Sterke verhalen, zware tekens
Bedenk even welke roman je met deze stof zou
kunnen schrijven. Een jonge vrouw wordt in de steek gelaten door de vader van
haar zoontje. Noodgedwongen moet ze haar woning verlaten. Moeder en kind vinden
een nieuwe woonst. Enkele jaren later slaat het noodlot toe. De woning wordt
onbewoonbaar. Moeder moet weer aan het werk, krijgt kanker, gaat dood. De zoon
- een volwassen man intussen - gaat op zoek naar zijn verdwenen vader en
ontdekt een uitgebluste, onwillige man.
Geef toe, erg veelbelovend is die stof niet.
Misschien kun je er een melodrama van maken, al dan niet ironisch getoonzet.
Misschien weet een naturalistisch noodlotsdrama er raad mee. Of misschien moet
je de freudiaanse rommelkist van zolder halen, de verhouding tussen moeder en
zoon wat onder spanning zetten. Of je maakt er natuurlijk een ouderwetse
ontwikkelingsroman van: oedipuscomplex en Vatersuche, rijping en
loutering. Hoe dan ook: een goudmijn heb je met dit thema niet aangeboord.
Tenzij je natuurlijk een ambitieuze schrijver
als Tommy Wieringa bent en je besluit om die verhaalelementen wat op te pimpen. De woning die de moeder met
haar zoontje moet verlaten, is een grote villa in Alexandrië. Hun nieuwe woonst
is een huisje in Suffolk, aan de Engelse oostkust: een oud Tudorhuis dat op de
uiterste rand van een klif staat - een klif dat door de zee wordt aangevreten,
zodat moeder (Martha Unger) en zoon (Ludwig) enkele jaren later uit hun huis
worden gezet, net op tijd voordat het tijdens een stormnacht in zee verdwijnt.
Het werk dat de moeder nadien weer opneemt, is het beroep van pornoactrice,
eerst in Los Angeles, later in Wenen en Praag: "the greatest comeback in
the history of porn". De kanker die toeslaat, blijkt goed te behandelen,
maar doordat Martha zweert bij alternatieve therapieën, gaat eerst haar door
miljoenen pornoliefhebbers verafgode boezem voor de bijl, daarna Martha zelf.
De vader die Ludwig besluit op te sporen, is Bodo Schultz, een beruchte Oostenrijkse
kunstenaar. Ludwig treft hem aan in de jungle, ergens in Panama, waar hij aan
de slag is met zijn nieuwste project: het transformeren van een berg in een
afgrond...
Het zal je maar overkomen: opgroeien in een huis
op de uiterste rand van een eroderend klif, ontdekken dat je bloedmooie moeder
in pornofilms heeft meegespeeld, haar comeback begeleiden en op zoek gaan naar
je vader die in Zuid-Amerika het reliëf naar zijn hand zet. Sterke verhalen
vertelde Wieringa ook al in zijn bestseller Joe Speedboot (2005).
Maar wat Fransje Hermans ons daar met veel gusto en brutale monterheid opdiste,
had de charme van onbekommerd vertelde bluf: Joe Speedboot was
een onwaarschijnlijk, krakkemikkig vehikel, dat zolang het vaart had onbezwaard
voortdenderde - en vaart had die roman meer dan genoeg.
In Caesarion zijn de sterke verhalen
tegelijk ook Zware Tekens: met veel nadruk verwijzen ze naar diepzinnige,
'literaire' betekenissen. De erosie die een klif aanvreet, dat wordt dan zoiets
als de onverbiddelijke aftakeling, het verval en de vergankelijkheid, de traag
malende kaken van de Tijd. De buurman die de erosie probeert af te wenden,
staat dan als goede vaderfiguur tegenover Bodo Schultz, de verwilderde,
nihilistische kunstenaar die de aftakeling juist beaamt en streeft naar de
totale illusieloosheid: "Onmetelijke eenzaamheid was zijn opdracht en
vervulling. Hij schiep niets dan leegte om zich heen."
Zulke zware tekens hebben één groot nadeel: vaak
slaan ze om in een ongewilde parodie. Neem nu die Bodo Schultz. In Alexandrië
mocht hij de Pharos herbouwen, de legendarische vuurtoren: hij maakt een
"schaduwzwarte naald", een "in pek gedrenkte middelvinger tegen
de wereld". Voor het Guggenheim in Bilbao maakt hij 17 levensgrote
porseleinen beelden van twee copulerende mensen: Martha en hijzelf. Daarna
duikt hij onder in de jungle om een berg te veranderen in een Abgrund,
"een afgeschraapt, gepijnigd landschap, een werk van systematische
haat". Als Ludwig hem in de jungle vraagt waarom hij destijds zijn vrouw
en zijn zoontje in de steek heeft gelaten, zegt hij dingen als: "Het
vrouwtjesdier is onverzadigbaar. Ze slaat een tap in je vlees, je krachten
vloeien uit je weg." Over zijn werk: "Het punt waar niets overblijft.
Daar voorbij. De mensen voorbij. Alles voorbij. Waar kosmische eenzaamheid je
beloning is."
Je leest zulke passages en je denkt aan veel:
aan Jeff Koons en zijn Cicciolina, aan Klaus Kinski in 'Fitzcarraldo' en aan
Werner Herzog, de maniakale regisseur van die film, aan Brando in 'Apocalypse
Now'. Alleen aan Bodo Schultz denk je niet: die is groteske namaak, art
pompier, kitsch van het extreme, gewild literair zetstuk in een al te
doorzichtig schema.
Caesarion is niet zo handig geconstrueerd. De ik-verteller, Ludwig, komt in
Suffolk aan voor de begrafenis van Warren, zijn vroegere buurman, die ooit
vergeefs heeft geprobeerd om tegen de erosie een dam op te werpen. In Ludwigs
koffer zit de bronzen urn met de as van zijn moeder, die hij al enkele maanden
met zich meezeult. Als een hoofdpersoon aan het begin van een roman een urn met
as meedraagt, zal hij die as aan het eind uitstrooien: zo luidt een romanesk
cliché. Dat doet Ludwig dus ook. Maar eerst vertelt hij gedurende enkele met
veel whisky overgoten nachten zijn levensverhaal ? de roman die we lezen ? aan
een vrouw die er verder niet toe doet. Op de laatste pagina keert hij de urn om
boven de klifrand en kijkt uit over het water. "Ik was alleen. En alles
begon."
De suggestie is dat het vertellen bij Ludwig een
loutering heeft bewerkstelligd, maar het blijft volslagen onduidelijk waarom en
hoe. Waar gaat het om, in de spectaculaire scènes van zijn levensverhaal?
Waarom blijft een onbekende vrouw nachtenlang naar zijn verhaal luisteren? Als
iemand van dertig vertelt over gebeurtenissen die zich jaren eerder hebben
afgespeeld, verwacht je geen pure vertelling: je hoopt op afstand en
bespiegeling, op perspectief en interpretatie. Ludwig blijft gevangen in de
pure opeenvolging van wat hij vertelt, beschrijft alleen wat hij toen, op dat
moment, dacht en voelde ? meer niet. Wat doet het bv. met je als een
schoolvriendje je een pornofilm laat zien waarin je je moeder herkent? Ludwig
vertelt hoe hij zich de ziel uit het lijf kotste. Daar blijft het bij.
Wieringa's keuze voor een ik-verteller is niet
zo gelukkig. Hij laat Ludwig allerlei weetjes en observaties oplepelen over
Alexandrië, Wenen, Los Angeles, Panama, rugby, verzonken Oost-Engelse steden
etc., zodat Ludwig bladzijdenlang klinkt als de wereldwijze, niet onbelezen,
polyglotte schrijver van Wieringa's reisboek Ik was nooit in Isfahaan.
Dat maakt het contrast met Ludwigs emotionele analfabetisme, zijn gebrek aan
zelfkennis, zijn aperte onvermogen om over zichzelf na te denken, des te
schriller. En doordat je in het perspectief van Ludwig gevangen zit, kun je
zijn houding tegenover andere personages niet taxeren.
Caesarion maakt zijn hoogdravende pretenties niet waar, maar Tommy Wieringa
kan schrijven, en zijn roman bevat best wel geslaagde passages. Hij schrijft
beeldend en concreet en heeft duidelijk veel research achter de rug. Helaas
tast zijn ambitie om een serieuze, betekeniszwangere roman te schrijven ook
zijn stijl aan. Vaak draait hij de volumeknop helemaal naar rechts. Als de
overheid Ludwig en zijn moeder uit hun erosiegevoelige huis zet: "Het kan
lang duren, maar wanneer de instanties eenmaal hun stralen bundelen tot een
zoeklicht, is er geen ontsnappen meer aan. De koppeling van informatie is een
stalen hek dat zich langzaam sluit. Een omvattende macht, onpersoonlijk als een
chemisch proces, had zich in ons leven genesteld. De datum stond boven onze
voordeur geschreven."
Daarnaast lijdt Wieringa aan een vermoeiende
metaforendwang. Hoe vals klinkt een piano? "Zo vals als een
schoonmoeder." Hoe komt iemand overeind? "Als een spijker die
rechtgebogen wordt." Hoe draagt een schaarsgeklede serveerster haar
borsten? "Als ijsbergen voor zich uit". (Gelukkig komt ze ook een
hamburger brengen.) Hoe hard zijn bedden in een slecht hotel? "Als de
gezichten van de schoonmaaksters." Hoe moe voelen we ons soms? "Als
een tankstation dat vierentwintig uur open was". En ons hoofd, hoe voelt
dat dan aan? "Als een schaal met mousserende wijn." Een punthoofd
krijg je ervan.
Tommy Wieringa: Caesarion, De Bezige Bij, Amsterdam 2009. ISBN 9789023437048.
Distriburie WPG Uitgevers.
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf 2009
Meer besprekingen over Tommy Wieringa
deze pagina printen of opslaan