"Vele
jaren geleden", in het 18de-eeuwse Frankrijk van Lodewijk XV, leefde aan
de rand van het havenplaatsje Honfleur de gehate woekeraarster Bou-Bou Quiros,
die opzienbarend lelijk was. Verkracht door een voortvluchtige gevangene,
brengt ze Latour ter wereld, een duivels lelijk joch met respect afdwingende
ogen, dat door een fysieke afwijking geen pijn kan waarnemen. Juist het
ontbreken van dat fysieke pijngevoel maakt dat de opgroeiende Latour er
onnoemelijk door gefascineerd raakt. Het maakt dat hij zich afvraagt of hij
eigenlijk wel leeft. De lessen van Vader Martin -- de door anatomie
gefascineerde schoolmeester -- en diens oom Léopold -- een ex-anatoom die
dieren opzet -- introduceren hem in de wetenschap van vlees en bloed. Hij leest
werken van Vesalius en Vieussens en oefent door met een scherpe veren pen over
de contouren van de prostituee Valérie te tekenen.
Latour trekt samen
met haar naar Parijs, met in zijn zak een lijst van acht 'schuldenaars' die in
zijn ogen zijn aan paarse koorts overleden moeder vergiftigden. Latour neemt de
identiteit aan van een anatomiestudent en dient zich aan als leerling bij de
beroemde maar geroyeerde anatoom Rouchefoucault. Rouchefoucault heeft het
vooral begrepen op de functies en eigenschappen van de hersenen. Op basis van
de uiterlijke vorm van hersenen en schedel heeft hij zo'n 19 verschillende
menselijke eigenschappen in kaart gebracht, variërend van 'liefde voor
bloedverwanten' tot 'moraal'. Van negen heeft hij de bijbehorende hersenorganen
reeds ontdekt en hij engageert de belezen Latour om hem bij zijn levenswerk --
"een volledige indeling van organen en eigenschappen" -- te helpen.
Als Latours valse identiteit ontdekt wordt, neemt hij de benen. Via lichtekooi
Valérie ontmoet hij een van haar vaste klanten, de Markies de Sade, raakt in de
ban van een van zijn geschriften en treedt bij hem in dienst als bediende.
Latour onderwerpt zijn 'schuldenaars' aan een hersenonderzoek. Hij ontdekt de
organen voor een aantal eigenschappen, inclusief het centrum voor religieuze
gevoelens. Latour besluit een volledige catalogus te maken van alle
hersenonderdelen, want dan pas zal hij het pijncentrum ontdekken en een groot
anatoom worden. Latour en De Sade zijn één, ze nemen elkaars identiteit aan, ze
aanschouwen elkaars excessen. Beiden putten genoegen in de pijn van hun
slachtoffers die moeten lijden voor een hoger doel.
Het onderzoek dat
door inspecteur Ramon naar de slachtoffers van onze seriemoordenaar gevoerd
wordt, levert geen aanhouding op, al weet hij de zaak volledig te
reconstrueren. De aftakelende Latour heeft de kracht niet meer om zijn
slachtoffers te onderzoeken en vindt slechts bij toeval de oorzaak van pijn:
elektriciteit. Hij trekt zich terug in de psychiatrische instelling waar De
Sade verpleegd wordt om zijn memoires te schrijven, die niet echt van de grond
komen. Als De Sade, die onder een pseudoniem het slachtofferlijstje afsluit,
een natuurlijke dood sterft, blijft Latour niets anders dan zijn verworvenheden
en falen voor zich te houden en in alle stilte zijn eigen natuurlijke einde af
te wachten.
De catalogus van Latour dient zich aan
als een filosofisch getinte thriller. Hoewel die elementen aanwezig zijn,
situeert het boek zich eerder in de lijn van Patrick Süskinds historische
zintuigroman Het parfum.
Nikolaj Frobenius: De catalogus van Latour, Ambo Amsterdam, 1998, 235 p. ISBN 9026314698. Vertaling van Latours katalog doorJanke Klok en Annemarie Smit
deze pagina printen of opslaan