Mieke van Zonneveld heeft het zich voor haar debuut niet
bepaald gemakkelijk gemaakt. Haar poëzie is bij momenten eenvoudig en
spreektalig, geschikt voor een podium, met de daarmee verbonden humoristische effecten
en gedachtesprongen. Op andere ogenblikken kiest de dichteres echter bewust
voor een taalgebruik dat opzettelijk ‘poëtisch’ aandoet, met een gedragen toon
en een aparte woordenschat. Zelfs eindrijm wordt meer dan eens aangewend, ook
al gebeurt dat doorgaans met een ironisch effect. Kortom, Van Zonneveld plaatst
haar werk onmiskenbaar in een lange en prestigieuze literaire traditie, die van
de klassieke poëzie, maar ze brengt daarin wel eigentijdse accenten aan.
Dat is ook duidelijk
merkbaar in de thema’s die hier worden aangesneden. De dichteres neemt, zoals
zovele collega’s, haar eigen leven als uitgangspunt voor de meeste van haar
teksten. Jeugdherinneringen en de ervaring van de liefde zijn nooit veraf, maar
het meest ingrijpend is de leukemie die haar lang heeft achtervolgd. De ziekte
wordt opgeroepen in al haar hevigheid, maar ook de manier waarop de medische
wetenschap die lichamelijke tekortkomingen tracht te verbergen achter een
wetenschappelijk jargon wordt bekritiseerd.
Op die manier gaat het niet
enkel om de strijd van een individu tegen een ziekte – dan nog een ziekte die
door het eigen lichaam is gegenereerd – maar eveneens om de strijd tegen
onbegrip, zelfs tegen de taal. Van Zonneveld kiest dan ook bewust voor een
zekere afstand in haar toon. Lezers die geneigd zijn gedichten te lezen om er
vlotte emoties en medeleven uit te halen, zijn bij haar daarom aan het
verkeerde adres. Haar titel Leger kan bijvoorbeeld gelezen worden als een
verwijzing naar die strijd om het bestaan in medische zin, maar ook als een
comparatief van het adjectief ‘leeg’. Even relevant lijkt mij de betekenis van
‘leger’ als een dierenverblijf, een plaats waarin het ik zich kan nestelen.
Die
nadrukkelijke literaire inbedding van haar levenservaringen is ook in de andere
gedichten doorslaggevend. Of zij het nu heeft over de liefde of over haar
vader, de dichteres ziet die persoonlijke gebeurtenissen ontegensprekelijk in
een veel ruimer verband. Vaak neemt zij daarom haar toevlucht tot Bijbelse
verhalen, tot sprookjes en mythen om dat te onderstrepen. Doornroosje wordt
bijvoorbeeld getransformeerd tot een moderne passionele vrouw, Babel en de
verbanning uit het paradijs staan voor de zoektocht van het ik in een
allesbehalve vanzelfsprekende wereld, en ook de legendarische maar onbereikbare
liefde van Heloise voor Abelard krijgt hier een functionele plaats. Het zijn op
het eerste gezicht misschien zwaarwichtige referentiekaders maar ze dienen
vooral om het puur anekdotische niveau te overstijgen. Daarenboven worden ze
doorgaans op een vrij lichte, relativerende en speelse manier aangewend, eerder
dan als een poging om het eigen vers erudiet op te smukken.
Net door die combinatie van
speelsheid en het besef tot een culturele traditie te horen krijgt dit debuut
een aparte toon. Soms doet het denken aan performancepoëzie, maar op andere
momenten lijkt Van Zonneveld een soort van nieuwe Hester Knibbe of Gerrit
Achterberg. Maar bovenal komt zij naar boven als een geheel eigen stem. Soms
blijft ze nog te zeer steken in haar modellen, maar Leger is zeker een van de beste bundels die ik afgelopen jaar mocht
lezen.
Mieke
van Zonneveld: Leger, De Bezige Bij, Amsterdam 2017, 56 p. ISBN 9789023442790.
Distributie WPG Boeken
Meer besprekingen over VSB Poëzieprijs 2018
deze pagina printen of opslaan