Denk bij het openslaan van dit boek vooral niet dat er een
kersverse roman voor je ligt, want dit introspectief reisverhaal werd al in
1980 gepubliceerd en is nu pas aan een vertaling toe. Dat te weten is
allesbehalve irrelevant, want wie terugblikt op de recente geschiedenis van
Portugal herinnert zich vast de Salazar/Caetano-dictatuur (tot vooraan de jaren
‘70), die in 1974 leidde tot de Anjerrevolutie en het beëindigen van de
uitzichtloze koloniale oorlog in Angola. De gruwel van toen lag dus in 1980 nog
vers in het geheugen. In aanmerking genomen dat het actualiteitsgehalte van een
vertaling op dit moment beperkt blijft, moet er wel een andere relevante reden
zijn om daar na zoveel jaren nog toe over te gaan. En dat motief is er :
stilistisch etaleert het boek een rijkdom waar niet naast te kijken valt.
Vanuit
Albufeira, een stadje aan de Portugese zuidkust, maakt een man – met name de
auteur zelf, psychiater van beroep, opgeleid in de oertijd van de psychiatrie
en een tijdlang dienstplichtige in Angola – een autotrip naar Lissabon, zo’n 250 km. naar het noorden. Je
kan de reis volgen met een kaartje naast je: Albufeira, Messines, Alentejo,
Grándola, tot aan het Praia das Maçãs-strand waar de auteur (die beurtelings
wordt opgevoerd als ‘ik’ en ‘hij’) tijdens zijn kinderjaren de zomervakantie
doorbracht. Maar al worden deze tussenstations summier beschreven, dat is niet
waar het om gaat. Wel om de reminiscenties die ‘s mans geest onderweg
produceert.
Want
zoals bij iedereen wel eens gebeurt tijdens een lange autorit, beginnen zijn
gedachten af te dwalen. Gedachten dwalen niet rechtlijnig af, maar flardgewijs
en met bruuske overgangen die niet in de hand te houden zijn. Dat chaotisch
heroproepen van het verleden is wat de nu rijpe dertiger op zijn lange autorit
ondergaat. Rafels herinneringen duiken op aan zijn dienst in het beruchte
krankzinnigengesticht Hospital Bombarda, dat ‘vagevuur van de levenden’ met
zijn alles overheersende pillenwaanzin die enkel maar leidt tot erger;
onuitwisbare herinneringen ook aan de zinloze oorlog in Angola, die ‘ons had
veranderd in arme schuwe dieren vol kwaadaardigheid en doodsangst’. Hectische
taferelen uit beider omgeving - die onwillekeurig doen denken aan Bosch en
Ensor - wisselen elkaar af en nopen de auteur tot de vraag wat dit allemaal met
het leven te maken heeft. Hetgeen als vanzelf de nog prangender vraag oproept :
wat doe ik hier? wat moet ik aan met mijn leven? is het leven méér dan enkel
bezig zijn met ‘de enorme, ontmoedigende en tragische klus te overleven’?
Het mag
duidelijk zijn dat de verschrikkingen die Lobo Antunes zowel tijdens de
koloniale oorlog als in de psychiatrische centra (die hij zelfs ‘vernietigingscentra’
noemt) als jongvolwassene heeft ervaren, als een loden blok op zijn verdere
leven zijn blijven wegen. Het is alsof de oorlog gewoon op een of andere manier
in je doorgaat, zegt hij ergens; het vreselijke gevoel van de zinloosheid van
dit alles blijft als een permanente gesel zijn diepste wezen folteren.
Deze verkrampte levensvisie vindt, enigszins
verrassend, geen echo in een ontspoorde schrijfstijl. Het relaas, hoe chaotisch
ook, wordt gedisciplineerd in de hand gehouden, is afgeborsteld, virtuoos, en
wordt gekenmerkt door een uitermate bloemrijke taal, weliswaar soms
aanschurkend bij de overdaad. Al dient daaraan toegevoegd dat het van de lezer
een flinke inspanning vraagt om zijn weg te vinden in het caprioleske spelen met
tijd en plaats. En terloops : de oorspronkelijke titel van Lobo Antunes’ boek
betekent zoveel als ‘kennismaking met de hel’, wat wel méér zegt over de aard
van het werk dan de vrij neutrale die de vertaling meekreeg.
Amsterdam : Ambo/Anthos 2016, 285 p.
Vert. van Conhecimento do inferno door Harrie Lemmens. ISBN 9789026336188.
Distributie Veen Bosch & Keuning
deze pagina printen of opslaan