Peter Verhelst heeft met Koor voor het eerst een grote bundeling uit zijn poëtische oeuvre
vrijgegeven. Dat is verheugend nieuws, want zijn vroege bundels zijn al vele
jaren onvindbaar geworden. In die zin krijgen zijn ‘nieuwe’ lezers nu de kans
om kennis te maken met een dichterschap dat ondertussen al een kwarteeuw
behelst.
Verhelst
zou echter Verhelst niet zijn als hij die gelegenheid niet te baat nam om
grondig aan zijn teksten te morrelen. De schrijver is immers bij uitstek een
her-schrijver, een karakterisering die in zijn geval allesbehalve pejoratief
bedoeld is. Het betekent dat Verhelst in feite bouwt aan een oeuvre en daartoe
alle bouwstenen hergebruikt als hem dat goed uitkomt.
Koor is een typisch en tegelijk hoogst intrigerend voorbeeld van
die werkwijze. De teksten uit het eerdere werk worden in deze bloemlezing
gerecycled, maar dat gebeurt op een eigenzinnige wijze. Zo heeft de dichter in
feite zijn criteria om een tekst al of niet te selecteren niet toegelicht. Wat
telt is niet enkel de artistieke waarde die een bepaald gedicht na al die jaren
(althans in zijn ogen) heeft weten te behouden, maar wel de plaats die het in
het nieuwe geheel kan bekleden. In plaats van een traditionele chronologische
presentatie van de eerdere teksten zijn alle gedichten hier opnieuw geordend
tot een nieuw thematisch geheel. Daardoor gaan de teksten op een andere manier
een dialoog aan met elkaar: naar die veelheid van tonen en tinten verwijst de
titel Koor onmiskenbaar.
Dat overkoepelende
thema is de liefde, maar dan in de specifieke betekenis die men aan dit begrip
in Verhelsts grote oeuvre kan toekennen. Het gaat veeleer om de zoektocht naar
identiteit, individueel zoals als collectief. Die zoektocht is evenzeer
lichamelijk als spiritueel, wat resulteert in een tastbare en sterk
zintuiglijke schriftuur. Het valt op hoe daarbij door de tijd heen een aantal
motieven constant is gebleven. Zo is er de nauwe band tussen identiteit en
lichamelijkheid, een menselijk lichaam dat daarenboven op allerlei manieren
wordt beschadigd en vervormd (vaak onder invloed van voorstellingen uit de
beeldende kunst) of dat vervloeit met de omgeving of uit elkaar valt. Het zijn
sadomasochistische fantasieën, die tegelijk te verklaren vallen door een soort
van primaire doodsangst én door een doodsverlangen. Het verlangen om er te zijn
wordt gecounterd door het verlangen (of de vrees) er niet meer te zijn.
Daardoor is het ik in deze gedichten tegelijk prominent, zeker in het vroegere
materiaal, en bijzonder breekbaar of voorlopig.
Iets vergelijkbaars geldt voor
de zoektocht naar de ander. Ook hier is sprake van een verlangen dat
onbevredigd moet blijven, en dat zelfs in dat onvolkomene zijn vervulling
vindt. Voortdurend is er sprake van een ‘wij’, maar dat slaagt er niet in om de
scheiding tussen ‘jij’ en ‘ik’ ongedaan te maken. Dat verlangen naar
samensmelting stoot evenzeer op grenzen. Tegelijk wordt het in Verhelsts
poëzie, vooral dan in de latere bundels, tot een soort van kosmische mystiek
verheven: bergen, planeten en sterren, wind en vuur worden symbolen van die
nagestreefde eenwording, die zelfs het bewustzijn moet overwinnen. Het is
duidelijk dat hier een eigentijdse mystiek vorm krijgt, en het is geen toeval
dat net deze gedichten een groot succes oogsten bij lezers. Ze zijn relatief
eenvoudig, suggestief en erotisch-tastbaar, maar tegelijk blijft het raadsel en
de kwetsbaarheid onaangetast.
In ieder geval zal Koor
kunnen rekenen op een groot publiek. Voor poëzieliefhebbers is het een genot om
te zien hoe de dichter van vandaag terugkijkt op zijn poëzie van gisteren en
eergisteren. Voor echte fanaten is het een boeiende speurtocht om na te gaan
hoe teksten zijn gemonteerd tot een nieuwe samenhang, en in veel gevallen ook
gedeeltelijk zijn herschreven. Koor
is in ieder geval veelstemmig, veelzijdig en tegelijk herkenbaar tot in het
oneindige.
Peter
Verhelst: Koor. Een keuze uit de poëzie (1987 -2017),
De Bezige Bij, Amsterdam 2017, 145 p. ISBN 9789023454670. Distributie: WPG Uitgevers
deze pagina printen of opslaan