In 1921 publiceerde Louis Couperus een reisboek met verslagen van
een reis door Noord-Afrika. De teksten waren oorspronkelijk in opdracht van de
Haagsche Post geschreven, waarin ze als feuilleton verschenen, en waren vooral
bedoeld om de reiziger een aantal praktische tips aan de hand te doen voor reizen
naar Algerije en Tunesië.
Vandaag is het boek vooral
interessant als een inkijk in het Oriëntalisme van de late negentiende en
vroege twintigste eeuw: de obsessie met de cultuur van het Nabije Oosten, maar
in de praktijk vooral Noord-Afrika. Het waren met name Algerije, Tunesië en
Marokko die talloze schrijvers en schilders aantrokken die op zoek waren naar
de sfeer van het Oosten, naar hun eigen Salomé, en naar de exotische Ander (een
mode die, samen met de rest van de Victoriaanse cultuur, nieuw leven werd
ingeblazen in de jaren ‘60, toen menig artistiek figuur richting Marokko trok
op zoek naar hasj en exotische knapen).
In deze
studie, die een herziene en uitgebreide versie is van haar eerdere Een dandy in de Oriënt (2009), plaatst
José Buschman de reisbrieven van Couperus in hun historische context. Daarbij
heeft ze me name aandacht voor het Oriëntalisme in Couperus’ gehele oeuvre,
maar ook voor de praktische context (Couperus’ desillusie met de romanvorm en
zijn beslissing om enkel nog kortverhalen te schrijven; de nood om via
reisbrieven ook brood op de plank te brengen) en de bredere culturele context.
Met name dat laatste is belangrijk en verhelderend.
Zoals
Buschman aangeeft, is het niet eenvoudig om te achterhalen wat Couperus tijdens
zijn reis in Noord-Afrika heeft gemotiveerd. Er zijn nogal wat lacunes die de
onderzoeker graag gevuld zou zien, maar waarbij het bronnenmateriaal in gebreke
blijft. Buschman probeert dit op te lossen door haar onderzoeksterrein te
verbreden en ook te gaan kijken wat andere schrijvers en kunstenaars (zowel
Nederlandse als internationale) in de Oriënt gingen zoeken, wat ze ervan
vonden, en hoe ze erover rapporteerden. Daarbij valt bijvoorbeeld op dat
Couperus bijna volledig voorbijging aan de ondergeschikte positie van de vrouw
in de landen die hij bezocht.
Buschman levert met dit
boek een belangrijke bijdrage aan het Couperus-onderzoek. Doorheen de
verschillende hoofdstukken brengt ze niet alleen de reisbrieven zelf thematisch
in kaart, maar geeft ze de lezer ook toegang tot de relevante contexten die
verhelderen wat en waarom Couperus schreef (enige herhaling is daarbij
onvermijdelijk, maar stoort niet). Ze doet dat in een heldere en toegankelijke
stijl die toch (mede door het uitgebreide notenapparaat) wetenschappelijk
verantwoord is. Ze zoekt vaak de nuance op en weerstaat de verleiding van de makkelijke
conclusies. Bovendien ziet het boek er ook gewoon verrukkelijk uit: prachtig
vormgegeven op kwaliteitspapier, en met een eindeloze stroom illustraties die
het betoog van de auteur wezenlijk aanschouwelijk maken.
Dit is dan ook een
boek dat iedere Couperus-fanaat zeker zal willen lezen. Het is echter ook van
belang voor iedereen met een (persoonlijke of wetenschappelijke) interesse in
het Oriëntalisme. Maar zelfs voor de argeloze lezer die onverhoeds dit boek in
handen krijgt, biedt Couperus in de Oriënt een schat aan verrukkingen die
stimuleren om verder te lezen: in Couperus, of in het Oriëntalisme.
José Buschman: Couperus in de Oriënt, Bas Lubberhuizen,
Amsterdam 2017, 191 p. ISBN 9789059375017. Distributie: Elkedag Boeken
deze pagina printen of opslaan