Nederlands proza

BOEKEN NR. 5, MEI 2019

Yves Petry : De geesten

door Johanna Cassiers

Mark Oostermans werkt voor Dokters Zonder Kleur. Na de breuk met zijn vriendin Kristien vertrekt hij naar kamp Bilonga, een vluchtelingenkamp in West-Afrika. Daar leert hij de eigenzinnige en drankzuchtige dokter Jeroen Ullings kennen: een ex-Jezuïet die ernaar streeft zich van elke pretentie, elke hint van schone schijn, te ontdoen. Net daarom koos hij voor kamp Bilonga. Zijn werk daar is ‘manifest hopeloos’: elke dag redt hij mensenlevens zonder dat hij de illusie koestert dat de wereld er beter van wordt. Zijn tegendraadse ideeën brengen hem niet enkel in conflict met Margot, de derde arts in het kamp, maar uiteindelijk ook met de lokale bevolking. Het is dan ook slechts een kwestie van tijd voor het noodlot toeslaat.
 
Mark is een stille, wat meegaande man. Een man van de wetenschap. Toch heeft hij ook een kunstzinnige, passionele kant. Tijdens zijn studententijd vatte hij een intense liefde voor klassieke muziek op. Zijn beleving van de stukken van Bach en Beethoven voelde zo oorspronkelijk en authentiek dat het hem toescheen dat die stukken speciaal voor hem geschreven waren. Het leek alsof de muziek hem in contact bracht met een betere, echtere versie van zichzelf. Maar al snel krijgt Marks nuchtere, redelijke kant de bovenhand: ‘Het was uiteindelijk niet meer dan een vage bevlieging. Een nogal onrijpe verwachting omtrent mezelf.’ Hij zet zijn doktersstudies verder. Dit aanpassen van je authentieke zelf aan de verwachtingen van de buitenwereld en de tijdsgeest, is exact wat Jeroen weigert nog langer te doen. Pas wanneer je het collectieve, ‘passieve’ denken inruilt voor je eigen, oorspronkelijke en mogelijks zeer afwijkende gedachten, kan je écht leven. Pas dan verander je volgens hem van toeschouwer in deelnemer.
 
Personages lijken bij Petry voornamelijk vehikels om ideeën vorm te geven. Dat doen ze bij voorkeur aan de hand van een ononderbroken monoloog. Dialogen zijn dan ook grotendeels afwezig in De geesten. Mark aanhoort de uitweidingen van anderen vrij passief. Wanneer hij toch weerwoord biedt, is dat gewoonlijk achteraf en enkel in zijn eigen gedachten. Zelfs de occasionele ruzie wordt in monoloogvorm gevoerd. Dit zet natuurlijk de thematiek van het boek in verf: mensen staan alleen met hun gedachten, hun ‘geest’, en hoe minder mainstream die gedachten zijn, hoe groter de afstand tot anderen. Uitzondering is de dialoog tussen Jeroen en de legercommandant van de N’gali, de plaatselijke bevolking. De N’gali zijn niet opgezet met de hoeveelheid vluchtelingen die er in kamp Bilonga wordt opgevangen. Al helemaal niet meer nadat er een N’gali in het kamp werd vermoord. Het leger komt zogezegd om deze moord te onderzoeken, maar maakt van de gelegenheid gebruik om het kamp te plunderen. Terwijl Mark met knikkende knieën toekijkt, maakt Jeroen de legercommandant in onbedekte termen duidelijk wat hij van deze schijnvertoning vindt. Wellicht is het ook geen toeval dat deze zeldzame ‘botsing’ van gedachten desastreuze gevolgen heeft.  
 
Er mag dan thematische relevantie zitten achter het feit dat de personages in De geesten eilanden zijn die maar moeilijk de brug naar elkaar kunnen slaan, de houterige dynamiek tussen hen komt het verhaal niet altijd ten goede. Er is tussen de personages weinig chemie, weinig uitwisseling, weinig confrontatie. Wat er tussen hen speelt wordt niet zichtbaar in hun directe interactie. Indien nodig wordt dit achteraf in – jawel – monoloogvorm opgehelderd. Zo wordt de ware toedracht van Margots gevoelens voor Mark pas duidelijk in een brief die ze hem na haar vertrek uit kamp Bilonga schrijft. Dit voelt toch meer aan als een noodoplossing dan als een stilistische zet.
 
Ook qua compositie vallen niet alle puzzelstukjes in elkaar. In het eerste deel van het boek zoomt Petry in op Marks leven vóór Dokters Zonder Vakantie en op de relatie met zijn ex- vriendinnen, Petra en Kristien. Kristien en haar broer Jasper kennen we uit Petry’s vorige roman, Liefde bij wijze van spreken (De Bezige Bij 2015). Ook Petra’s ouders, een drankzuchtige maar gevatte huisvrouw en een ‘semipsychopathische’ hartchirurg, worden opgevoerd. Het zijn interessante personages, maar ze lopen een beetje verloren in het verhaal. Mogelijk zien we hen terug in een volgende roman, maar binnen dit verhaal heeft Petry moeite met het doseren van hun rol.  
 
Het helpt niet dat hij daarbij ook nog in herhaling valt. Zo komen Marks ideeën over Petra’s relatie met haar vader (hoe ze hem verafgoodt en de schuld voor de relatieproblemen van haar ouders volledig bij haar moeder legt) wat verderop in het verhaal integraal terug in het betoog dat Petra’s aangeschoten moeder tijdens het huwelijk van haar dochter afsteekt. De tweede helft van het boek zoomt in op kamp Bilonga, op de eigenzinnige ideeën van Jeroen en de tragische escalatie die daar (deels) het gevolg van is. Samenhang tussen de twee delen is er niet echt.  
 
In de laatste bladzijden van het boek spreekt Mark Kristien toe. Kristien, zo stelt hij, is degene die hem ertoe gebracht heeft voor Dokters Zonder Vakantie te gaan werken. Zij moet nu degene zijn die hem helpt zijn trauma te verwerken, degene die begrijpt wat Jeroen voor hem heeft betekend. Hij wijst haar ook op de gelijkenis tussen ‘zijn’ Jeroen en ‘haar’ Jasper. Het lijkt of Petry op de valreep nog snel wat verbanden wil leggen tussen de twee delen van zijn boek. Het heeft iets weg van een filosofisch traktaat. Nog eens wordt duidelijk hoe moeilijk Petry het vindt om dingen gewoon te laten gebeuren. Om te geloven dat de lezer er ook zonder zijn expliciete duiding iets van kan maken.
 
Dat de namen van Petry’s hoofdpersonages slechts enkele letters verschillen van Mark Cloostermans en Jeroen Vullings, critici die niet onverdeeld positief waren over zijn vorige roman, wordt door verschillende recensenten nogal lauw onthaald. Het lijkt een weinigzeggend gebaar. Petry noemt het in een interview in De Morgen (26.02.2019) een voodooritueel dat hij nodig had om zichzelf op te peppen bij het schrijven. Toch zou je dit ook kunnen zien als een glimp van datgene wat we in De geesten zo vaak moeten missen: chemie, confrontatie, het botsen van ideeën. Maar het blijft bij die glimp. In hetzelfde interview zegt hij dat de namen er verder weinig toe doen, dat hij vooral een neus wilde zetten ‘naar al die literaire critici die nog slechts praten over boeken op het niveau van Goodreads’. Heel jammer. Ook schrijvers kunnen eilanden zijn.
 
Yves Petry: De geesten, Das Mag, Amsterdam 2019, 309 p. ISBN 9789492478818

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri