Weverling mag graag de tijdgeest op de staart trappen, vandaar
wellicht de aanbeveling van A.F.Th. van der Heijden op het omslag. In haar
vorige roman, Het land (2013),
onderzocht de schrijfster naar eigen zeggen wat precies die normen en
waarden zijn waar premier Balkenende c.s. de Nederlandse identiteit mee dachten
te definiëren en zo hoog mee van de toren bliezen. Ze kwam, kritisch, uit op
bekrompenheid, eng eigen volk eerst en de alomtegenwoordigheid van de
christelijke godsdienst.
Consequent doorredenerend, ziet ze in de toekomst
waarin In alle steden speelt dus
niet, zoals Houellebecq in zijn roman Onderworpen, een toegenomen islamisering, maar juist een Verenigd Christendom dat de
regels bepaalt. Verder is er een ministerie van Desintegratie en rust op het
noemen van ras en afkomst geen taboe meer (‘dat deden we vroeger niet’), er is
zelfs sprake van een minderhedenrantsoen. Uiteraard speculeert Weverling ook
vanuit het heden: de zorg zal voor de armen steeds ontoegankelijker worden,
vervolgonderwijs is niet langer vanzelfsprekend (behalve als je geld hebt) en
de kloof tussen arm en rijk is wel erg diep, en zeer zichtbaar.
Ook aan de titels van
de romans zie je de opzet van een tweeluik, wat niet betekent dat je ze niet
los van elkaar kunt lezen. Ongetwijfeld bedoeld als knipoog geeft ze beide
hoofdpersonen, resp. Bette en Bennie, dezelfde achternaam: Overveen.
Deze Bennie, de ik-figuur, hoopt na zijn Breed Onderwijs een beurs te
bemachtigen voor de opleiding tot architect, maar die wordt vergeven aan zijn
voor die opleiding totaal ongeschikte jeugdvriend Basel. Na een tijdje op het
ministerie van Volksvertrouwen als spreukenschrijver schopt hij het, mede
dankzij zijn vader, tot journalist. Hij komt dan te wonen in de C-wijk. Met de
Grote Vernieuwing wordt de stad ingedeeld in wijken al naar gelang status en
inkomen. In A wonen de rijken, specialisten, professoren e.d. , in G ‘zetelt’ de
absolute onderklasse.
Wijk C is gebouwd volgens het principe van de verticale
stad: wonen , fitnessen en winkelen in hetzelfde gebouw als waar je werk is,
met directe milieuwinst dus. Vrij bewust laat Bennie (al jaren drankzuchtig)
een klus versloffen. Hij wordt ontslagen, waardoor hij terug moet naar
F-niveau, afhankelijk wordt van de voedselbank en bezoek krijgt van een
inspectrice/hulpverleenster. Ze noemt hem narcistisch, evenals zijn latere
vriendin ‘De Roversdochter’, die hem, vrij toepasselijk, Kerouac doopt. Nu en
dan heeft Bennie een baantje, waardoor hij wat schulden kan aflossen. Een van
die baantjes, als tuinknecht bij een puissant rijke familie, eindigt
tumultueus. Bennie geeft ze een soort afscheidstoespraak waarop de leider van
een socialistische partij of Herman Heijermans trots zou kunnen zijn. Wat er
ook gebeurt, Bennie blijft na elke teleurstelling ogenschijnlijk ongebroken,
vol optimisme stort hij zich op een volgend baantje of helpt hij iemand die er
nog slechter aan toe is.
Zoals in de meeste dystopieën (het boek heeft overigens een
motto uit 1984) is Bennie de eenling, de onaangepaste; hij krijgt dan ook het
etiket Specifiek Persoon opgeplakt. Hij wordt even het maatje van een andere
loner, een kleine crimineel, Matthedeus. Die slaat in het beginhoofdstuk Basel
aan gort, zonder dat Bennie ingrijpt. Een vreemde scène, die we pas
helemaal aan het eind van het boek, dat overzichtelijk pendelt tussen verleden
en verhaalheden, kunnen duiden.
Net als in Het land
(in je-perspectief met bijzondere, soms onaffe zinnetjes, een moeder die bijna
uitsluitend spreekt in uitdrukkingen) valt In
alle steden op door het taalgebruik. Een raar soort spreektaal, ouderwets
en modern, waarin allerlei uitdrukkingen origineel gebruikt worden of uit de
bocht vliegen. Mijn indruk is dat de taal wat minder rijk wordt in de loop van
de roman, maar het kan ook door gewenning of een zekere verveling (weer een
knakker, weer een constructie met Maar mooi dat…..) komen, het zijn wel 241
pagina’s…
Maar goed, een literaire toestand-van-het-land-roman,
daar heb je er maar weinig van. En dat die een beetje drammerig is, dat past
wel bij zo’n soort roman, en ook bij de dystopie. Het boek is bovendien mooi
vormgegeven, met een omslagtekening die vergroot ook op de schutbladen staat en
die aansluiting vindt bij de bewerkte band.
Aukelien Weverling: In alle steden:
als koningen en honden, Meulenhoff, Amsterdam 2017, 249 p. ISBN 9789029091169.
Distributie: Lannoo
deze pagina printen of opslaan