Poëzie

BOEKEN NR. 4, APRIL 2018

Inge Braeckman: Venus’ Vonken

door Dirk De Geest

Inge Braeckman is een van die dichters die grotendeels in de schaduw werkt aan een eigen en weerbarstig, eigenzinnig oeuvre. Haar publicaties zien vaak het licht in privéuitgaven op kleine oplage vooraleer ze bewerkt bij een echte poëzieuitgeverij verschijnen. Daardoor is het niet zo makkelijk om haar werk te vinden, maar gelukkig is er het Gentse Poëziecentrum dat de dichteres met enkele fraai uitgegeven bundels op de kaart heeft gezet.
 
De jongste loot aan de tak heeft de ronkende titel Venus’ Vonken meegekregen; de dichteres is inderdaad gul met hoofdletters en alliteraties. De bundel aarzelt niet toevallig tussen een meer klassieke vorm van poëzie (met regelmatige strofen en gedichten die in cyli zijn gegroepeerd) enerzijds en een meer modernistische opvatting anderzijds; van dat laatste getuigen onder meer een bevreemdende nummering en de opeenstapeling van structuurprincipes. Het lijkt een soort van gimmick maar hij verraadt wel hoe de dichteres zich bewust schatplichtig acht aan beide tradities.
 
In vergelijking met haar eerdere werk kiest Braeckman ditmaal wel voor een lyriek die wat minder compact is en daardoor een stuk toegankelijker. De beeldentaal die haar poëzie vanouds kenmerkt wordt wat vaker uitgelegd, en over het algemeen zijn de gedichten langer en opgebouwd volgens een gebruikelijke syntaxis. Dat betekent echter geenszins dat de dichteres zou kiezen voor realistische anekdotes, wel integendeel. De meeste gedichten zijn nog steeds gebaseerd op het principe van de beeldspraak, waarbij als het ware een meer ‘realistische’ en een ‘verbeeldende’ of ‘symbolische’ laag over elkaar schuiven. De wereld wordt zo getransformeerd, en niet toevallig is het motief van het beeld of het schilderij daarbij vaak aanwezig. Het gedicht wordt als het ware een kader waarin dingen worden geïsoleerd en uitvergroot, herleid tot contouren of geometrische vormen, omgevormd tot een spel van kleuren en lijnen.
 
Braeckman is inderdaad iemand voor wie sprekende details essentieel zijn. Tegelijk echter schrikt zij niet terug voor abstractie en schematisering. Net die spanning tussen het concrete en het abstracte verleent aan haar beste gedichten een bijzondere intensiteit. De reflectie op het eigen schrijfproces is daarbij vanzelfsprekend nooit ver weg: het schemerlicht wordt bijvoorbeeld
 
‘als met een voile
van goud belicht’, een ‘toegangspoort tot
notities over een elementaire
vorm en het wegwerken van
het tastbare zicht’
 
Op die manier richt de dichteres zich niet op het dichterlijke ik – dat is opvallend afwezig – maar vooral op wat achter de verschijnselen ligt: het absolute, het schijnbare, het sublieme. In sommige gelegenheidsgedichten krijgt dat programma een nogal alledaagse invulling, waardoor de beelden wat overdadig aandoen, maar de sterke gedichten stemmen tot nadenken. Venus’ Vonken vormt alleszins een mooie staalkaart van dit aparte dichterschap.
 
Inge Braeckman: Venus’ Vonken, Poëziecentrum, Gent 2018, 46 p. ISBN 9789056553272 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri