In de herfst van vorig jaar bracht Justine Jordan onder de titel ‘A new Irish literary boom : the post-crash stars of fiction’ (The Guardian 17.10.2015) een nieuwe generatie Ierse schrijvers onder de aandacht die in het spoor van de recentste Ierse economische depressie, de kop opstak. Vanuit dat
oogpunt wordt de daaraan voorafgaande Ierse literatuur van de
voorspoedige ‘Celtic Tiger years’ omschreven als conservatief, nostalgisch en
seksueel onderdrukt, terwijl voor de nieuwe lichting auteurs adjectieven als
dynamisch, radicaal, origineel en gedurfd gebruikt worden. Het verschil wordt
in belangrijke mate aan het geld toegeschreven: ‘Money kills the imagination.
It makes us want the same thing’, benadrukt in 2016 de verteller van Claire
Kilroy’s toen-nabije-toekomst-roman The Devil I Know (2012), en
legt daarmee een satirische vinger op het bankroet van het Ierse economische
wonder.
In 2010 schoffeerde de naar Berlijn uitgeweken Ierse auteur Julian Gough zijn
collega’s door Ierse schrijvers ‘a priestly caste, scribbling by candlelight,
cut off from the electric current of the culture’ te noemen. In die tijd floreerden
historische romans ‘concentrating on deprivation and emigration, rural poverty,
famine and the power of the church’. Gough stelde dat ‘Irish literature had
gotten smug and self-congratulatory during the boom; lots of novels about how
terrible Ireland’s
past was, with all its sexual repression and poverty’. Ouderwetse lyrische erfgoedliteratuur zonder
enige vorm van het experimentalisme dat de Ierse literatuur wereldberoemd
maakte.
De financiële crash van 2008 heeft uiteindelijk een nieuwe revival in de Ierse
literatuur teweeggebracht. Eigenlijk werkte het economische succes van Ierland
contraproductief voor de literaire ontwikkeling. Volgens Claire Kilroy waren er niet veel belangrijke debuten tijdens
de economische hoogdagen: ‘Back then, by becoming a literary writer, you were
pretty much setting yourself in opposition to the dominant ideology of the
time, which was to make money, buy property and spend ostentatiously. I would
suggest that a large proportion of my generation has been artistically
neutered, for the time being at least.’
Zelfs gevestigde schrijvers
als Anne Enright (begin dit jaar de eerste Laureate for Irish Fiction) voelde
de economische boom als vervreemdend aan. Terwijl met de economische crisis het
aloude romantisch aandoende Ierse adagio ‘If you can’t get a job, you might as
well write’ opnieuw de kop opsteekt. Het grote verschil met de vorige boom in
de Ierse literatuur van de jaren negentig (met schrijvers als Anne Enright,
Roddy Doyle, Colm Toíbín en Sebastian Barry) is dat het epicentrum van de grote
Londense uitgeverijen verschoven is naar de kleine dynamische Ierse
uitgeverijen die de vinger aan de pols hebben. Een symbolische verschuiving,
weg van de starre internationale concerns en het grote geld.
Het voorbije decennium heeft het spraakmakende literaire magazine The Stinging
Fly (‘new writers, new writing’) een eigen imprint opgestart waar auteurs
als Kevin Barry, Colin Barrett en Mary Costello debuteerden. Volgens Julian Gough was Stinging
Fly bepalend in 'changing the landscape of Irish fiction, issue by issue,
book by book'. Daarbij
is het opvallend dat kortverhalen, die door grotere uitgeverijen gezien worden
als moeilijk te verkopen, de levensader vormen van de heropleving van de Ierse
literatuur.
Onder het motto: ‘Only publish stuff that’s so exceptionally exciting it makes
us want to set ourselves on fire and jump out of a window; be ballsy; never
stray too far from the slush pile’, heeft de jonge uitgeverij Tramp Press haar
succes gebouwd op het debuut van Sara Baume en de herwerking van James Joyce’s
kortverhalen door nieuwe en gevestigde auteurs in de bloemlezing Dubliners
100. Kleine uitgeverijen zoals Galley Beggar Press geven ademruimte aan
experimentele fictie zoals het debuut van Eimear McBride, en florerende e-zines
zoals Gorse en Banshee dragen sterk bij tot de dynamiek van de
nieuwe Ierse literatuur. Toch moet er op langere termijn teruggevallen worden
op de oude gevestigde structuren van de Irish Arts Council en de Ierse filialen
van de grote Britse uitgevers om het succesverhaal verder uit te bouwen.
Of we het nu hebben over meer gevestigde auteurs als Paul Murray, Kevin Barry
en Donal Ryan of debutanten als Eimear McBride, Sara Baume, Lisa McInerney en
Colin Barrett, er is een duidelijke dynamiek aan het werk binnen de Ierse
literatuur die aangezwengeld werd door de economische crisis. In de bijdrage
van Justin Jordan waarop dit stuk gebaseerd is, wordt met gemak nog een tiental
namen genoemd die een rol zouden spelen binnen die vernieuwende Ierse literatuur.
Daarbij zitten mensen die al jaren geleden vertaald werden in het Nederlands
als Keith Ridgway, Julian Gough, Tana French, Colin Barrett, Paul Murray en
Claire Kilroy, maar net zo goed bij ons nog te ontdekken namen als Oona
Frawley, Lisa McInerney, Donal Ryan, Danielle McLaughlin, Caitriona Lally,
Gavin Corbett en Rob Doyle. Feit is dat recenter met uitgaven van Paul
Murray, Kevin Barry, Eimear McBride, Sara Baume en Mary Costello we die
dynamiek in Nederlandse vertaling verder kunnen opvolgen.
Kevin Barry
Sara Baume
Mary Costello
Eimear McBride
Paul Murray
Bron: Justine Jordan: ‘A new Irish literary boom : the post-crash stars of
fiction’ (The Guardian 17.10.2015)
deze pagina printen of opslaan