Er zijn weinig
auteurs die het kunnen én durven: jezelf helemaal blootgeven in een boek,
daarin een heikel maatschappelijk thema aansnijden en dan ook nog eens niet het
populaire, politiek correcte standpunt verdedigen. Ted van Lieshout heeft op
heel dappere wijze zijn nek uitgestoken. Mijn meneer is zijn relaas over
de relatie die hij als elfjarige jongen had met een volwassen man.
Met dit boek wil de auteur het
door stereotypen overheerste en vergiftigde debat over pedofilie weer van enige
nuancering voorzien. Dat is een gewaagde opdracht, en een zeer moeilijke
evenwichtsoefening. Want Van Lieshout wil en kan pedofilie niet goedkeuren,
maar weigert eveneens de rol van slachtoffer op te nemen. In zijn nawoord zegt
hij: ‘Ik vind dat wat mij in mijn
jeugd is overkomen verkeerd was en dat mijn meneer het risico niet had mogen
nemen dat ik beschadigd zou raken, los van of ik daadwerkelijk beschadigd
raakte of niet. Maar van het gebeuren zelf heb ik geen spijt en als ik het uit
mijn leven kon wissen, zou ik dat niet doen. (…) Ik ben van mening dat deze
ervaring, samen met alle andere, ervoor heeft gezorgd dat ik ben geworden wie
ik ben, en dat wijs ik niet af.’
Hoewel
waardevol als pleidooi voor een genuanceerd debat dat kindermisbruikers niet
blindelings stigmatiseert als de verzinnebeelding van het pure kwaad, is dit
een moeilijke boodschap. Want al bij al kun je zeggen dat de kleine Ted geluk
heeft gehad. Hij had om te beginnen een minder aardige pedofiel kunnen treffen.
Zijn meneer dwingt op geen enkel moment. En het kind in dit verhaal is een
buitenbeetje met een sterk karakter en een ontluikende voorkeur voor mensen van
hetzelfde geslacht. Hoewel naïef en geremd omwille van opvoeding, heersende
moraal en leeftijd, vindt hij in de relatie met zijn meneer dingen die hem
aanspreken. Aandacht, en tederheid, en de overtuiging dat hij bijzonder is.
Van Lieshout kiest consequent
voor het perspectief van kleine Ted. Die vertelt zijn verhaal in brieven aan
Maria, wier verwaarloosde kapelletje hij onderhoudt. Stilistisch een sterk
stukje literatuur, omdat de auteur er het hele boek lang in slaagt om de stem
van dit jongetje overtuigend te laten klinken, met al zijn onbewuste
onhebbelijkheden erbij. Zijn kinderlogica is levensecht, nu eens hilarisch, dan
weer schrijnend onschuldig. We volgen zijn gedachten en kunnen niet ontsnappen
aan zijn beleving en interpretatie van de feiten. Dit levert confronterende
literatuur op.
Van Lieshout krijgt zijn lezer niet alleen zo ver dat die zich helemaal
innestelt in zijn jonge ik-verteller, hij slaagt er ook in hem mee te krijgen
op momenten dat dat moreel niet zou mogen. Zijn meneer verleidt de kleine Ted,
heel zachtjes, heel geleidelijk, en de lezer wordt mee verleid. Gedeeltelijk.
Want natuurlijk zit er in het achterhoofd van de volwassen lezer altijd het
besef dat meneer niét is zoals Ted hem ziet, of toch niet helemaal. Het is deze
superbe vorm van dramatische ironie die het hele boek draagt. En ondanks die
ironie slaag je er toch niet in meneer werkelijk een smeerlap te vinden. Omdat
kleine Ted dat ook niet doet. In zijn nawoord bekent Van Lieshout dat hij als
kind echt geloofde, al was dat misschien een misvatting, dat dit een vorm van
liefde was. De tederheid en de verbondenheid die er groeit tussen de man en
‘zijn’ jongetje zijn tastbaar aanwezig in het verhaal. Het is precies deze
magistrale, maar ongemakkelijk mix die de lezer confronteert: met zichzelf, met
de maatschappelijke mores, met het publieke debat.
En
Van Lieshout maakt het zichzelf niet gemakkelijk. Enerzijds fictionaliseert en
verandert hij volop essentiële feiten in het verhaal omdat hij voor geen geld
de identiteit van zijn meneer te grabbel wil gooien. Anderzijds heet zijn
hoofdpersoon wel Ted en staat er een foto van hemzelf als elfjarige op de cover
van het boek. ‘Zeer mooi,’ vond Van Lieshouts moeder. ‘Alle pedofielen zullen
het zeker kopen.’ Een betere illustratie van de problemen die met dit werk aan
de oppervlakte komen, kun je niet bedenken.
Nog
voor de publicatie van het boek regende het interviews in kranten en
tijdschriften. Van Lieshout mocht langslopen bij De Pauw en Witteman, was te
horen op Klara en kreeg een reportage in Het uur van de wolf, die integraal aan
het ontstaan van dit werk was gewijd. Op zijn blog regende het reacties van
steun en afkeuring, en op een bepaald moment gingen een anoniem slachtoffer en
een anonieme pedofiel er verbaal zowat met elkaar op de vuist. Alle mogelijke
partijen in het debat probeerden het boek te claimen of wilden het veroordelen.
De waarde van het kind en de rechten van het individu leken soms diametraal
tegenover elkaar te staan. Het pleit voor Van Lieshout dat hij er beleefd onder
blijft en zich consequent houdt aan wat van in het begin de bedoeling was: het
boek zijn verhaal laten vertellen, niets meer, niets minder.
De eerste druk van Mijn meneer
verkocht uit in minder dan twee dagen. ‘Dat is me met mijn eerder werk nog
nooit overkomen,’ stamelde de verbaasde auteur op zijn blog. Laten we hopen dat
dit magistrale boek de aandacht voor dat eerdere werk ook weer wat aanscherpt.
Want dat een auteur als Van Lieshout pas wordt opgemerkt en naar waarde geschat
als hij van doelpubliek verandert, zegt óók heel veel over de waarde die wij
kinderen in deze maatschappij toedichten.
Ted van Lieshout: Mijn meneer, Querido, Amsterdam 2013, 253 p. ISBN 9789021446684. Distributie L&M Books
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf 2013
deze pagina printen of opslaan