Zijn wat je niet
bent
Wie
al eens in Brazilië is geweest, of in een ander land waar kakkerlakken met
grote verbetenheid bestreden (moeten) worden, zal verbaasd opkijken bij het
lezen van deze zin:
‘Ik wist dat walgen van een kakkerlak de fundamentele fout van leven was.’
Voor de
Braziliaanse schrijfster Clarice Lispector (1920-1977)
is deze walging het uitgangspunt van haar roman De passie volgens G.H. (1964), een bevreemdend boek dat tot de
hoogtepunten van haar oeuvre en van de literatuur van haar land wordt gerekend.
De zeer dichte tekst die de auteur in 1963 in enkele maanden tijd voortbracht,
was meteen het einde van een onvruchtbare periode die zeven jaar had geduurd.
Ze is inmiddels officieel gescheiden van haar echtgenoot-diplomaat, koopt een
appartement in Rio, en begint een verdiende erkenning te krijgen.
In een aan haar roman
voorafgaande ‘waarschuwing’ richt de schrijfster zich tot haar lezers, die een ‘volwassen
ziel’ moeten hebben en door het tegendeel van wat ze willen heen moeten. Deze
tocht doet iets met de taal: ‘Door die verdichterlijking werd de tekst, nu
zowel verhalend alsook poëtisch, bij wijze van spreken uitgegumd om de
verschijning van iets onbenoembaars mogelijk te maken. Het ding.’ Dat schrijft
muzikant Caetano Veloso in zijn woord vooraf. De auteur maakt een
‘ontpersoonlijking’ mee en worstelt met de taal om haar ervaring over te
brengen.
Er
zijn gelijkenissen met mystieke teksten, zoveel is zeker. Maar we moeten het
woord ‘mystiek’ met schroom hanteren. Volgens Van Dale gaat het in mystiek over
een hartstochtelijk streven naar de bijzondere vereniging van de ziel met God
en van God met de mens. Lispector leefde wel niet meer in het evident
christelijk geloof, maar wel in het intens katholieke Brazilië. Bovendien is
Lispector joods en zocht ze haar hele leven lang naar ‘de naam’ die in de
joodse mystiek zo prominent aanwezig is. Maar ze is een ‘averechtse mystica’
(zoals Luiz Costa Lima schreef), een ‘profane mystica’ die het religieuze wil
inlijven in de menselijke dimensie van de praxis, van het aardse handelen.
De passie volgens G.H. is helemaal
gekleurd door het motto van Bernard Berenson, de Amerikaanse kunsthistoricus,
schrijver en specialist van de Italiaanse renaissance: in het complete leven
identificeert het ‘zelf’ zich zo totaal met het ‘niet-zelf’ dat er geen ‘zelf’
is dat nog moet afsterven. Of om het in de woorden van Lispector te zeggen, aan
het einde van haar zoektocht en roman:
‘Ik was tot het einde (gekomen) van datgene wat ik niet
was. Ik ben wat ik niet ben. Alles zal in mij zijn als ik niet ben; want ‘ik’
is slechts een van de stuiptrekkingen van de wereld.’
Zo groot is Lispectors leven
geworden dat het ‘met betrekking tot het menselijke geen zin heeft’.
Dit radicale inzicht
heeft verregaande gevolgen voor de tekst. De auteur wil ‘het onbekende vertalen
in een taal die ik niet ken’. Het boek wordt als een roman voorgesteld, maar de
interventies van de ‘ik’ (de schrijfster) maken er bijna een geestelijk dagboek
van. Ook het begrip fictie wordt opgerekt, iets wat Lispector in vele teksten
doet. De relatie die de auteur (en de lezer) met de tekst onderhoudt is
essentieel bevreemdend. Psychoanalytische commentaren op Lispectors werk hebben
aangegeven dat ‘de vreemdeling’ centraal staat, dit is bij uitbreiding ook ‘het
andere dan het bekende’, het ‘onbekende’, ‘degene die nergens bij hoort’, ‘die
van elders is’. Ik ben die vreemdeling, houdt Lispector vol. Haar teksten
draaien niet om het unitaire, coherente, identieke ‘ik’, maar om het ‘ik’ dat
in een paradoxale positie staat: verdeeld, tegenstrijdig, verschillend van
zichzelf.
De
romanstof nu. Een doodgewoon en summier feit doet het leven van een vrouw
wankelen. Ze bevindt zich alleen in haar appartement in Rio en besluit een blik
te werpen in de kamer van de afwezige werkster. Daar ziet ze in de kleerkast
een kakkerlak zitten die ze tussen de kastdeur klemt. Uit het nog levende dier
komt een kleverig, witachtig slijm. Wat daarna komt is een volstrekt empirische
poging om een ontologie, een metafysica te ontwerpen. Lispector leidt niets af
uit vooraf vaststaande inzichten maar alleen uit haar ervaring, uit wat ze
ziet. Het vlees van de kakkerlak is de primordiale materie van de wereld,
zonder transcendentie, zonder het ‘derde been’ van de subjectiviteit.
De ontmoeting met het diertje veroorzaakt een radicale
verandering van de houding die de ‘ik’ tegenover zichzelf en de wereld
aanneemt. De kakkerlak is de enige weg
waaruit geboorte kan ontstaan. In het beestje herkent G.H. ‘de identiteit van
haar diepste leven’, haar eigen wortels. Wat haar bekend toescheen is eigenlijk
een bescherming tegen het onbekende. Over de kakkerlak schrijft ze
bijvoorbeeld: ‘Wat bij hem bloot ligt is wat ik bij mij verberg: van mijn bloot
te leggen kant heb ik mijn niet gekende binnenkant gemaakt.’ Uit de
confrontatie met het insect krijgt Lispector een opdracht: ‘het onbekende
vertalen in een taal die ik niet ken’. Ieder hoofdstuk begint met de laatste
zin van het voorgaande hoofdstuk. Zo schept Lispector een circulaire beweging
die van de tekst een doorlopende beweging maakt.
De schrijfster gaat in tegen de
gecodificeerde taal, ze maakt taal tegen taal, tegen de rede die de taal indekt
tegen het verrassende, overrompelende van de ervaring. Het dier staat dicht bij
de bronnen van het zijn, van een immanent in de materie aanwezige God, en het
heeft geen ziel dat het van de wortels van het zijn vervreemdt. Lispector zoekt
het onuitspreekbare op en doet dat door en in een taal die zowel poëtisch als
filosofisch is. De lezer wordt meegezogen in de paradoxale zoektocht van de
schrijfster. Lispector maakte een ‘levensboek’. Wie zich als lezer aangesproken
voelt (en zich door de niet schaarse verontrustende passages slaat), krijgt van
Lispector de kans in eigen ogen te kijken.
Clarice Lispector: De passie volgens G.H, De Arbeiderspers, Amsterdam 2018,
256 p. ISBN 9789029514194. Vertaling van A paixão segundo G.H. door
Harry Lemmens. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan