In Het gordijn
ontmoeten twee personen elkaar na lange tijd opnieuw: een zoon en zijn moeder.
Beide leven in een andere wereld: de zoon heeft een leven opgebouwd in
Nederland, de moeder heeft haar hele leven in Iran gewoond. Maar dat is niet
het enige dat hen scheidt: de moeder kampt met dementie en verdwijnt nu en dan
in haar eigen fantasiewereld. Het verhaal vertelt op een meeslepende wijze hoe
de zoon probeert om contact te maken met zijn moeder. Het gordijn is Kader Abdolahs ode aan zijn moeder, zoals Spijkerschrift dat voor zijn vader was.
Als jongetje
luisterde Kader Abdolah graag naar de verhalen van zijn moeder. Deze verhalen
vertelde ze terwijl ze gezeten was achter het gordijn dat de woonkamer van de
berging scheidde. Alleen achter dat gordijn kan zij zich terugtrekken in een
fantasiewereld. Door haar dementie verdwijnt ze figuurlijk steeds vaker achter
dit gordijn dat werkelijkheid en verbeelding scheidt. Abdolah probeert met haar
mee te gaan in de wereld van de verbeelding om zijn moeder zolang mogelijk vast
te houden.
Omdat
zijn moeder geen lange reis aan kan en Kader Abdolah Iran niet in mag,
besluiten Abdolah en zijn vrouw naar Dubai te gaan om daar zijn moeder en zijn
zus te ontmoeten. Na een tijdje dringt het tot hem door dat zijn moeder in de
veronderstelling is dat hij met haar een reis naar Mekka aan het maken is.
Omdat hij zijn moeder deze ervaring niet wil ontnemen, gaat hij deze reis
ensceneren. Zo neemt hij zijn moeder mee naar een kavaraanserai die opgezet is
voor toeristen om haar het idee te geven dat ze door de woestijn trekken. De
tocht wordt letterlijk en figuurlijk afgesloten in de Sheik Zayed Grand Moskee
in Abu Dhabi, die model staat voor de Grote Moskee in Mekka. Het is hier dat
Abdolahs moeder zich volledig achter het gordijn terugtrekt. Dit is treffende
parallel met de grootmoeders uit Het huis
van de moskee, die hun levenseinde vinden aan het einde van
hun pelgrimstocht naar Mekka.
Het is niet alleen zijn moeder met wie Kader Abdolah
contact wil maken. Hij is vervreemd van zijn zus. Hij is gevlucht uit Iran,
terwijl zij in de gevangenis is beland. Dit gegeven blijft tussen hen in staan,
maar wordt niet besproken. Enkel in de wereld van de fantasie, de wereld achter
het gordijn, kan Kader zijn zus troost bieden:
‘Ik wilde zeggen dat ik haar tijdens haar gevangenschap
niet kon bezoeken, dat ik niet in staat was haar te helpen, maar dat ik in een
van mijn boeken heb geprobeerd het goed te maken. Ik wilde haar laten weten dat
ik haar in mijn boek uit de gevangenis heb bevrijd. Dat ik haar naar de bergen
heb laten vluchten. Ik heb haar in de sneeuw naar een grot gestuurd en haar
voetsporen in de sneeuw gewist zodat de gevangenisbewakers haar niet terug
zouden kunnen vinden [...].’
Maar hij zegt dit
niet. Het contact tussen broer en zus wordt niet hersteld.
Het verhaal over werkelijkheid
en verbeelding krijgt nog een extra lading omdat het zich afspeelt in Dubai,
een stad die volgens Kader Abdolah een ‘kunstmatige samenleving is met een
nepcultuur.’ Deze echte stad die nep lijkt, is een goede en betekenisvolle
setting voor het verhaal.
Al met al is Het gordijn
een mooi en symbolisch boek over de mogelijkheid en onmogelijkheid om contact
te maken met een ander en over de grenzen tussen werkelijkheid en verbeelding.
Het geeft een ontroerend beeld van de dementerende moeder en haar kinderen die
door traumatische gebeurtenissen uit het verleden uit elkaar zijn gedreven.
Kader Abdolah: Het gordijn, Prometheus, Amsterdam 2017, 180 p. ISBN 9789044634747
Meer besprekingen over Kader Abdolah
deze pagina printen of opslaan