Poëzie

Kira Wuck: Finse meisjes

door Patrick Peeters

Op het voorplat van deze bundel staat een als vrouwelijk identificeerbare figuur voor een groene wand met een deur. Haar gezicht zit verborgen onder een pluchen, zwart-witte konijnenkop met grote, roze oren. In haar armen houdt ze een echt konijn met een even zwarte en witte vacht als die van haar konijnenkop. In de bundel staat een gedicht met de verzen:  
 
‘Wat is het ergste wat je gedaan hebt, vroeg hij
een konijn vergeten uit de zon te halen
ik wist niet meer of het expres gebeurde
wel dat de kamer naar verkoolde worst ging ruiken
 
Ik legde mijn melktanden onder een kussen
maar kreeg er nooit een knaagdier voor terug’.  
 
Wat in deze gebalde verzen op magistrale wijze samengebracht wordt aan kinderverdriet is ontluisterend:  schuldbesef, onzekerheid, twijfel, het kinderlijk geloof in magie (dat nog vaak terugkeert in andere gedichten in deze bundel) om de wereld naar de eigen hand te zetten, het doordringen van het besef dat dat niet altijd werkt en daarmee ook de groeiende bewustwording van de aanwezigheid van verlies in een mensenleven. Het konijn in dit gedicht voert ons echter opnieuw naar het beeld op de cover. De vrouwelijke figuur doet een poging om op een konijn te lijken en smeedt er op die manier een band mee: ‘er zijn mensen die ik als familie beschouw / omdat we op elkaar zijn gaan lijken’. De hele bundel lijkt op een zoektocht naar mogelijke familiebanden.
 
Finse meisjes
, de debuutbundel van Kira Wuck, verscheen in november 2012 en was meteen een schot in de roos. De dichteres won dat jaar het Nederlands kampioenschap Poetryslam, de bundel bezorgde haar de Lucy B. en C. W. van der Hoogtprijs 2013 en bovendien wordt ze nu ook genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs 2013. In een interview in NRC Handelsblad verklaarde ze: ‘Ik wil dat mijn werk boven het autobiografische uitstijgt, autobiografische literatuur vind ik niet interessant.’ Nochtans is die autobiografische inslag bijzonder sterk aanwezig in deze bundel.

Finse meisjes opent immers met een cyclus van zeven gedichten onder de titel ‘Familie’. De pers en de flaptekst laten niet na te melden dat Kira Wuck de dochter is van een Indonesische vader en een Finse moeder, die ze beiden op jonge leeftijd verloor. De bundel maakt meteen duidelijk dat de dichteres zich vooral met de moederskant van haar levensgeschiedenis weet te identificeren: de bundel is opgedragen aan iemand met een Finse naam (Enni Taimi) en opent met een Fins gezegde als motto: ‘Als drank, roet en sauna niet helpen is de ziekte dodelijk.’ In deze cyclus passeren niet alleen haar overleden vader en moeder, maar ook de oma uit Finland. Zij introduceert een andere wereld en het besef van anders-zijn, maar biedt ook de mogelijkheid tot identificatie in een gedeelde intimiteit.
 
Als het regent op zondag
regent het bij ons anders dan bij anderen
de lucht is droger en de kat laat zich niet aaien
Vroeger hadden we een kijkgat in de schutting
daarachter gebeurde het
Vanuit de achtertuin zie je waar de vaat zich opstapelt
wat de afstand is tussen geliefden
als ze elkaar net niet raken
Intimiteit is erachter komen dat je met iemand
naar hetzelfde punt staart
zoals naar mijn ouders
die voor de zoveelste keer de muren witten
 
Uiteindelijk is dit de spanning die de hele bundel doordringt: het individu dat in zichzelf besloten is en de wereld bekijkt vanachter een ‘kijkgat in de schutting’, stelt zich open voor relaties met anderen in de identificatie, maar houdt die tegelijkertijd op een zekere afstand omdat verlies inherent is aan het leven en dus verwacht wordt. In het titelloze gedicht waaruit de titel van de bundel komt, luidt het: ‘Finse meisjes zeggen zelden gedag / maar zijn niet verlegen of arrogant / je hebt alleen een beitel nodig om dichtbij te komen’. De relatie met de ander is per definitie problematisch, omdat identificatie en afstand houden begrenzingen nodig hebben die moeilijk te beheersen zijn.
 
Hoewel de thematiek van de bundel diep tragisch is door een opeenstapeling van scènes van verlies, vertrek, loslaten, afscheid nemen, eenzaamheid, drankzucht en geweld, heeft de bundel een verraderlijk luchtige toon. Niet zelden heeft de lezer de neiging te grimlachen om de tragikomische directheid van versregels die op verdwaalde statements lijken. Het gedicht ‘Overblijvers’ stapelt dergelijke dubbelzinnige verzen op elkaar. Het gedicht ensceneert een aantal situaties in een café-restaurant. Een kunstenaar die zich concentreert op het geluid van de ventilator, vraagt eerst of hij iemand naar huis kan brengen en keert zich dan naar de vrouwelijke verteller met de vraag of ze wil dansen: ‘Ik zeg: we zijn gesloten’. Deze mededeling, gebruikelijk in een café waar het sluitingsuur is aangebroken en niemand meer bediend wordt, wijst net zo goed naar de afwijzing van seksuele avances als naar het in zichzelf besloten willen blijven van de verteller. De milde ironische houding die hieruit blijkt, slaat echter nergens in deze bundel om in cynisme.
 
Finse meisjes is een beloftevol en sterk debuut. In deze bundel combineert Wuck de directheid van versregels op een podium met de suggestie van een ondergrondse betekenislaag die zich niet meteen bij het beluisteren of lezen van een gedicht openbaart. De vaak bijzonder scherp geformuleerde regels gaan in hun onderlinge combinaties binnen een gedicht en de bundel in zijn geheel allianties aan die slechts langzaam doordringen. De herkenning van de ontreddering die zich dan van de lezer meester maakt, is confronterend. Wuck heeft met Finse meisjes een antidotum toegevoegd aan het rijtje van mogelijke medicijnen tegen een dodelijke ziekte in het Finse gezegde.
 
Kira Wuck: Finse meisjes, Podium, Amsterdam 2015, 51 p. ISBN 9789057595455. Distributie Elkedag Boeken
 
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri