Poëzie

BOEKEN NR. 9, OKTOBER 2018

Biografie en bloemlezing uit het werk van een taalvirtuoos: De wervelende wereld van Johan Andreas Dèr Mouw

door Bart Vonck

De filosoof en dichter Johan Andreas Dèr Mouw (1863-1919) is weer in de actualiteit opgedoken. De filosoof is dood, de dichter is springlevend. Bewijs van dat laatste is Mijn taalorkest, de bloemlezing die Jan Kuiper van Dèr Mouws gedichten maakte. En het eerste wordt duidelijk uit het standpunt dat in Alleen in wervelende wereld, de eerste serieuze Dèr Mouwbiografie wordt ingenomen. Dat beide boeken door dezelfde uitgever gelanceerd worden, zal wel geen toeval zijn. Een aanwinst is het zeker want Dèr Mouws poëzie staat als een huis uit de negentiende eeuw dat nog steeds luxueus en zeer bewoonbaar blijkt.  
 
Het zou wellicht niet misstaan Dèr Mouw te vergelijken met Guido Gezelle (1830-1899); beiden zijn even poëtisch, even spiritueel (ook in de religieuze - en de erotische - betekenis), even springlevend in hun virtuoze teksten. Als je Dèr Mouws lange en formeel perfecte gedicht ‘DAT ben jij’ leest (45 pagina’s in de nieuwe bloemlezing!), en daarin het belang van de natuurbeschrijving (alleen al dat vaak opduikende ‘hagedisje’, bijvoorbeeld) ervaart, blijkt de sprong naar Gezelle en diens aanwending van de natuurelementen, voor de hand liggend. Ik citeer Dèr Mouws eerste strofe:
 
 ‘’k Zit klein op grote hei.
Zilv’rig drijft over mij
een wolkje, spits, voorbij:
’t lijkt net een visje.
En warm en zalig ligt
in ’t zomermorgenlicht
ginds ’t blauwe vergezicht,
hier ’t hagedisje.’
 
Dèr Mouw was een geleerde duizendpoot en een bijzonder intelligent en ‘uitzonderlijk iemand’. Hij beheerste de klassieke talen (zijn eigenlijke vakgebied), maar las ook Sanskriet en bleek filosofisch zeer beslagen. Hij bezat ook een ‘naar verluidt indrukwekkend wiskundig inzicht’. En, naast dat alles was hij tevens een ‘uitstekend docent en pedagoog’. In moreel opzicht was hij zijn tijd vooruit. Hij was waarschijnlijk biseksueel en had, naast zijn vrij kille huwelijk, avonturen met vrouwen. En hij werd vaak op jongemannen verliefd. Bij een van hen, Victor van Vriesland, zou de liefde niet wederkerig zijn en Dèr Mouw in een diepe crisis storten, maar de latere literator Van Vriesland heeft steeds benadrukt wat een weldaad Dèr Mouws vriendschap voor hem is geweest.
 
De biograaf staat voor twee fundamentele problemen. De bronnen zijn schaars (soms zelfs onbestaande) en bijna altijd onbetrouwbaar-vooringenomen. Bovendien blijft het personage mysterieus. Er zijn enkele, zeer partijdige getuigenissen (die de biograaf moet deconstrueren), maar daarop bouw je geen biografie. Lucien Custers heeft in een statige taal grondig werk verricht. En bij niet meer op te vullen leemten van de nood een deugd gemaakt. Zo wordt de pedagogische carrière van Dèr Mouw aangegrepen om de geschiedenis te schetsen van het Nederlandse onderwijs, dat op het eind van de 19de eeuw naar een grondiger en beter georganiseerd niveau moest worden getild; niet zonder daarin de rol van de pedagoog-filosoof Dèr Mouw te verduidelijken.  
 
Die achtergrond is belangrijk omdat Dèr Mouws leven grondig dooreengeschud wordt als hij in 1904 betrokken is bij een nog altijd niet volledig opgehelderde zaak aan het Gymnasium van Doetinchem. Alles draait rond het tegen betaling verstrekken van examenvragen en de toen gangbare praktijk van het geven van bijlessen. Bepaalde leerlingen worden door bepaalde leraren begunstigd. In het geval van Dèr Mouw kwam daar nog zijdelings - en zonder openbare beschuldiging of bewijs - bij dat hij (platonisch?) verliefd was geworden op een van leerlingen (de zoon van de rector van het gymnasium nota bene) met wie hij, in wederkerige tevredenheid, veel meer tijd doorbracht dan voor de bijles noodzakelijk was. Dèr Mouw wordt weggestuurd en ziet zo een einde komen aan zijn onderwijscarrière. Voortaan moet de filosoof met publicaties en lezingen in zijn levensonderhoud en dat van zijn familie voorzien. Het conflict zal in zijn verdere leven voor diepe crisissen en depressies zorgen.

De biograaf geeft een secure beschrijving van Dèr Mouws filosofische publicaties, ideeën en contacten. De latere dichter was sterk beïnvloed door de Duitse filosoof Von Hartmann die een transcendentaal idealisme verdedigde. De hamvraag luidt: bestaat er in de buitenwereld een correlaat van wat we in onze voorstellingen, in onze geest kunnen beschouwen? Dèr Mouw was ervan overtuigd dat het Ding-an-sich onafhankelijk van het subject moest bestaan.  Als filosoof leunde Dèr Mouw sterk op Duitse bronnen. Een echt oorspronkelijk filosoof kun je hem niet noemen. Maar zijn zoektocht zal uiteindelijk uitmonden in een allesomvattende religieuze ervaring, die van de Brahman (de kosmische ziel in het hindoeïsme), die de dichter als volgt beschrijft:
 
‘In diepst geluk bewustloos,
door heet verlangen rustloos,
leeft elk schijn-ik zijn hemel of zijn hel:
maar Brahmans wetende ogen
zien eeuwig onbewogen
de wezenloosheid van Zijn wereldspel.
Nu lach en leed vergleden,
is ’t of ik geen verleden,
geen toekomst heb: in de onbeweeglijkheid
van heilig Nu geborgen,
waar gist’ren is noch morgen,
voel ‘k, Brahman, in Uw Zijn mijn eeuwigheid.’
 
In 1913 beleeft Dèr Mouw een zware crisis (met een zelfmoordpoging en internering tot gevolg). De liefde voor Van Vriesland was niet wederkerig, alles werd daardoor in dorheid gevangen. Lucien Custer ontleedt omstandig de oorzaken van de crisis, en geeft zo diep inzicht in Dèr Mouws zielenroerselen, en in zijn wedergeboorte als ‘pupil van Brahma’. Dat het omstreeks 1912 plots losbarstende dichterschap daarmee verbonden is, wordt duidelijk. Dèr Mouw had al vroege verzen geschreven (tussen 1881 en 1885), maar wat nu loskwam was daarmee niet te vergelijken. Custers ontleedt ook Dèr Mouws relatie tot de Tachtigers.
 
Wat mij zo boeit in Dèr Mouws dichterschap is, naast de taalvirtuositeit, de verbondenheid van het spirituele met het dagelijkse, ook in de beeldtaal. Verheven woorden staan naast concrete, directe ervaringen, onder meer in de volgende bekende eerste strofe:  
 
‘’k Ben Brahman. Maar we zitten zonder meid.
Ik doe in huis het en’ge dat ik kan:
‘k gooi mijn vuilwater weg en vul de kan;
maar ‘k heb geen droogdoek; en ik mors altijd.’
 
In de bloemlezing die Jan Kuiper samenstelde, vinden we daarvan vele voorbeelden. Kuijper gaat in zijn nawoord natuurlijk ook na hoe technisch-verfijnd Dèr Mouws gedichten (overwegend sonnetten) zijn: ‘Het resultaat is adembenemend - het maakt ‘Brahma’ tot de Himâlaya van de Nederlandse literatuur.
 
Lucien Custers: Alleen in wervelende wereld. Het leven van Johan Andreas Dèr Mouw (1863-1919), Vantilt, Nijmegen 2018, 352 p. ISBN 9789460043666
Johan Andreas Dèr Mouw, Jan Kuijper (sam.): Mijn taalorkest. Een ruime keuze uit ‘Brahman’, Vantilt, Nijmegen 2018, 183 p. ISBN 9789460043819
 
Distributie Pelckmans Uitgevers





deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri