Vertaald proza

BOEKEN NR. 6, JUNI 2018

Mihail Sebastian: Vrouwen

door Laurent De Maertelaer

De gevoelens van een ontnuchterde estheet
 
Vrouwen (1933) is het eerste in het Nederlands vertaalde fictiewerk van Mihail Sebastian (1907-1945), een van de succesvolste en belangrijkste Roemeense schrijvers uit het interbellum. Wie beter dan Jan H. Mysjkin — die eerder naast veel andere Roemeense literatuur het werk van Sebastians tijd- en landgenoot Max Blecher in ons taalgebied introduceerde— kon deze bundeling met vier verhalen rond de genadeloze rokkenjager en flierefluiter Ştefan Valeriu vertalen? Vrouwen spreekt aan door de uit het leven gegrepen dialogen, de sfeervolle observaties en de voor die tijd gewaagde sensualiteit.  
 
Sebastian werd geboren als Iosif Mendel Hechter en was van joodse komaf. Het pseudoniem dat hem wereldberoemd zou maken, gebruikte hij voor het eerst in 1926 voor een journalistiek stuk. In zijn lyceumjaren maakte hij kennis met de charismatische filosoof Nae Ionescu, die Sebastians baccalaureaat moest beoordelen en redacteur was van de populaire krant Cuvîntul (‘Het woord’). In de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog werd Ionescu berucht als antisemiet en vurig voorstander van het fascisme. Hij werkte een vreemde filosofie uit — een onorthodoxe mengeling van existentialisme, nationalisme en christelijke mystiek —  waarmee hij een grote invloed uitoefende op de leden van Criterion, een groep jonge intellectuelen die tussen 1932 en 1934 in Boekarest culturele activiteiten organiseerden in de lijn van  Ionescu’s ‘nieuwe spiritualiteit’.  
 
Toen Sebastian rechten en filosofie studeerde aan de universiteit in Boekarest gaf Ionescu hem de kans voor zijn krant te schrijven. Zo kwam de jonge Sebastian in contact met Criterion-leden, zoals Emil Cioran, Mircea Eliade en Eugen Ionescu (die later zijn naam verfranste tot Eugène Ionesco). Gezien Ionescu’s leer onder meer ‘een zuivering’ van Roemenië propageerde, mag het niet verwonderen dat hij ook zijn invloed liet gelden op de latere paramilitaire en fascistische IJzeren Garde.
 
In 1930 ging Sebastian voor anderhalf jaar studeren aan de Sorbonne in Parijs. Hij dweepte als francofiel met de literatuur van Marcel Proust, André Gide en Stendhal. Hij leidde er het zorgeloze leven van de intellectuele flaneur, maar was tijdens zijn verblijf in de lichtstad ook erg productief. Hij schreef er een feuilleton voor Ionescu’s krant (Brieven uit Parijs), een novelle (Fragmenten uit een gevonden notitieboekje, zijn fictiedebuut, gepubliceerd in 1932) en Vrouwen, dat in 1933 een bescheiden succes werd en in datzelfde jaar zelfs een herdruk kende. In Parijs begon Sebastian ook aan een van zijn bekendste boeken, Sinds tweeduizend jaar (1934, in augustus 2018 komt een Nederlandse vertaling uit bij De Bezige Bij). In dit dagboek in de vorm van een roman vlucht een joodse student van Boekarest tot Parijs in de jaren 20 voor een zich steeds wijder verspreidend en heftiger antisemitisme.  
 
Reeds in 1931 vroeg Sebastian aan Ionescu om een voorwoord te schrijven bij Sinds tweeduizend jaar. Zijn mentor was inmiddels volledig doordrongen van jodenhaat en maakte er een virulent antisemitisch en racistisch pamflet van. Dat Sebastian dit voorwoord desondanks toch liet opnemen, veroorzaakte een polemische storm. Voor de nationalisten was hij te joods, voor de joodse gemeenschap te Roemeens. In de bundeling essays Hoe ik een extremist werd (1935) gaf hij zijn visie op de eenzijdige en politiek gekleurde receptie van zijn roman. Ook in zijn dagboek (in 2007 vertaald — matig en helaas uit het Frans — door Julien Weverbergh als Dagboek 1935-1944, de alom gerespecteerde banaliteit van het kwaad) hing Sebastian een schrijnend beeld op van hoe de intellectuele elite van Roemenië afgleed tot een alomtegenwoordig en bijzonder heftig fascisme. Het dagboek werd pas in 1996 door Sebastians broer vrijgegeven: de publicatie sloeg in als een bom. Het dagboek, voor velen voor de joodse geschiedenis even belangrijk als dat van Victor Klemperer en Anne Frank, betekende voor Sebastian de internationale doorbraak.   
 
Vanaf het midden van de jaren ‘30 werden in Roemenië vele nieuwe antisemitische wetten van kracht. Zo diende Sebastian in 1935 zijn burgerlijke naam af te leggen. Hij werd twee jaar later uit de advocatenbalie gezet, mocht geen journalistiek werk meer schrijven en kreeg vanaf 1940 zelf een absoluut publicatieverbod opgelegd, wat hij omzeilde door onder schuilnamen te publiceren. Hij raakte geïsoleerd, verpauperde en werd bitter, maar slaagde er desondanks in nog twee romans te publiceren (De stad met acacia’s, 1935 en Het ongeval, 1940) en enkele toneelstukken op de planken te brengen (in Roemenië is hij nog steeds een geliefd theaterauteur). Sebastian kon ontkomen aan deportatie, maar kwam tragisch aan zijn einde toen hij bij het oversteken aangereden werd door een Russische vrachtwagen, enkele maanden nadat het Rode Leger Roemenië had bevrijd.  
 
In Vrouwen komt Sebastians jood-zijn niet aan bod. De vier verhalen (of novelles, zo u wil) waaruit deze ‘roman’ bestaat — in zijn voorwoord spreekt Mysjkin van een ‘valse roman’ — spelen zich af in een parallel universum, ver verwijderd van een religieuze of politieke realiteit. Liefde en verleiding staan centraal, het eeuwige, nooit vervelende kat-en-muisspel tussen man en vrouw. Elke novelle krijgt de naam van de vrouwelijke personages die er de dienst uitmaken. Het verbindende element tussen de ‘hoofdstukken’ is Ştefan Valeriu, een onvervalste donjuan en de man waar het uiteindelijk allemaal om draait. Knap is hoe Sebastian telkens het vertelperspectief wijzigt. De verschillende standpunten genereren bovendien een geografische en thematische diversiteit, van het stedelijke Boekarest en Parijs tot het landelijke van de Franse Alpen. Door Valeriu te kiezen als epicentrum waar alle verhaallijnen naar terugkeren, slaat Sebastian op subtiele wijze een brug tussen de ongelijksoortige geschiedenissen.
 
In het eerste hoofdstuk, getiteld ‘Renée, Marthe, Odette’, is het perspectief auctorieel. Een alwetende verteller beschrijft hoe de jonge Valeriu zijn vakantie doorbrengt in een Frans kuuroord, bij Grenoble. Hij heeft net examens in de geneeskunde afgelegd en zoekt rust en vertier aan de voet van de Alpen. In dit schilderachtig decor beleeft Valeriu korte maar intense romances met de drie vrouwen uit de titel. De drie vrouwen — die wel iets hebben van Tsjechovs Drie zusters — vertegenwoordigen elk een archetype, een leeftijdscategorie. Alle drie belichamen ze een mogelijke manier om lief te hebben. Renée is de deugdzame echtgenote, Marthe de wulpse moederfiguur en de achttienjarige Odette de jeugdige sensualiteit. Maar al snel toont Valeriu zijn ware gelaat: hij is een roofdier, enkel en alleen op zoek naar trofeeën.  
 
In het tweede verhaal ‘Emilie’ is Valeriu de ik-verteller. Hij is in Parijs, waar hij lijdt aan ‘een geheime melancholie’ die hij naar eigen zeggen heeft meegenomen na zijn vakantie uit het eerste verhaal. Via zijn vriendinnetje Mado maakt hij kennis met Émilie Vignou, een ‘mak dier’ met een ‘gebrek aan verbeelding’. Desondanks raakt Valeriu geïntrigeerd door Émilie, ‘een simpele ziel’ die nog maagd is. Zij beleeft een liefdesnacht met Valeriu’s oude schoolkameraad, de pummelige Roemeen Irimia, en raakt zwanger. Wanneer Valeriu abortus suggereert, slaat Irimia instinctief een kruis. In dit deel maakt Valeriu ook gewag van een liefdesrelatie die hij beleefde toen hij een plattelandsarts verving in Zuid-Frankrijk, maar zonder er dieper op in te gaan (‘dat is een ander verhaal’).
 
In ‘Maria’, het derde verhaal, is Valeriu de geadresseerde van een vlammende brief. Maria, de briefschrijfster, geeft een uitgebreide analyse van haar onbevredigende relatie met Andrei, een vriend van Valeriu, met wie ze op het punt staat te trouwen. Valeriu heeft haar op een balavond zijn ‘misplaatste liefde’ verklaard. In haar brief wijst ze hem terecht, omdat hij door zijn ‘verrassende verklaring’ de orde der dingen heeft ‘overhoopgegooid’. Opvallend in haar verhaal is hoezeer Andrei op Valeriu lijkt: hun beider verleidingskunsten doen volgens haar Rudolph Valentino verbleken.   
 
In ‘Arabella’, tot slot, komt Valeriu weer aan het woord. Een handvol verwijzingen koppelen terug naar de eerste drie verhalen, wat zorgt voor cohesie en tekstdichtheid. In dit verhaal bekijkt een rijpere Valeriu enkele foto’s uit de oude doos en mijmert over de liefdesaffaire die hij had met de circusartieste Arabella. Voor haar liet hij zijn job op het ministerie van volksgezondheid vallen en dook blindelings het avontuur in. Tegen alle verwachtingen in worden ze een variétékoppel: hij begeleidt Arabella op piano, zij zingt. Ze kennen veel succes in de cabarets en nachtclubs van Parijs, worden opgepikt in de boulevardpers, nemen zelfs platen op. Sebastian schetst een bijzonder sfeervol beeld van la vie de bohème in het Parijs van eind jaren 20, inclusief homoseksuele dichters, liederlijke schilders en een heuse partouze in het Bois de Boulogne. Door Valeriu’s jaloezie scheidt het koppel, na een hobbelig parcours. Arabella keert terug naar het circus.  
 
Sebastian heeft zich veelvuldig in interviews en gesprekken gedistantieerd van het personage Valeriu, met wie hij geen uitstaans wil hebben. In ‘Arabella’ laat hij zijn hoofdpersonage zeggen:  
 
‘Ik ben heel mijn leven een warhoofd en een eenzaat geweest, opstandig zodra een vrouw zich aan mij probeerde te binden, enkel en alleen begaan met de vrijheid over mezelf te beschikken, een vrijgezel uit predestinatie […]’  
 
Arabella is de enige die er in slaagt om Valeriu’s ‘roeping als liefdesvagabond’ te doorprikken, zo zegt hij zelf. Zij heeft hem van zijn ‘redelijke lotsbestemming’ verlost, waardoor hij opnieuw kan zijn wat hij altijd had willen blijven zijn: een jongeman. Hij is per slot van rekening een zwak mens, ten prooi aan zijn verlangens, zijn grillen en idee-fixen, genietend bijna van zijn eigen teloorgang. Arabella torent samen met Odette en Maria meters boven hem uit. Niet voor niets zou Sebastian een aantal van de vrouwelijke personages uit Vrouwen later een tweede leven geven in enkele van zijn toneelstukken. Valeriu verdwijnt voorgoed in de sluiers van de vergetelheid.  
 
Vrouwen
is een uitgelezen introductie tot het werk van een bij ons vooralsnog onbekend auteur. Hulde dus, aan de uitgeverij en de vertaler om deze in vele opzichten overvloedige roman in primeur onder de aandacht te brengen.
 
Mihail Sebastian: Vrouwen, Vleugels, Bleiswijk 2018, 140 p. ISBN 9789078627487. Vertaling van Femei door Jan H. Mysjkin 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri