Zoals de stofwikkel van deze biografie ten overvloede
aangeeft, was Herman de Coninck vermoedelijk de populairste dichter die
Vlaanderen de voorbije eeuw heeft voortgebracht. Zijn onverwachte en
voortijdige dood in 1997 heeft de populariteit van zijn werk alleen maar doen
toenemen. Het is dan ook niet verrassend dat nu, twintig jaar na zijn dood, een
biografie van de dichter verschijnt. Thomas Eyskens heeft voor dit project
kunnen putten uit interviews met familie en vrienden, en kreeg van Kristien
Hemmerechts, weduwe van de dichter, ook toegang tot haar persoonlijk archief
van brieven en documenten.
De bronnenrijkdom vertaalt zich heel duidelijk naar het
boek, waarin Eyskens veelvuldig citaten naast elkaar zet, in die mate zelfs dat
sommige alinea’s opeenvolgingen zijn van geciteerde tekst waar de biograaf zelf
eigenlijk niet meer aan te pas komt: een collage van stemmen die het verhaal
vertellen (waarbij de lezer soms naar de eindnoten achterin het boek moet
reizen om zeker te zijn aan wie een bepaald citaat eigenlijk is ontleend –
Eyskens maakt dit niet altijd duidelijk in de hoofdtekst). Dat is een
methodologische keuze die zowel zijn voor- als nadelen heeft. Enerzijds krijgt
het verhaal de autoriteit van het ooggetuigenverslag, of op zijn minst de visie
van iemand die erbij was of dicht bij De Coninck stond, terwijl anderzijds de
vraag om duiding of contextualisering hierdoor wat onbeantwoord blijft. De
biografie blijft in dit opzicht soms journalistiek in toon; wat meteen ook
betekent dat het boek zeer vlot leest.
Die neiging tot journalistieke
afstand valt vooral op in het tweede deel van het boek. De eerste helft, die de
jeugd en studententijd van de dichter reconstrueert, voelt in dat opzicht
levendiger en authentieker. De beslommeringen rond De Conincks pedofiele vader,
de avonturen van kotstudent te zijn in Leuven in de late jaren ‘60, en de
tragische dood van De Conincks eerste echtgenote An krijgen in het boek een
directheid die de lezer een levendig beeld schept van het leven toen. Naarmate
het verhaal vordert, vernauwt het perspectief zich steeds meer tot het
professionele leven van De Coninck, waarbij we veel vernemen over het werk op
de redacties van Humo, De Morgen en het Nieuw Wereldtijdschrift, maar veel minder over dochter Laura, zoon
Thomas, of echtgenotes Lieve en (vooral) Kristien. Ook dat is een
methodologische keuze, maar wel met het gevolg dat deze biografie naarmate ze
vordert toch vooral het publieke leven reconstrueert en vaak het private leven
afschermt of enkel gebruikt als context voor de gedichten.
Bij dit alles blijft natuurlijk
ook de vraag of Vlaanderens populairste dichter ook één van de betere (indien
niet de beste) is. Het is een beetje een knullige vraag, maar toch niet zonder
belang: deel van de taak van een goede biografie is toch vaak ook om een balans
op te maken van waarom een leven het waard is te worden gedocumenteerd. De
nieuw-realistische poëzie van De Coninck (die werd geconcipieerd in een
duidelijke reactie tegen de experimentele poëzie van de Vijftigers en
navolgers) is vaak heel bescheiden in thematiek en ook wel voorspelbaar in zijn
poëtica. Dat blijkt in dit boek ook duidelijk door de vele gedichten die
integraal worden aangehaald en waarin de literaire tics van De Coninck
aanwijsbaar steeds opnieuw terugkeren (en ook meermaals door vrienden-dichters
worden geparodieerd; een fenomeen dat mogelijk niet geheel onschuldig is en
waar Eyskens eigenlijk niets mee doet). Samen met de biografische duiding van
veel gedichten ontstaat hierdoor toch het gevoel dat deze poëzie lichter weegt
dan de reputatie en populariteit van de man doen vermoeden – al voelt het
onvermijdelijk een beetje als vloeken in de kerk om een dergelijke gedachte
neer te schrijven. In elk geval is deze biografie, althans voor deze lezer,
geen aanzet om het werk van De Coninck opnieuw ter hand te nemen. En dan is er
toch wel iets loos.
De slotsom moet dan ook zijn dat Eyskens een heel goede reconstructie van
leven en werk van Herman De Coninck heeft geschreven tot pakweg het einde van
zijn relatie met Lieve Coppens. Daarna verwatert het verslag een beetje in een
overzicht (soms neigend naar opsomming) van het uitwendige leven van de
dichter, waardoor het geboden inzicht exponentieel afneemt. Daarnaast moet
gezegd dat de sobere, onsentimentele manier waarop in het slothoofdstuk de dood
van De Coninck op een Portugees terras wordt beschreven, knap is; al volgt
daarna ook weer een overzicht van wat door wie is gezegd tijdens de
herdenkingsplechtigheid. Eyskens is er niet in geslaagd om de laatste vijftien
jaar van De Conincks leven even helder en indringend te schetsen als wat
voorafging. De Coninck verliest hier zijn contouren in een steeds waziger
extern verslag veeleer dan een uitgevuld levensbericht. Daar kunnen
verschillende redenen voor zijn (tijdsdruk, terughoudendheid tegenover
nabestaanden, onvermogen om het materiaal te ordenen of interpreteren) maar het
laat in elk geval een aantal lacunes open die mogelijk later, al dan niet door
anderen, kunnen of zullen (moeten) worden ingevuld; al was het maar omdat net
dat laatste luik van De Conincks leven de dichter zo centraal plaatste in het
Vlaamse literaire veld van de jaren ‘80 en ‘90.
Thomas Eyskens: Toen met een
lijst van nu errond. Herman de Coninck. Biografie, De Arbeiderspers, Amsterdam
2017. 587 p. ISBN 9789029511407. Distributie: L&M Books
deze pagina printen of opslaan