Een opvallende moderniteit
Oorlog
met de salamanders van de Tsjechische schrijver Karel Čapek (1890-1938)
werd in 2011 met de Groene Watermanprijs bekroond. Al na enkele pagina’s wordt
het je als lezer duidelijk waarom en de rest van de roman bevestigt dat alleen
maar. De roman leest opvallend vlot en eigentijds. Laat dat ook een compliment
zijn aan de vertaalster, Irma Pieper. Op geen enkel ogenblik heb je de indruk
een gedateerd boek te lezen — het verscheen oorspronkelijk in 1936. Het boek is
weliswaar getekend door de Europese politieke en economische situatie van de
jaren twintig en dertig: de crisis van het kapitalisme, de opkomst en de
ontwikkeling van het fascisme/nazisme enerzijds en het communisme anderzijds
als politieke alternatieven voor de democratie. Maar Oorlog met de
salamanders is meer dan een ideologische sleutelroman. De roman is voor
alles een literair werk van hoge kwaliteit. Čapek figureerde in de jaren dertig
niet toevallig op de lijst van Nobelprijskandidaten.
De roman begint met het verhaal
van de kleurrijke, brutale en dronken kapitein Van Toch, die tijdens zijn
zoektocht naar parels op een onooglijk Indonesisch eilandje een merkwaardige
ontdekking doet: een kleine populatie van een uitgestorven gewaande
reuzensalamander heeft in een lagune overleefd. Het gaat om de Andrias scheuchzeri.
De in 1725 door de Zwitserse natuuronderzoeker Johann Jokab Scheuchzer in
Zuid-Duitsland ontdekte versteende resten van een reuzensalamander, zorgden in
de wetenschappelijke kringen van de achttiende en begin negentiende eeuw voor
heel wat discussie. Scheuchzer zag in de fossiele resten niet meer of minder
dan het geraamte van een mens die de zondvloed had meegemaakt. Die opvatting
sloot aan bij een toenmalige ‘evolutietheorie’, die ervan uitging dat de
fossielen overblijfselen waren van dieren en planten die met de Bijbelse
zondvloed ten onder waren gegaan. Čapek laat zijn verbeelding los op de
hypothese dat de salamander een voorvader van de mens is geweest.
Kapitein Van Toch
ontdekt snel dat de reuzensalamanders slimme dieren zijn en de mens zonder
problemen kunnen imiteren, zelfs in het spreken. Om zich tegen hun natuurlijke
vijanden, de haaien, te beschermen, geeft Van Toch de salamanders messen in
ruil voor parels. Die initieel ogenschijnlijk onschuldige ontmoeting zal
uiteindelijk leiden tot een planetaire oorlog waarbij het mensengeslacht op het
punt staat te verdwijnen in een nieuwe zondvloed: de salamanders die zich in
enkele decennia tot vele miljarden hebben vermenigvuldigd, laten steeds meer
land in zee zakken om bewoonbare kustlijnen voor hun eigen soort te creëren. De
verre voorvaders van de mens worden zijn opvolgers.
Oorlog met de salamanders
wordt vaak vergeleken met beroemde dystopieën als Jevgeny Zamjatins Wij
(1924), Brave New World (1932) van Aldous Huxley en 1984 (1948)
van George Orwell. Er zijn zeker overeenkomsten: al deze boeken komen immers
tot stand in hetzelfde tijdsgewricht, dat geconfronteerd wordt met de opkomst
en de catastrofale gevolgen van totalitaire regimes waarin de techniek en de
technologie het menselijk bestaan organiseren en controleren. Een interessante
anekdote in dit verband is dat Karel Čapek beschouwd wordt als de uitvinder van
het begrip ‘robot’ — al gaf hij zijn broer die eer —, dat voor het eerst
opduikt in een roman uit 1920. Zijn expliciete afkeer van het nazisme uitte Čapek
in een aantal toneelstukken, en het communisme verwierp hij, onder andere in
een pamflet uit 1924, Waarom ik geen communist ben. Hij stierf enkele
weken nadat een deel van Tsjechoslovakije door nazi-Duitsland werd geannexeerd.
Zijn broer stierf in het concentratiekamp van Bergen-Belsen.
Toch zijn het vooral de
verschillen met hogergenoemde auteurs die in het voordeel van Čapeks roman
pleiten. Bij Zamjatin, Huxley en Orwell staat het individu tegenover een overmachtige
staat die geen enkele dissidentie toelaat. De wereld die Čapek oproept, is veel
minder ‘romantisch’, veel anoniemer en veel ambiguer. Wellicht is het
daarom dat het boek op dit ogenblik aanspreekt, al was het na zijn verschijnen
ook een succes. Zo blijft het onduidelijk waar de salamanders nu precies voor
staan. Ondanks het feit dat er in de roman veel over hen gepraat wordt, blijven
zij in hoge mate vreemd. Ze zijn vooral wat de mensen zeggen dat ze zijn. Oorlog
met de salamanders begint als een avonturenroman, maar explodeert al snel
in een parodiërende veelheid aan genres, stijlen en vertogen.
Het verhaal wordt niet rechttoe rechtaan
verteld. Geen chronologische of lineaire opbouw, geen (anti-)helden van wie we
de ontwikkeling volgen. Het personage dat als een soort van rode draad door de
roman loopt, is meneer Povondra, de portier van grootindustrieel G.H.Bondy. In
die functie is hij verantwoordelijk voor de ontmoeting tussen kapitein Van Toch
en Bondy. Zonder dat gesprek op een snikhete namiddag, zo realiseert zich
meneer Povondra meer dan eens, zouden de reuzensalamanders van kapitein Van
Toch een fantastisch verhaal zijn gebleven en nooit de wereld hebben veranderd.
Door toedoen van meneer Povondra gaat de romantiek van de avontuurlijke
ontmoeting over in de industriële productie en uitbuiting van de salamanders.
Van Tochs premodern verlangen naar parels transformeert — via een hilarische
Hollywoodparodie — in de moderne hebzucht van het grootkapitaal, die Čapek als
een nog grotere verwoestende kracht beschouwt dan fascisme en communisme. Nog
een van de redenen waarom het boek zo eigentijds leest. Het is een vlijmscherpe
analyse van het economische mechanisme van productie en consumptie dat op dit
ogenblik de hele planeet in zijn greep houdt.
Er zijn zeker inhoudelijke
vergelijkingspunten te maken met de totalitaire dystopieën van Orwell en
Huxley. Maar Čapeks roman heeft ook een plek in andere literaire genealogieën.
Čapek is meesterlijk in het parodiëren van allerlei genres en discoursen. In
dat opzicht maakt Oorlog met de salamanders deel uit van het grote
modernistische romanexperiment dat verbonden is met namen als Proust, Joyce,
Woolf, Musil en Mann. Net als deze auteurs is Čapek gevoelig voor de bewegingen
in de retoriek, de versplintering van de discoursen en de instrumentalisering
van de taal. Zijn werk als journalist zal niet vreemd geweest zijn aan die
gevoeligheid voor de constante veranderingen van de taal. Het verhaal van de
salamanders wordt het scherm waarop Čapek
de verschillende discoursen van zijn tijd (én van de onze) projecteert: exact
en pseudo-wetenschappelijke, journalistieke, antropologische, politieke,
economische, religieuze, psychologische, sociologische, juridische enz.
Die ironische en
zelfs cynische botsing van gezichtspunten, stijlen en genres is een literaire
krachttoer die Čapek met brio voltrekt. Met verbluffend gemak beweegt hij zich
tussen uiteenlopende stijlregisters. De opvallende moderniteit — in het nawoord
heeft de vertaalster het zelf over een postmoderne caleidoscopische
raamvertelling avant la lettre — zit in de constante verschuivingen in stijl en
genre, die iets blootleggen van de complexiteit van het begrip ‘werkelijkheid’.
Een groot deel van de roman (in het bijzonder het middendeel) bestaat uit het
naast elkaar plaatsen van documenten — vaak in verschillende
typografieën — uit de knipseldoos van meneer Povondra, voor wie het
verzamelen van allerlei artikels (zelfs in talen die hij niet kan lezen) over
de salamanders een ware obsessie is geworden. Die knipseldoos is een montage
van de verschillende en tegenstrijdige manieren waarop er naar de salamanders
gekeken wordt (humanistische, racistische, nationalistische, kosmopolitische
etc). Misschien is deze montagetechniek wel een literaire uitloper van Čapeks
vroege fascinatie voor het kubisme? Veel meer dan een sciencefictionroman is Oorlog
met de salamanders daarom een polyfone modernistische roman.
Karel Čapek: Oorlog
met de salamanders, Wereldbibliotheek, Amsterdam 2011, 286 p. ISBN
9789028423916. Vert. van: Válka s mloky door Irma Pieper. Distributie:
Elkedag Boeken
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf 2011
deze pagina printen of opslaan