In zijn nawoord bij deze
uitgebreide, stevig gedocumenteerde en kritisch-afstandelijke biografie van
dichteres Alice Nahon (1896-1933) noteert Manu van de Aa:
‘De persoon Alice Nahon is groter dan haar werk. Het is een
boutade, maar men zou kunnen stellen dat Alice Nahon ondanks haar poëzie een
biografie verdient.’
Als dichteres is Nahon totaal verdwenen uit de literaire canon.
Daartegenover staat de immense populariteit die bundels als Vondelingskens(1920), Op
zachte vooizekens (1921), Schaduw (1928) destijds
kenden. De bundels die tijdens haar leven verschenen, kenden herdruk na
herdruk, en waren in totaal goed voor meer dan 250.000 verkochte exemplaren.
Duidelijk is dat Nahon in haar tijd erg geliefd was binnen de wereld van
schrijvers en critici.
De grote ommeslag kwam er in de
jaren '50 toen de vernietigende kritiek die Paul van Ostaijen schreef naar
aanleiding van het verschijnen van Keurgedichten (1926) (een bloemlezing
die bestemd was voor het onderwijs en ‘het minder koopkrachtige en zelfs het
minder ontwikkelde publiek’), ook werkelijk leek door te dringen in literaire
kringen, en meteen het beeld bepaalde dat nu al meer dan een halve eeuw
standhoudt en waarmee de poëzie van Nahon op haar werkelijke waarde wordt
beoordeeld. Van de Aa sluit hier op een wel heel directe manier bij aan:
‘Ik ben geen
liefhebber van de poëzie van Alice Nahon en ik ben het ook eens met de huidige
negatieve appreciatie van haar werk. Het literaire werk van de dichteres was
voor mij niet de aanleiding voor het schrijven van haar levensverhaal. De
mythe, het literaire fenomeen en de onconventionele vrouw Nahon waren dat wel.’
Van der Aa
maakt definitief komaf met het imago van het ‘weemoedig kwijnmeisje’ dat Nahons
levensverhaal doorkruiste. Dat zij aan tbc leed, blijkt bv. niet te kloppen.
Dat zij van sanatorium naar ziekenhuis werd verkast, klopt dan wel, maar blijkt
(ook) te maken hebben gehad met de benepen financiële situatie binnen het gezin
Nahon: voor haar vader was een mondje minder te voeden wel heel belangrijk.
Ook het beeld
van het brave katholieke meisje wordt onderuitgehaald: Van der Aa toont aan de
hand van archiefmateriaal aan dat Nahon, die zich maar al te graag in ‘het
volle leven’ stortte, een reeks minnaars heeft gehad, en dat haar
ziekenhuisopname in 1931 misschien wel te maken heeft gehad met abortus. Het
(ongepubliceerd gebleven) gedicht dat aanvangt met het vers ‘Mijn bruidegom die
schoonheid heet’ reikt hem een extra argument aan voor deze hypothese.
Het feit dat de mythe
rond Nahon zelfs tot in onze tijd in Vlaams-nationale en behoudsgezinde kringen
hardnekkig wordt verdedigd, wordt hier nadrukkelijk tegengesproken: ‘Haar
Vlaams engagement lijkt eerder romantisch dan idealistisch van inspiratie’.
Kortom: Van Der
Aa's levensverhaal over Nahon is allerminst reputatiebevestigend, maar een
gedegen en wetenschappelijk verantwoord voorbeeld van een biografie die de
feiten laat spreken.
Manu Van Der Aa: Ik heb de liefde liefgehad. Het leven van Alice Nahon,
Lannoo, Tielt 2008, 326 p. ISBN 9789020962536
Oorspronkelijk
verschenen in De Leeswolf 2008
deze pagina printen of opslaan