een priester op zoek naar een mysterieus voorwerp
dat voor religieuze commotie zal zorgen. Eind jaren dertig voert een patholoog
een merkwaardige autopsie uit op een oude man. En begin jaren tachtig zegt een
Canadese senator zijn politieke carrière vaarwel om zich met een chimpansee als
metgezel in de bergen van Portugal terug te trekken. Drie mannen, drie
tijdstippen, drie verhalen over rouw, zingeving, de zoektocht naar een thuis en
naar wat het betekent om mens te zijn.
‘Hoe zit het toch met al die apen?’ vraagt het ene
personage aan het andere in de laatste pagina’s van het boek. Dezelfde
bedenking hadden we ons als lezer ook al gemaakt: in Life of Pi was het een orang-oetan, in Beatrice & Virgil een brulaap, en in De hoge bergen van Portugal is het een chimpansee. Duidelijk is dat
Martel graag apen – en dan nog vooral mensapen – in zijn verhalen opvoert – en
nog liever laat hij de grens tussen aap en mens vervagen. Niet voor niets legt
hij Tomàs volgende woorden in de mond: ‘Wij zijn opgeklommen apen, geen
gevallen engelen.’ En zo is dit nieuwe boek meteen ook weer een onderzoek naar
religie en de behoefte aan zingeving dat perfect bij Life of Pi aansluit, een verhaal dat enerzijds ontluistert en
anderzijds hoop biedt.
Deze premisse is veelbelovend,
maar het is jammer dat Martel er niet in slaagt om opnieuw het niveau van Life of Pi te halen. Waar dat eerdere
boek uitblonk in soberheid, gaat de boodschap van De hoge bergen van Portugal soms verloren in overdaad. De drie
verhalen worden enigszins kunstmatig aan elkaar geknoopt, en het magisch
realisme wordt al te ver doorgedreven. Ook verliest Martel zich soms in kolder
– bijvoorbeeld bij het beschrijven van de worstelingen van Tomás met dat
vreemde moderne monster, de auto. Hier en daar weet de auteur wel degelijk te
ontroeren (met name in het laatste deel) en af en toe scoort hij ook goed wat betreft
humor en originaliteit, bijvoorbeeld in de vergelijking van de evangelies met
de misdaadromans van Agatha Christie. Maar een wauw-effect zoals we dat hadden
na het lezen van Life of Pi? Dat is
er na het dichtslaan van dit nieuwe boek jammer genoeg niet.
Amsterdam : Prometheus 2016, 318
p.Vert. van: The high mountains of Portugal door Marijke Versluys. ISBN 9789044630121
deze pagina printen of opslaan