Aga Djan is de machtigste man
in de Iraanse stad Senedjan. Hij bezit het oudste pand in de bazaar, waar ruim
honderd mannen werken in zijn tapijthandel. Zijn tapijten zijn uniek en heel
waardevol en vervaardigd volgens de geheime ontwerpen van zijn huis. De familie
van Aga Djan levert ook al generaties de imam van de moskee, die in zijn huis
woont. Er heerst vroomheid en plichtsbewustzijn. Wat de ayatollahs in Qom
voorschrijven is wet en het huis van de moskee moet een voorbeeld zijn voor de
hele stad. Qom verwacht van de imam wel een meer uitgesproken houding tegen de
sjah en Amerika, maar imam Alsaberi staat daarvoor te zwak. Daarom sturen de
ayatollahs een jonge imam, Galgal, om met Alsaberi's dochter te trouwen en hem
op te volgen.
Aga Djan
wantrouwt Galgal al op de huwelijksdag, maar anderen geraken in de ban van zijn
betoog tegen Amerika en de sjah. Zijn felheid trekt de aandacht van de politie
en de geheime dienst, nog meer gevreesd nu het regime wankelt. De macht van de
ayatollahs groeit, maar er zijn ook tegenbewegingen. Wanneer de Amerikanen
landen op de maan, smokkelt een neef een tv-toestel in het huis. Er komt een
bioscoop in de stad, er verschijnen directeuren in maatpakken, olie wordt een
belangrijker handelsproduct dan tapijten. Aan de universiteit van Teheran
vinden Marx' ideeën aanhangers.
Alhoewel de politieke situatie in het tweede deel van het
boek meer naar voren komt, plaatst Kader Abdolah de Iraanse revolutie niet echt
centraal in zijn roman. Ze is altijd aanwezig en beïnvloedt het leven in
Senedjan, maar de bewoners van het huis maken het verhaal. In het eerste deel
van het boek lijkt het huis van de moskee het hoofdpersonage. Elk hoofdstuk
belicht een ander aspect: de bibliotheek, de slaapkamers, de huwelijkskansen
van de dochters, de vangst van de trekvogels, de schatkamer waar de kleren en
documenten van de overleden imams worden bewaard.
De markantste figuren in het
boek zijn de twee grootmoeders, dienstmeisjes die al decennia in het huis wonen
en hun leven wijden aan de verzorging van de imam. Hun domein beperkt zich tot
de keuken, de bibliotheek en de badkamer van de imam, maar ze zien en weten
alles. De auteur bouwt vele speelse elementen in zijn verhaal in, vaak met een
seksueel tintje. Ze tonen hoe het strengste regime een mens en zijn verlangens
toch nooit helemaal kunnen kluisteren. Een neef kiest telkens onmogelijke
plaatsen zoals de bibliotheek, de minaret of de kelder van de moskee om met
zijn geliefden de liefde te bedrijven. De grootmoeders zien het en zijn ontzet,
maar beseffen dat ze dit tot een van hun vele geheimen moeten maken.
Kader Abdolah put uit zijn
bewogen Iraanse jaren en hij vertelt hier graag over. Zo worden heel wat dingen
geromantiseerd, maar dat is eerder charmant dan storend. Realiteit en fictie
lopen door elkaar. Farah Diba bezoekt de bioscoop van Senedjan, Galgal houdt
een toespraak in Khomein, de geboorteplaats van de ayatollah, en hij wordt
later rechter van God. Kader Abdolah plaatst twee belevingen van de islam
tegenover elkaar. De fundamentalistische ayatollahs en hun aanhangers prediken
de sharia en de revolutie. Maar vele personages reciteren een soera bij
frivolere momenten of hartverwarmende gebeurtenissen.
Dit was het boek dat Kader
Abdolah zoveel jaren na zijn vlucht uit Iran moest schrijven. Het is niet zijn
beste boek, maar het heeft de grote verdienste de geschiedenis van de Iraanse
revolutie in een familiaal kader te vertellen en ons tegelijk te confronteren
met een islam die andere, klein- en grootmenselijke gezichten heeft dan de
sharia.
Kader Abdolah: Het huis van de moskee, De Geus, Amsterdam 2017,
413 p. ISBN 9789044538984. Distributie: L&M Books
Oorspronkelijk verschenen in De
Leeswolf 2005
Meer besprekingen over Kader Abdolah
deze pagina printen of opslaan