Sinds zijn debuut
heeft Jan Siebelink steeds getracht om zijn jeugd in kaart te brengen en meer
nog zijn diep gelovige en ongrijpbare vader in woorden te vatten. De
herinneringen aan zijn jeugdjaren en de rol die zijn vader speelde zijn immers
een steeds terugkerend thema in zijn inmiddels uitgebreide oeuvre. Maar nu --
na dertig jaar schrijverschap -- komt hij met zijn magnum opus op de proppen.
In Knielen op een bed violen doet hij immers een ultieme poging om het
levensverhaal van zijn vader uit de doeken te doen. In een brief aan zijn
uitgever verwoordde hij zijn schier onmogelijke missie als volgt:
‘Ik ben altijd bang
geweest om het complete verhaal te vertellen: het geleidelijke maar onstuitbare
afglijden van een zachtaardig maar in zijn
jeugd verwond man -- vluchtend in het zwartste calvinisme -- én het verdriet
dat hij in zijn naaste omgeving veroorzaakt. Het is ook het verhaal van een
grote liefde. Een man en een vrouw: de een wil overleven in het hiernamaals, de
ander in het nu.’
De roman vangt aan met een schets van de kinderjaren van vader Siebelink
(in het boek Hans Siever) in het veendorp Lothum. Reeds op jonge leeftijd
verliest hij zijn moeder. Zijn vader geeft hem weinig liefde en voedt hem met
ijzeren hand op. Al snel ontvlucht de zachtmoedige jongen het ouderlijke huis.
Hij volgt een opleiding tot tuinder en huwt zijn jeugdliefde. Als hij zijn
eigen kwekerij opstart, lijkt alles perfect te zullen worden. Maar de historie
ontbrandt letterlijk en figuurlijk op de dag dat hij een visioen krijgt waarin
God tot hem spreekt en hem opdraagt Zijn knecht te zijn.
Het tot dan toe idyllisch
aandoende gezinsleven verandert compleet. De man bekeert zich tot het strenge
calvinisme en treedt toe tot de paauweanen, een sekte waarvan de leden zich
erfgenamen van de reformanten noemen. Zijn vrouw en kinderen zien met lede ogen
aan hoe hun huis het decor wordt waarin 'broeders’, psalmen en boetepreken
declameren. De oudste zoon (alter ego van Siebelink) tracht de vader in
godsvrucht te evenaren door psalmen uit het hoofd te leren, de jongste zoon
rebelleert daarentegen volop tegen het strenge geloof. De moeder ten slotte
tracht wanhopig de familie bijeen te houden en de kwekerij van het
faillissement te redden. Het huwelijk brokkelt steeds verder af.
Knielen op een bed violen is een vreemde roman. Het verhaal komt traag op gang
met de naïef beschreven jeugdjaren. Met de vermeende lichtheid van een
streekroman zet Siebelink je echter op het verkeerde been. Het levensverhaal
van de protagonist wordt steeds grotesker: bizarre rituelen in schuren, vreemde
erediensten, karrenvrachten aan religieuze literatuur ten koste van het
huishoudgeld etc. Ondanks de bizarre, wereldvreemde levensloop van een man
wiens geloof zo extreem is dat het pathologisch genoemd kan worden, blijft de
verteltoon steeds sober en gematigd.
Zijn mededogen ten opzichte van
zijn vader is opmerkelijk, het is alsof Siebelink tijdens het schrijven zelf
tracht te ontdekken wat de man dreef en het mysterie voor eens en altijd tracht
te onthullen. Geen cynische afrekening met het geloof en de sekte van de
paauweanen dus, maar een genuanceerd en empathisch portret van een man wiens
lijden bijwijlen mythische proporties aannam. De postume hulde die Jan
Siebelink in Knielen op een bed van violen aan zijn vader brengt, is een
ultiem en aandoenlijk bewijs van de kracht van de liefde en de verbeelding.
Jan
Siebelink: Knielen op een bed violen, De Bezige Bij, Amsterdam 2018, 507 p.
ISBN 9789403104904. Distributie Standaard Uitgeverij
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf 2005
deze pagina printen of opslaan