Schrijver Thomas Mann
is halverwege de dertig wanneer hij op vakantie in Venetië een jonge knaap
ontmoet. De historie inspireert hem tot het schrijven van een van de bekendste
novelles uit de westerse literatuur: De
dood in Venetië, waarin het niet Mann zelf is, maar Gustav von Aschenbach
die de jongen ontmoet. En die, juist omdat hij niet Mann zelf is, net iets
verder kan gaan in zijn adoratie voor het kind, die niet louter platonisch
blijkt te zijn.
Ivo Van Hove, topregisseur bij
Toneelgroep Amsterdam (nu ITA, oftewel Internationaal Theater Amsterdam), vroeg
Ramsey Nasr, naast schrijver ook acteur bij het gezelschap, om op basis van De dood in Venetië een theatertekst te
schrijven. In de uiteindelijke voorstelling zou het overigens Ramsey Nasr zelf
zijn die de rol van Gustav von Aschenbach op zich neemt.
Nasr ging dus graag op Ivo Van
Hove’s vraag in, maar was nog nooit in Venetië geweest. Tijd dus om daar
verandering in te brengen. Hij brengt zijn tijd door op San Girogio Maggiore,
een zo goed als onbewoond eilandje (er wonen enkel een paar paters), recht
tegenover het oude centrum van Venetië. Van op dat eiland begint hij te
schrijven aan zijn theaterbewerking.
Mijn dood in Venetië
is de neerslag daarvan. Het boek bestaat uit twee delen: eerst geeft Nasr een
verslag van zijn queeste weer, vervolgens wordt de uiteindelijke theatertekst
afgedrukt. Het is een interessante formule, toch voor wie ze zoals Nasr
beheerst, want theaterteksten op zich zijn zelden echt interessante lectuur, ze
staan vaak slecht op zichzelf, eenvoudigweg omdat ze daar niet voor gemaakt
zijn. Door het schrijfproces te documenteren krijg je als lezer een inzicht in
de achterkant van de theatertekst, en dat maakt van Mijn dood in Venetië een bijzonder lezenswaardig document.
De uiteindelijke theatertekst, die het tweede deel van het
boek omvat, leest door wat eraan voorafging als een cadeau. Nasr slaagt er
meesterlijk in om alle lagen samen te brengen. Het gevecht tegen de dood, de
onverzadigbare drang naar schoonheid, de knapenliefde als een oeverloos
verlangen om de leegte en de eenzaamheid te verdrijven.
Want Nasr toont zich een begenadigd analist, voor wie de
zoektocht naar wie Thomas Mann nu eigenlijk was, grondig verweven is met het
hier en nu. Mann is enerzijds een personage uit vroegere tijden, een archaïsch
type dat op geen enkele manier meer past in onze tijd. Maar anderzijds voelt
Nasr zich ook zelf wel een soort Thomas Mann, een figuur die eeuwig lijkt te
worstelen met het conflict tussen de wereld buiten hem, een wereld vol strijd
en onrechtvaardigheid, en de wereld in hem, onophoudelijk gericht op het
sublieme en de schoonheid van kunst en literatuur. Zo zie je Nasr zitten, op
zijn quasi privé-eiland, afgeschermd van (maar uitkijkend op) de werkelijkheid
en gravend in het verleden, en op die manier vooral zoekend naar zichzelf.
Ramsey Nasr: Mijn Dood in Venetië, De Bezige Bij, Amsterdam
2019, 174 p. ISBN 9789403143309.
Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan