Het kan soms vreemd lopen met een schrijver. Nassars
eerste aantekeningen dateren al van 1968, om zes jaar later de vorm aan te
nemen van deze roman die korte tijd nadien, in 1975, wordt uitgegeven. Luttele
jaren later volgt de novelle Een glas woede en nog één essay. Waarna de auteur terugkeert naar zijn
boerderij, zijn kippen en konijnen, en de fictiewereld laat voor wat ze is.
Niettemin wordt hij om deze toch wel bescheiden bijdrage tot de literatuur in
2016 (rijkelijk laat dus) bekroond met de hoogste onderscheiding in de
Portugese letteren, de Prémio Camões; een kwaliteitslabel dat kan tellen. En
dus is een weliswaar late vertaling beslist op haar plaats.
Het gezin waarin de auteur opgroeide heeft zijn wortels in het
Midden-Oosten. Wanneer de familie in het begin van de 19de eeuw naar Brazilië
emigreert, sleept ze een indrukwekkende bagage mee aan traditionele,
hoofdzakelijk maar niet uitsluitend christelijke normen en waarden die in het
nieuwe vaderland door vader Nassars kinderen op hun houdbaarheid worden
getoetst. Ook door Raduan. De moeilijkheid die hij ervaart om met die familiale
bagage in het reine te komen is de hoeksteen geworden van deze roman (zijn
enige dus).
De auteur roept de sfeer op van een archaïsch ruraal gezin waaruit
een van de kinderen, André, zich poogt los te rukken, te bevrijden zeg maar,
door de van huis uit onbetwiste conventies te doorbreken en finaal het
ouderlijk huis te verlaten om elders op eerder morbide wijze aan het
experimenteren te slaan over hoe bijvoorbeeld liefde kan zijn. Maar André wordt
terug naar huis gehaald door zijn gezagsgetrouwe broer Pedro. Net zoals in het
Bijbelverhaal van de verloren zoon wordt een somptueus maal georganiseerd, maar
anders dan in de parabel wacht de jongeman vooraf een fikse confrontatie met
zijn beginselvaste vader, waaruit blijkt hoe hopeloos beider werelden van
elkaar vervreemd zijn. Als hoogdravende ‘curator van de collectieve deugden’
nestelt de vader zich in zijn Bijbelse houvast, terwijl André stuntelig en
wanhopig daartegen weerwerk zoekt te bieden. Alles blijft onwrikbaar
vastgeklonken, niets is veranderd. Enkel in de geesten schiet het verzet
stilaan wortel: André’s jongere broer Lula vertrouwt hem toe dat ook hij van
plan is om - tijdens het terugkomfeest nota bene – het huis uit te vluchten ‘om
de wereld te omarmen’. En: ‘Ik geef niet op, ik misluk niet zoals jij…’.
Eerder dan op het beschrijven van het feitelijke gebeuren – dat
zich trouwens beperkt tot vertrek en terugkeer – spitst het verhaal zich toe op
het krampachtig gewoel binnen de, elk op hun manier, vertroebelde geesten van
vader en kroost. Als zodanig kan je dit boek één grote reflectie noemen over
dodelijk traditionalisme en onblusbare levensdrang. Niet enkel om de
actualiteit van het thema (migratie, integratie…) is het uitzonderlijk te
noemen, het munt ook uit door zijn onweerlegbaar stilistische kwaliteiten.
Nassar relateert geen naakte feiten, hij laat het verhaal poëtisch stromen door
het gemoed van zijn personages, in korte nevengeschikte gedachtefragmenten
gescheiden door komma’s, zelden door punten. Het vraagt aandacht, maar het
werkt. Je wordt meegezogen in een draaikolk van gevoelens die de pregnantie van
het gegeven helder in de verf zet. Dat zoiets vroeg of laat een bekroning
verdiende, staat buiten kijf.
Raduan Nassar: Bijbelse
landbouw, Prometheus, Amsterdam 2017, 195 p. ISBN 9789044634341. Vertaling van Lavoura arcaica door Harrie
Lemmens. Distributie: WPG Uitgevers
deze pagina printen of opslaan