Vertaald proza

Emile Zola: Hoe men sterft

door Marijke Caris

Met de naam Zola en de titel Hoe men sterft kondigt het nieuwe boekje uit de ‘Perlouses’-reeks dadelijk zijn onderwerp aan: het zal over sterven en begraven gaan, in Frankrijk, op het einde van de negentiende eeuw. Men sterft zoals men geleefd heeft, luidt het eenvoudige uitgangspunt. Maar de naturalist Zola wil die stelling ook ‘wetenschappelijk’ bewijzen. Dat doet hij in vijf verhalen, alle vijf met nagenoeg dezelfde opzet en als cruciale variabele de sociale afkomst van de stervenden. 
 
Zo lezen we achtereenvolgens over de adel, de hoge burgerij, de kleine middenstand, de arbeiders en de boeren. In het ‘verslag’ van zijn experiment haalt Zola evenwel zijn sterkste schrijfkunsten boven, wat hem in het nawoord de ronkende titel ‘magiër’oplevert. Zeker is in elk geval dat Zola’s taal en opbouw uitermate efficiënt zijn en dat wij, in de vertaling van Martin de Haan en Rokus Hofstede, van al dat fraais niets moeten missen. Laat me enkele voorbeelden geven.
 
Zola’s beeld van de adel is even snedig als suggestief. Voor de buitenwacht wordt de reputatie in ere gehouden, maar achter gesloten deuren floreren vooral de eigen pleziertjes. Terwijl bij de uitvaart van graaf de Verteuil ‘de eindeloze rij rouwwagens, bijna allemaal leeg’, onder grote belangstelling en met veel gedruis door de straten rijdt, ‘heeft gravin De Verteuil, die thuis is gebleven, zich opgesloten in haar vertrekken met als officiële reden dat ze gebroken is van smart. Liggend op een chaise longue speelt ze met de pompon van haar ceintuur en kijkt opgelucht en dromerig naar het plafond.’
 
Bij de arbeiders gaat het zoontje dood. De armenzorg komt, te laat! De buurvrouw ‘biedt aan om brood en vlees te gaan halen […] De uitgehongerde Morisseaus schrokken het eten naar binnen naast de dode, van wie ze in het donker het bleke gezichtje zien. De kachel snort, het is behaaglijk. Af en toe worden de ogen van de moeder vochtig. Dikke tranen vallen op haar brood. Wat zou Charlot het lekker warm hebben gehad! Wat zou hij graag worst hebben gegeten!’ De soms nuchtere, soms dramatische taal van de verteller en de aandoenlijke gedachten die zo uit het hoofd van de vader en de moeder komen, wisselen elkaar af. Het ritme is strak, met veel korte of door komma’s onderbroken zinnen.
 
De oude boer uit het laatste verhaal is als een eik, als een oud paard gaat hij stilletjes dood. De vrouwen en kinderen rekken als kippen nieuwsgierig hun hals uit. Omgekeerd is er ook ‘een behoedzame, schrandere haan, die wel weet dat het niet de gewoonte van de oude man is om na zonsopgang op bed te blijven’. Met gezond boerenverstand zijn ze allemaal gezegend. Het verhaal wordt zeer gewaardeerd. Twintig jaar na de eerste versie heeft Zola het voor een nieuwe publicatie herzien (de versie die de vertalers gebruiken). Hij scherpt zijn pen, vervlecht, ritmeert, typeert. Dat hij een ‘boodschap’ wilde brengen, is hij bijna vergeten. Hier is Zola op zijn best.
 
Emile Zola: Hoe men sterft, Voetnoot, Amsterdam 2011, 75 p. ISBN 9789078068594. Vertaling van Comment on meurt door Martin De Haan en Rokus Hofstede. Distributie EPO
 
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri