Herman Teirlinck, in 1879 geboren in
Sint-Jans-Molenbeek, was een man die van vele markten thuis was en op diverse
gebieden grote invloed heeft uitgeoefend, onder meer als leraar en/of adviseur
van drie Belgische koningen (Albert I, Leopold III en Boudewijn). Maar zijn
naam leeft vooral voort in de theaterschool Studio Herman Teirlinck, die
uiteraard naar haar oprichter genoemd is. Het werd de hoogste tijd dat deze
literaire reus ook een biografie kreeg. Dat vond Stefan van den Bossche, die in
2005 al een puike biografie van Jan van Nijlen afleverde, ook.
Alle begin is
moeilijk, zo ook voor Herman Teirlinck. Na behoorlijke middelbare studies en
een geslaagd jaar geneeskunde aan de Université Libre de Bruxelles, kwam er tot
groot verdriet en nog grotere ergernis van Hermans ouders van studeren niets
meer terecht. Zonder dat ze het wisten, was hij naar Gent getrokken om er Germaanse
filologie te studeren, maar de artistiek aangelegde jongeling hing er liever
met zijn vrienden rond in de studentencafés of vermeide zich met zijn geliefde,
Mathilde Lauwens. Dat zij de dochter was van een Brusselse kroegbaas, zinde
moeder en vader Teirlinck allerminst.
Toch werden Herman en Mathilde
een echtpaar en ze zouden dat blijven tot aan haar vroegtijdige dood in 1928. De
biograaf noemt dit terecht een ‘bizar’ huwelijk. Teirlinck was erg dominant en
eiste dat zijn vrouw hem op alle gebied ter wille was, terwijl zijn eigen
gedrag veel te wensen overliet: hij was niet zelden dronken en spendeerde veel
tijd en geld aan buitenechtelijke affaires. Zijn tweede vrouw, Johanna
Hoofmans, met wie hij in 1931 trouwde, was een van zijn vroegere minnaressen en
hij koos voor haar ‘omdat zij van zijn vriendinnen net degene is die het best
kan koken’.
Het
zegt wat over Teirlincks levenshouding: een epicurist, die bovendien een
‘virtuoos van de gezelschapskunst’ was. Dat uitte zich naderhand in zijn
voorzitterschap of prominent lidmaatschap van verschillende verenigingen zoals
van het letterkundig gezelschap De Distel, de legendarische Mijolclub, de
Vlaamse Club in Brussel, maar ook van de Nationale Bond van Belgische
wipschutters. Terloops bouwde hij wel een immens netwerk op dat hem invloed
verschafte in de hele culturele wereld.
Ondanks al deze
nevenactiviteiten én een jarenlange carrière eerst als directeur van
meubelfabriek De Cunsel, vanaf 1938 als directeur van ‘Ter Kameren’, de
Nationale Hogere School voor Bouw- en Sierkunsten, en vanaf 1946 als leider van
de Studio van het Nationaal Toneel, heeft Herman Teirlinck verbazend veel
geschreven. Hoewel hij in 1956 met de Prijs der Nederlandse Letteren de hoogste
literaire onderscheiding in ons taalgebied in de wacht sleepte, haalde hij als
een van de weinige bekroonden de literaire canon van de KANTL niet.
En dat is
waarschijnlijk ook wel terecht. Daarvoor is Teirlincks oeuvre te ongelijk. Zijn
biograaf slooft zich uit om al zijn werken (voornamelijk romans en
toneelstukken) uitvoerig samen te vatten – wat geen sinecure was – en waardoor
potentiële nieuwe lezers van Teirlincks werk misschien wel wat zullen
afgeschrikt worden. En dan is er nog niets gezegd over de stijl van de
schrijver. Het ivoren aapje (1908),
een van zijn bekendste romans, werd door de kritiek als ‘gekunsteld en
geforceerd qua taal’ neergezet. Het kan best zijn dat dit en bijvoorbeeld Maria Speermalie (1940) of Rolande met de bles (1944) voorts
‘briljante’ boeken zijn, maar het zijn geen boeken ‘waarin mijn zijn hart kan
verliezen’, zoals Chris de Graaff ooit schreef. René Lissens noemde Teirlinck
een ‘orator, die het woord liefheeft om het woord […] Een prachtig speler soms
– maar als het doek valt, is de toover gebroken’.
Stefan van den Bossche zelf spreekt meermaals zijn grote
waardering uit voor de bundel Zon. Verzamelde
beschrijvingen (1906) en daar valt wel wat voor te zeggen. En uiteraard kon
Teirlinck alleen een cruciale positie verwerven in het culturele veld omdat hij
ook een belangrijk schrijver was en is. Maar tot de absolute literaire top
behoort hij achteraf bekeken niet.
Het staat buiten kijf dat Stefan van den Bossche een
titanenwerk verricht heeft, met het doorworstelen en verwerken van de berg
archiefmateriaal die ter beschikking lag en met de grondige lectuur van
Teirlincks omvangrijke literaire werk. Aan de verleiding om er een even
monumentaal boek van te maken, heeft hij niet kunnen weerstaan. De historische
overzichten waarmee het levensverhaal gelardeerd is, bieden voor mij geen
meerwaarde, evenmin als de lange samenvattingen. Maar de lezer heeft natuurlijk
altijd ‘het recht om bladzijden over te slaan’, dixit Daniel Pennac in ‘Les
droits imprescriptibles du lecteur’(in Comme
un roman, 1992).
Van den Bossche is er zeker in geslaagd een mooi beeld te geven van de
ongelooflijk veelzijdige, invloedrijke en interessante figuur die Herman
Teirlinck was. En dat is veel ruimer dan uit de achthonderd en enige woorden van
deze recensie blijkt, dus: lees die achthonderd bladzijden!
Stefan van den Bossche: Ge zijt
zoveel mensen geweest. Herman Teirlinck 1879-1967. Houtekiet, Antwerpen 2017,
824 p. ISBN 9789089246141. Distributie VBK België
deze pagina printen of opslaan