Er bestaan verschillende
soorten jungles, die van de exotische, ontoegankelijke tropische wouden of,
dichter bij huis, die van de voor buitenstaanders vaak even exotische
ontoegankelijke jungle van de grootstad. Ze kunnen wreed en meedogenloos zijn,
het gevaar loert achter elke boom of hoek. Of je kan er een idylle van creëren,
vanuit een haast kinderlijke onschuld. Rudyard Kipling vertederde zo de wereld
met Het jungleboek. Zijn eind 19de-eeuwse invalshoek is
onvermijdelijk die van de Britse kolonisator op het Indische exotisme. Ruim een
eeuw later reist Bhajju Shyam in de omgekeerde richting, naar de Londense
stadsjungle. Het jungleboek van Londen brengt een postkoloniale
invalshoek. Met traditionele Indische schilderkunst, vertelt Shyam zijn
door en door Indische visie op de grootstad: 'the empire paints back'.
Het jungleboek van Londen is een product van de Thaïse drukkunst. Bhajju Shyam
(geb. 1971) behoort tot de centraal-Indische Gond-volk. De schilderkunst kreeg
hij met de pap ingelepeld: zijn moeder beschilderde het huis op de traditionele
manier en hij mocht daarbij helpen. Toch was het nooit bewust de bedoeling dat
hij kunstenaar zou worden. Toen hij 16 was, moest hij het dorp verlaten om in
Bhopal werk te zoeken. Er was nl. niet genoeg geld om drie kinderen verder
school te laten lopen:
‘Een van ons had boeken, de andere het uniform en de derde
een tas. Als we één kind waren geweest, was het gelukt.’
Gelukkig kon Bhajju, na een
baantje als nachtportier, bij een oom in de leer gaan. Die oom was Jangarh
Singh Shyam, ‘de briljantste Gond-kunstenaar van zijn tijd, die ook de
Gond-kunst van de muren van de dorpen naar een groter publiek heeft gebracht.’
Gaandeweg oogstte Bhajju succes in heel India, en vanaf 1998 werd zijn werk
internationaal geëxposeerd. Een paar jaar geleden reisde hij naar London om als
'jungli' (zgn. ‘primitieve mensen zonder cultuur’) een chic Indisch restaurant
te beschilderen. De originaliteit van zijn visie en de diepzinnige observaties
maakten, dat hij gevraagd werd om zijn invalshoek op Londen te vertolken. Waar
zijn stam ooit door antropologen werd bestudeerd, kon hij nu de ex-kolonisator
bestuderen.
‘De Gonds omringen zich met hun kunst, die traditioneel op de lemen muren muren
van hun huizen wordt geschilderd. De vlakken wemelen van de symbolische
diagrammen, scheppingsverhalen, goden, godinnen, dieren, bomen en afbeeldingen
van het dorpsleven. Voor de Gond is kunst een vorm van gebed en ze geloven dat
degenen die een goed beeld zien, een gunstig lot wacht. Hun schilderijen zien
dus op hen toe bij alles wat ze doen. Gond-kunst houdt zich niet bezig met
realisme, perspectief, licht of driedimensionaliteit. Ze draagt eerder een
betekenis dan dat ze iets uitbeeldt, ontleent haar energie aan vloeiende
lijnen, ingewikkelde geometrische patronen en de symbolen die menselijke wezens
en het functioneren van de kosmos met elkaar verbinden. En aangezien de meeste
Gonds in het oerwoud wonen, nemen dieren een belangrijke plaats in hun
fantasie.’
Vanzelfsprekend zijn met de (inter)nationale bekendheid van de Gond-kunst ook
de technieken, materialen en het kleurenpalet met de jaren veranderd. Toch
blijft naast de marktgerichte kunstproductie in de steden, de traditionele dorpskunst
verder leven. De kunst van Bhajju wijkt dan ook af van de traditionele kunst
door evolutie en experiment, maar de essentie blijft overeind. Zo vertaalde hij
in zijn 'gedachten'-schilderijen de Londense wereld naar het symbolische
Gond-dierenrijk: hij transformeerde bv. de ondergrondse in een reusachtige
aardworm, Big Ben in een haanvormige klok en de Engelsen namen de vorm van
vleermuizen aan. Een wonderlijk bestiarium dat onvermijdelijk een ironisch
verband oproept met Rudyard Kiplings Het jungleboek, waarin een
(koloniaal) beeld opgeroepen werd van het leven in de Indische jungle. Met Het
jungleboek van Londen volgt Bhajju Shyams postkoloniale terugslag.
Maar ook zonder de
achtergrond, die je kan nalezen in het nawoord, kan je genieten van dit
niet-lineaire reisverhaal. De highlights worden uitgewerkt in kleurige
structuurvlakken die statisch lijken, maar waarvan een enorme dynamiek uitgaat.
Kronkelende strengen benadrukken voortdurend de onderlinge samenhang van de
gedachtewereld. De begeleidende tekst en de korte verbindingsverhalen werden op
punt gesteld door Sirish Rao en Gita Wolf (die ook het nawoord schreven) op
basis van Bhajju's verhalen.
Als besluit tot dit schitterende boek, schildert de
kunstenaar zich als traditionele bard (Bhujrukh), de geheugenbank van mythen en
liederen. Daarmee gaan Bhajju's verhalen op in de orale traditie van zijn volk
en profileert hij zich behalve als kunstschilder ook als bard. Hij lijkt zijn
Londens avontuur te transformeren in een bevestiging van zijn culturele
identiteit. Je zal hier geen directe kritiek op de westerse samenleving vinden,
maar het observatievermogen, de symboliek en de milde ironie (‘Cafés lijken
Engelse mensen vrij te maken.’) maken dat Bhajju als zgn. ‘jungli’ hier
duidelijk de overhand krijgt.
Het jungleboek van
Londen is niet specifiek voor
kinderen geschreven, maar de eenvoudige, sobere en beeldrijke teksten, en de
intrigerende prenten zijn zeker geschikt voor kinderen vanaf een jaar of tien.
Bhajju Shyam: Het jungleboek van Londen, Mets en Schilt, Amsterdam 2005, 48 p. ill.
Vertaling van The London Junglebook. ISBN 9053304371
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf 2005
deze pagina printen of opslaan