Uitgever Johan Polak. Een naam als een klok, toch zeker in
de naoorlogse Nederlandse cultuurgeschiedenis. Een mythe ook, die van de grand
seigneur die hoogwaardige literatuur uitgaf zonder op de centen te letten.
Fijnproever. Mecenas. Amsterdamse Jean des Esseintes. Voortrekker van de
homobeweging. Koen Hilberdink is zijn biografie aan het schrijven en brengt een
prelude uit: Boekenmanie: de geboorte van Johan Polak als uitgever.
Daaruit blijkt hoe dichtbij en tegelijk veraf Polak van ons staat.
De centrale ervaring
in Polaks leven is de oorlog geweest. Geboren in 1928 maakt hij als tiener de
bezetting mee. Voor een kind in een welgesteld seculier Joods gezin zijn
die oorlogsjaren zonder meer traumatisch. In juni 1943 wordt het gezin Polak
opgepakt tijdens een razzia en naar het doorgangskamp Westerbork gevoerd. Johan
Polak zit daar acht dagen vast, tot hij en zijn familieleden gered worden door een
tussenkomst van de directeur van het familiebedrijf. Het gaat hem niet in zijn
koude kleren zitten dat hij door het oog van de naald is gekropen en nadien
moet onderduiken.
Van een normale jeugd is
eigenlijk geen sprake meer. Hij doet er na de oorlog vrij lang over om het
juiste spoor in zijn leven te vinden. De succesvolle fabriek Polak &
Schwarz, producenten van geur- en smaakstoffen, speelt daarbij een belangrijke
rol. De welvaart van de familie maakt het voor Polak makkelijker om zijn weg in
de kunsten te zoeken. Uiteindelijk begint hij aan een studie klassieke talen en
zal hij lesgeven. Enige urgentie is hem op dat pad vreemd. Het levert thuis ook
geen problemen op dat de jeugdige Polak begint te knoeien met literaire
tijdschriften en het uitgeven van boeken. Zelfs als die onderneming uitsluitend
mogelijk is dankzij familiaal mecenaat. Maar die financiële zekerheid doet geen
afbreuk aan de bezetenheid, de drang en het doorzettingsvermogen waarmee Polak
zich op de letteren stort.
Zijn grote wapenfeit in die periode is het editiewerk dat
hij verricht voor het verzameld werk (1951-1952) van Jan Hendrik Leopold,
bezorgd door P.N. Van Eyck. Leopold is het toonbeeld van de klassiek geschoolde
dichter die zich orthodoxe vormvereisten oplegt. Het zijn de antieken die de
voorkeur van Polak wegdragen. In het naoorlogse Nederlandse literaire landschap
is die voorliefde atypisch, zeker in vergelijking met leeftijdsgenoten van
Polak. Met modernistische nieuwlichters als Paul Rodenko voelt Polak geen
affiniteiten, integendeel. Met Rudy Kousbroek is de relatie al helemaal
ingewikkeld. Polak kent Kousbroek van de middelbare school, waar hun
vriendschap geen onverdeeld genoegen was. Als Kousbroek in 1950 mee het
legendarische blad Braak opricht en mee de Beweging van Vijftig vormt,
komt de tegenstelling met de classicus Polak helemaal op scherp te staan.
Biograaf Hilberdink heeft aan die poëtische veldslagen een
dankbaar onderwerp. Tijdschriften, manifesten en literaire oekazes volgen
elkaar in gezwind tempo op. Bij het neersabelen en ophemelen laat Polak zich
niet onbetuigd. Dat gaat vrolijk door tot Polak met het tijdschrift de Cartons
voor Letterkunde begint. In die periode leert hij Rob van Gennep kennen.
Die wordt eerst redactiesecretaris van Cartons voor Letterkunde en later
vertegenwoordiger bij Moussault, de uitgeverij van het tijdschrift. De
ontmoeting met Van Gennep zal bij Polak de doorslag geven om in 1962 met een
eigen uitgeverij te beginnen: Polak & Van Gennep.
Het relaas van het analoge literaire leven in de jaren
vijftig is even ontroerend als bevreemdend. Polak is geen bibliofiele
verzamelaar, maar een hartstochtelijke bibliofiel die op een dieet van boeken
en literatuur leeft. De essays die hij op het einde van zijn leven publiceerde,
getuigden van die haast spirituele omgang met het bedrukte papier en met de
grote klassieke schrijvers. Polak was op dat moment ook niet vrij van
cultuurpessimisme. Maar na het lezen van Boekenmanie is het duidelijk
dat hij daar ook op jonge leeftijd aan leed. Het lijkt erop dat het zijn
particuliere methode was om de angst en het geweld van de oorlog te
bezweren.
Op het moment dat Polak sterft,
in 1992, versnelt aan de andere kant van de oceaan Steve Jobs het einde van het
analoge tijdperk. Tijdens de laatste jaren van zijn leven zal Jobs de ene
analoge economie na de andere oppeuzelen. Na de muziek zette hij de aanval in
op de uitgeefindustrie. In beginsel stond voor Jobs een boek op hetzelfde niveau
als een koffiezetapparaat, het bureaublad op je scherm of de verpakking van een
iPhone. Het moest hyperfunctioneel en cool zijn. Het moest aansluiten bij het
gesloten circuit dat hij voor Apple-producten nastreefde, met een eigen
hardware en software. En het moest verkopen.
Het
contrast met Johan Polak lijkt immens, maar Polak en Jobs delen één cruciale
afwijking: vormfetisjisme. Het zou uitermate boeiend geweest zijn om te zien
hoe Polak met iTunes en de dematerialisering van de leeservaring was omgegaan.
Mijn gok is dat hij toch niet bijster veel had veranderd aan de manier waarop
hij in 1983 een uitgever definieerde:
‘Misschien ben ik wel uit pure frustratie uitgever geworden, want dit moet je
goed begrijpen: een uitgever kan niets. Een uitgever schrijft het boek niet.
Hij leest het boek niet, hij drukt het niet, hij bindt het niet, hij verkoopt
het ook niet want dat doet de boekhandel […]. Uitgevers zijn tragische mensen.’
Koen Hilberdink: Boekenmanie : de geboorte van Johan Polak als uitgever, Athenaeum
Polak en Van Gennep, Amsterdam 2012, 103 p. ISBN 9789025370008
Oorspronkelijk verschenen in De
Leeswolf 2013
deze pagina printen of opslaan